FACTCHECKER

Nu blijkt dat hij naast de topbaan bij de NAVO grijpt, trakteert Pieter De Crem ons in de aanloop naar de verkiezingen op enig borstgeroffel. ‘Op [premier Elio] Di Rupo na ben ik de enige minister die alle parlementaire vragen tijdig beantwoordt’, zei de minister van Defensie in De Morgen. Hij deed dat nadat Kamerlid Wouter De Vriendt (Groen) hem had verweten diens plan te ‘saboteren’ om de commissie Legeraankopen, waarvan De Vriendt voorzitter is, ook de legerverkopen te laten controleren. ‘Van respect voor het parlement gesproken’, complimenteerde De Crem zichzelf.

Ere wie ere toekomt?

De statistiek ‘schriftelijke vragen met vertraging’ van de website van de Kamer, geeft aan van wel. Ministers krijgen twintig werkdagen om schriftelijke vragen van parlementsleden te beantwoorden. Als enigen in de federale regering hebben Di Rupo en De Crem dat tijdig gedaan voor elk van de respectievelijk 126 en 748 vragen die ze kregen.

In totaal heeft de regering 87 procent van de vragen bijtijds beantwoord. Prijken op het schandpodium in aflopende volgorde: staatssecretaris Philippe Courard (Sociale Zaken en Wetenschapsbeleid, PS; 470 vragen waarvan 34 procent te laat beantwoord); minister Annemie Turtelboom (Justitie, Open VLD; 1283 vragen, 25 procent te late antwoorden); en minister Monica De Coninck (Werk, SP.A; 800 vragen, 22 procent te laat).

Ter verdediging voeren de drie respectieve woordvoerders onder meer aan dat hun baas bovenal degelijke antwoorden wil. Kwaliteit gaat voor op kwantiteit dus. Hoe zit dat bij De Crem? Theo Francken (N-VA), lid van de commissie Defensie, noemt de kwaliteit van De Crems replieken ‘hoog’ en prijst de minister ook omdat die ‘regelmatig opduikt in het parlement’ om mondelinge vragen te beantwoorden. De Vriendt beaamt dat, ‘maar als het er echt toe doet, antwoordt De Crem ontwijkend’. Waarover Francken: ‘Als ik een ontwijkend antwoord krijg, stel ik de vraag opnieuw mondeling.’

Transparantie kun je niet afleiden uit het tijdig repliceren op schriftelijke vragen. Maar wat dan wel? ‘Dat De Crem hier een erezaak van maakt’, zegt politicoloog Carl Devos (UGent). En dat zijn departement zich ertoe leent, beaamt Jan Deltour, de ervaren directeur van het wetgevend secretariaat van de Kamer: ‘Het leger is centralistisch georganiseerd en de lijnen met het kabinet zijn kort. Ministers zijn politiek verantwoordelijk. Ze kunnen hun volle gewicht in de schaal werpen of niet, maar ze zijn niet altijd meester over de gegevens die ze nodig hebben. Als Justitie een vraag krijgt over het aantal seponeringen, moet die informatie van de verschillende parketten komen. En zo hangt Overheidsbedrijven bijvoorbeeld af van de NMBS en bpost.’

In de Vlaamse regering legt alleen minister Joke Schauvliege (Milieu, Natuur en Cultuur; CD&V) dezelfde adelbrief voor als Di Rupo en De Crem. Niks vertraging. Maar los van het departement kun je aan twee schriftelijke vragen meer werk hebben dan aan driehonderd andere samen, benadrukken experts. Of ministers vaak naar het parlement komen en zo ja, hoe ze de mondelinge vragen daar beantwoorden, zegt bovendien even veel (of weinig) over hun ‘respect’ voor de volksvertegenwoordiging als de tijdspanne waarbinnen ze schriftelijke vragen beantwoorden.

Conclusie:

Cijfers zeggen lang niet alles. Maar omdat uit statistieken van de Kamer blijkt dat Pieter De Crem en Elio Di Rupo de enige federale ministers zijn die geen enkele schriftelijke vraag te laat hebben beantwoord, beoordeelt Knack de stelling als waar.

WAAR

Jan Jagers

‘Op Di Rupo na ben ik de enige minister die alle parlementaire vragen tijdig beantwoordt’ Minister van Landsverdediging PIETER DE CREM (CD&V), in De Morgen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content