8 maart is weer Internationale Vrouwendag. Een goed moment om stil te staan bij het feit dat de hoofdrolspelers in onze samenleving nog steeds oudere witte heteroseksuele mannen zijn, zegt de Nederlandse feministe Kirsten van den Hul. ‘Macht is een mannenmonopolie.’
Jonge vrouwen die zich feminist noemen zijn dun gezaaid. Kirsten van den Hul is een talentvol exemplaar: Nederlandse vrouwenvertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in 2011, schrijfster, journaliste, spreekster en change agent. In die laatste hoedanigheid helpt ze grote organisaties, bedrijven zoals Nike of instellingen als de Nederlandse openbare omroep NOS, om veranderingsprocessen door te voeren. Ze spreekt vlot Russisch en Arabisch en deed voor het Algemeen Dagblad verslag van de Egyptische opstand op het Tahrirplein. In 2013 verscheen haar eerste boek, (S)hevolution, waarin ze vrouwen én mannen oproept om samen de strijd te voeren voor een volledig geëmancipeerde samenleving, tegen de gevestigde machthebbers in.
Momenteel is Van den Hul ook betrokken bij een project van de Nederlandse minister bevoegd voor emancipatie Jet Bussemaker, dat de economische zelfstandigheid van vrouwen in Nederland wil bevorderen.
In haar knusse appartement in Amsterdam, volgestouwd met Arabische parafernalia, hangen gek genoeg alleen mannelijke rolmodellen aan de muur. Che Guevara, Nelson Mandela en Jimi Hendrix. Maar bij navraag blijkt dat ze natuurlijk ook heel wat vrouwen erg bewondert. Pipi Langkous was haar eerste vrouwelijke voorbeeld. Nadien kwam Madonna, en vandaag kijkt ze op politiek vlak op naar sterke vrouwen als Angela Merkel, Hillary Clinton en ook wel Neelie Kroes, al zitten die alle drie qua gedachtegoed op een andere golflengte dan zijzelf – Van den Hul is lid van de sociaaldemocratische PvdA.
Veel mensen denken dat we in landen als Nederland en België zo ongeveer klaar zijn met de emancipatie van vrouwen. U bent het daar niet mee eens?
KIRSTEN VAN DEN HUL: Nee. We hebben natuurlijk heel veel stappen gezet. Mijn grootmoeder heeft haar school nooit afgemaakt, ik heb twee studies gedaan. Toen mijn grootmoeder werd geboren, hadden vrouwen nog geen stemrecht en ik durf mijn ambitie uit te spreken om de eerste vrouwelijke premier van Nederland te worden. Er is in korte tijd dus wel degelijk enorme vooruitgang geboekt. Maar juist in het denken dat we er al zijn, schuilt het gevaar van de zelfgenoegzaamheid.
Daar is op dit moment geen reden toe, want er zijn nog heel veel dingen mis. Eén blik op het Europese politieke speelveld en je ziet dat het merendeel van onze leiders nog altijd oudere witte mannen zijn. Ook in het bedrijfsleven en de academische sector zijn alle hoofdrolspelers mannen. Macht is dus nog altijd een mannenmonopolie.
Waarom komen dan niet meer vrouwen daartegen in opstand? Waarom willen zo weinig vrouwen zich nog feministe noemen?
VAN DEN HUL: Het woord feminisme heeft een bijzonder slechte branding gekregen. Mensen – vooral mannen – zijn vaak verbaasd als ze mij in persoon ontmoeten. ‘Jij ziet er helemaal niet uit als een feministe,’ zeggen ze dan, ‘je draagt nagellak en make-up en ook weleens sexy kleding.’ Maar ook dat is onderdeel van mijn feminisme. Ik ben erg trots op mijn vrouwelijkheid. Daarnaast is in de jaren zeventig, toen de vrouwenbeweging een stuk meer van de barricade dan van de lobby was, het beeld ontstaan dat feministen tegen mannen zijn. Ik vind het jammer dat dit beeld nog altijd bestaat, want voor mij gaat feminisme om het nastreven van gelijkheid en om samenwerking. Ik zeg niet dat vrouwen beter zijn, helemaal niet, het gaat mij juist om de mix.
