De inkomenssteun aan boeren daalt.

Een landbouwer moet niet alleen kunnen zaaien en maaien. De succesvolle agrarische ondernemer kan ook overweg met melkquota en andere productieplafonds plus de lucratieve verhandeling van die rechten en hij vindt zijn weg in de doolhof van Europese premiestelsels. Die landbouwer is zijn computer meester, of hij huurt een dure gespecialiseerde boekhouder of hij doet een beroep op de Boerenbond als belangenbehartiger onmisbaar, maar te velde niet steeds geliefd, omwille van de inhalerigheid van zijn commerciële nevendiensten.

Het hervormd Europees landbouwbeleid is nu vijf jaar oud. In die tijd kon het de dure boterbergen, melkplassen en vleesstocks grotendeels opruimen en het aandeel van de landbouw in de uitgavenbegroting van de Unie tot onder de helft terugschroeven. Inmiddels vormde de dollekoeienziekte evenwel een financiële strop en kost de varkenspest ook veel geld.

Toch evolueert de landbouw gestaag naar een vrije markt met vraag en aanbod, wat de productieoverschotten uitschakelt. Op een ongelukkig moment misschien, nu de wereld neigt naar een tekort aan voedingsproducten. Maar goed, dat kon Europa vijf jaar geleden niet voorspellen.

Het nieuwe landbouwbeleid bouwt de ondersteuning van de landbouwprijzen geleidelijk af. Tegelijk compenseert het de boeren voor de prijsdalingen via rechtstreekse inkomenssteun. Dat zijn premies voor het rundvee en subsidies per bewerkte hectare in de akkerbouw (voor graan, maïs, koolzaad, erwten en bonen, maar niet voor suikerbieten en aardappelen). De bekommernis dat de landbouw te veel produceert blijft Europa hoog zitten. Bijgevolg weigert het premies aan de (grote) landbouwer die geen deel van zijn land laat braakliggen, en aan de veeboer die zijn weiden overbezet met dieren. Op die manier lijkt het Europees landbouwbeleid een kwestie van geven en nemen.

BRAAKLEGGEN BRENGT OP

De graanprijzen krompen de jongste drie jaar met zo’n 30 procent. Dat zijn dan wel de interventieprijzen, waartegen Europa aankoopt : prijzen die lager liggen dan de marktprijzen. Bij de Boerenbond heet het niettemin dat graan zaaien zonder inkomenssteun verlieslatend is. De boeren krijgen dus een compensatiepremie per bewerkte hectare. Naargelang van de streek bedraagt die 10.000 tot 15.000 frank, wat staat voor een kleine helft van de interventieprijs.

De (grotere) boer die verplicht (op straffe van premieverlies) land laat braakliggen, krijgt zelfs meer. Op die grond kan hij wel gewassen telen voor de productie van biobrandstoffen, smeerolieën of voor de verfindustrie en zelfs al eens aardappelen. Als dat maar keurig aan de hand van een stafkaartje en meer en meer via een luchtfoto aan de bevoegde overheid is meegedeeld. Wegens de toenemende schaarste op de wereldmarkt halveerde Europa de braaklegging tot vijf procent.

De Europaprijs voor rundvee daalde de jongste drie jaar met telkens vijf procent. De producent kreeg daar bovenop nog met het prijsdebacle op de markt af te rekenen, ten gevolge van de dollekoeienziekte. Maar ook de rundveehouder ontvangt dus directe steun. Die beloopt voor een stier 5.000 à 6.000 frank (eenmalig) en voor zoogkoeien (in de vleesproductie) jaarlijks 7.000 frank plus tot 2.000 frank toeslag als ze niet te dicht bij mekaar lopen. Die laatste premierechten kan een boer zelf gebruiken, maar ook verkopen en zelfs verhuren.

De Europese ministers van Landbouw hebben de compensatiepremies voor 1997-1998 nog niet vastgelegd. Naar traditie gebeurt dat op de valreep in juni in een nachtelijke raadszitting, op de vooravond van de vakantie en het nieuwe landbouwseizoen. Maar zo goed als zeker daalt de directe inkomenssteun aan de landbouwers. De Europese Commissie vindt dat de voorbije jaren goed waren voor de landbouw, de sector kan wat inleveren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content