Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Het kwam niet echt als een verrassing. De leegloop van de prestigieuze Nederlandse uitgeverij Meulenhoff was door ingewijden al jarenlang voorspeld: de verzakelijking van het boekenvak heeft de innige band die altijd heeft bestaan tussen uitgevers en schrijvers teloor doen gaan. Het koesteren en pamperen van schrijvers is de taak geworden van de ‘redacteur’ – het manusje-van-alles op de uitgeverij dat hun manuscripten ontvlooit en hun tranen droogt als de recensies tegenvallen. Wanneer zo’n redacteur het aan de stok krijgt met het management en besluit een eigen uitgeverij uit de grond te stampen, kost het hem weinig moeite om ‘zijn’ auteurs daar mee naar toe te nemen. Dat is wat nu bij Meulenhoff is gebeurd – er blijft nauwelijks nog een schrijver van betekenis over. Marcel Möring, een van de schrijvers die te kennen heeft gegeven dat hij Meulenhoff wil verlaten, vergeleek de literaire wereld ooit met het ecosysteem van een oceaan: ‘Wij schrijvers zijn het plankton. Maar als het plankton ermee ophoudt, heeft de haai een probleem. We hebben handen om te schrijven en voeten om weg te lopen, en die gaan we gebruiken.’

Vroeger – vroeger was een uitgever een heer. Iemand als L.J. Veen zag zichzelf toch in de eerste plaats als de toegewijde dienaar van Couperus. De legendarische Geert van Oorschot ging nog persoonlijk zijn prachtboeken rondventen. Boekhandelaars keken met angst en beven uit naar zijn bezoek – want wee de cultuurbarbaar die niet op zijn minst vijf exemplaren van de nieuwe Richard Minne afnam!

In de jaren tachtig traden ook in het boekenvak de managers aan. Types over wie het verhaal ging dat ze maar één boek per jaar lazen: het jaarverslag. Ze deden in boeken alsof het doperwtjes waren. Er werden rendementseisen gesteld: jaarlijks zo’n twintig tot vijfentwintig procent op het geïnvesteerd vermogen. Voor een literaire uitgeverij is dat een vrijwel onmogelijke opdracht, want tegenover die ene bestseller staan al die onverkoopbare dichtbundels. Een uitgever kan nooit op korte termijn denken, want zoals de historicus Geert Mak ooit zei: ‘Schrijvers zijn bloemkolen. Die moeten langzaam gekweekt worden.’ Uitgeversgiganten als Elsevier en Wolters-Kluwer besloten dat er betere manieren waren om geld te ‘maken’, en deden hun boekenbranche van de hand. Literaire uitgeverijen gingen schuilen onder de paraplu van grote mediaconcerns als PCM of de Weekbladpers Groep. Maar ook daar lopen de marketingmensen natuurlijk met eurotekens in de ogen rond.

Dat moest slecht aflopen, voorspelde Jeroen Brouwers in zijn boekje De rode telefoon (1997). ‘Het Nederlandse uitgeverswezen, na zichzelf eerst te hebben bolgeblazen, is thans bezig aan zijn uitholling. De grote kladderadatsch zal niet lang meer op zich laten wachten.’ Volgens de ex-redacteuren van Meulenhoff was het bij hen zover. En Brouwers heeft er nog een tweede voorspelling aan toegevoegd: ‘De eerste dupes zullen al die in Hollandse ogen zo matig-rendabele Vlaamse schrijvers zijn. Alsook die uit Monopoly-drift overgenomen Vlaamse uitgeverijen. Al die Vlaamse schrijvers en uitgevers zullen op zekere dag in een der Amsterdamse grachten op een vlot worden bijeengedreven en van de kade geduwd. Zij drijven terug naar hun dorpen en negorijen beneden de grote rivieren – de Noord-Zuidbrug over die rivieren is voor de zoveelste keer ingestort.’

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content