Maar waarom maken niet veel meer vrouwen zich druk over de ongelijkheid die nog bestaat?
VAN DEN HUL: Omdat heel veel vrouwen het best vinden zo, en zich niet bewust zijn van de mogelijkheden die ze hebben. Veel vrouwen zijn heel tevreden met een parttimebaan, yogalessen en geld om te shoppen. Ze denken dat dat vrijheid is. Maar in Nederland is maar de helft van alle werkende vrouwen economisch zelfstandig. Dat betekent dat er ongeveer 3 miljoen vrouwen in Nederland zijn die het risico lopen om in armoede te raken als hun partner komt te overlijden of als, wat in 33 procent van de huwelijken helaas gebeurt, hun huwelijk strandt. En dan is er ook nog de heersende beeldcultuur. Die heeft ook heel veel impact op hoe vrouwen over zichzelf en hun mogelijkheden denken.
Hoe bedoelt u dat precies?
VAN DEN HUL: Het begint al heel jong. In tv-reclames die op meisjes zijn gericht is alles roze en gaat het over koken, verzorgen, poppen en baby’s. Zie je een jongensreclame, dan gaat het over bouwen en beroepen naspelen. En kijk hoe weinig rollen er voor werkende vrouwen in populaire series en films zijn weggelegd. De meeste vrouwen komen in beeld omdat ze mooi zijn, of hebben een verzorgende rol. Dat heeft veel meer invloed dan we denken. Als je kinderen vraagt wat ze later willen worden, dan geven meisjes andere antwoorden dan jongens. Ik maak me er zorgen over dat we met z’n allen onze kinderen brainwashen zonder dat we dat erg vinden.
Gaan we erop achteruit, vindt u?
VAN DEN HUL: In sommige opzichten wel. Denk ook aan die hele size 0-cultus. Er zijn zeker jongens met anorexia, maar nog altijd aanmerkelijk minder dan meisjes, en de meisjes worden ook steeds jonger. Er zijn inmiddels basisschool- kinderen die al aan het lijnen zijn, en tegelijkertijd verkoopt de winkelketen HEMA kinderstrings voor meisjes. Die cultuur van het vrouwelijk lichaam als object – een object dat zo strak, zo dun en zo jong mogelijk moet zijn – vind ik een akelige ontwikkeling. Want ook dat heeft weer veel impact op het zelfvertrouwen van vrouwen. Een schrikbarend laag percentage van de vrouwen vindt zichzelf bijvoorbeeld mooi. Er wordt ook nog veel te vaak gediscrimineerd op basis van leeftijd als het om vrouwen gaat. In Nederland is twee weken geleden een nieuwslezeres ontslagen bij RTL-nieuws omdat ze te oud is. De mannelijke collega’s van hetzelfde programma zijn stukken ouder, maar zitten er wel allemaal nog. Al die kleine zaken bij elkaar maken dat vrouwen toch nog altijd, zoals Simone de Bauvoir in de jaren zestig schreef, le deuxième sexe zijn.
En toch bent u hoopvol gestemd. De eeuw van de vrouw, is de ondertitel van uw boek.
VAN DEN HUL: Dat waren de woorden van de Braziliaanse presidente Dilma Rousseff toen ze als eerste vrouw in de geschiedenis de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties opende. Ik was daar toen, als Nederlandse vrouwenvertegenwoordiger bij de VN, en ik vond het een prikkelend statement. De economische crisis duwt ons in elk geval met de neus op de feiten. Op de kwetsbaarheden van vrouwen, maar ook op de kwetsbaarheden van wat ik de testosteroncratie noem. In het bedrijfsleven en zelfs in de financiële sector wordt steeds vaker erkend dat de machocultuur niet meer volstaat. Er is iets aan het bewegen, en dat moet ook wel, want kijk naar een willekeurige universiteit: 60 tot 70 procent van de studenten zijn meisjes. In potentie zijn alle ingrediënten aanwezig voor een shevolution. Er staat een groot, hoogopgeleid vrouwenleger klaar om zich te mengen in de strijd. Maar nu is het de vraag of mannen bereid zullen zijn om een stap terug te zetten. Want het probleem is dat de huidige machthebbers belang hebben bij het bewaken van de status-quo.
Volgens Facebook-topvrouw Sheryl Sandberg ligt een en ander toch vooral aan de vrouwen zelf. Die moeten zich minder wegstoppen en beter leren onderhandelen, zegt ze. Bent u het daarmee eens?
VAN DEN HUL: Ik ben het met haar eens dat vrouwen een deel van de oplossing zijn. Ze moeten leren hun angsten opzij te zetten en beter voor zichzelf op te komen. Dat is voor heel veel vrouwen moeilijk, en het begint al bij zoiets kleins als een salarisverhoging vragen. Maar Sandberg stapt iets te makkelijk heen over het seksisme, dat nog wel degelijk bestaat op de werkvloer en in de bestuurskamers. Als vrouw krijg je daar gedurende je leven zeker een aantal keren op cruciale momenten mee te maken. En dan kun je wel zeggen dat vrouwen beter voor zichzelf moeten opkomen, maar dat vind ik iets te kort door de bocht. Ook in mijn beroepspraktijk heb ik nog vaak met seksisme te maken. Post die is geadresseerd aan meneer Van den Hul, mensen die denken dat ik de secretaresse ben van meneer Van den Hul en zich afvragen wanneer hij komt… Ik heb verdorie een cv dat langer is dan veel cv’s van mannen die ik ken.
Vrouwen zijn op dit moment beter toegerust voor de economie van de toekomst, betoogt u.
VAN DEN HUL: Dat klopt. Het is niet voor niets dat meteen na de crisis in de Verenigde Staten driekwart van de ontslagen onder mannen viel. Inmiddels werken er in Amerika ook meer vrouwen dan mannen. Dat komt omdat in onze huidige economie spierballen veel minder belangrijk zijn geworden dan denkkracht, empathie en talenkennis. Dat zijn vaardigheden die vrouwen de laatste tijd beter hebben ontwikkeld dan mannen. Je ziet het ook op business schools. Daar worden nu vrouwelijke vaardigheden en zaken als empathisch leiderschap onderwezen. Een leiderschap dat niet zozeer met de vuist op tafel slaat, maar dat werkt in de geest van teamwork en door middel van gesprek. Waarmee ik niet wil zeggen dat een bedrijf dat alleen door vrouwen wordt geleid het ideaal is, of dat de panacee erin bestaat alle mannelijke managers door vrouwelijke managers te vervangen of door mannelijke managers met een vrouwelijke leiderschapsstijl. Nee, een goede balans tussen mannen en vrouwen is de oplossing. Uit ontzettend veel academisch onderzoek blijkt ook dat de kwaliteit van een team toeneemt als er meer diversiteit is. Omdat je dan bijvoorbeeld een groter probleemoplossend vermogen hebt.
Maar hoe komen we tot zo’n goede balans? Toch maar quota?
VAN DEN HUL: Ik was vroeger fel tegen quota. Benoemd worden omdat ik vrouw ben? Alsjeblieft niet, ik wil op eigen kracht die top bereiken. Maar inmiddels heb ik moeten erkennen dat het te lang zal duren. Dat komt door de fenomenen die zich voordoen aan de top: de oude mannen die de macht hebben zijn helemaal niet geneigd om verandering te stimuleren. Die vinden dat hun stoel heel fijn zit. Bovendien werken de bestaande selectiemechanismen tegen vrouwen. Mannen selecteren sneller iemand die op henzelf lijkt. Je ziet dan ook dat in bedrijven waar genderdiversiteit wél lukt, er vaak iemand aanwezig is die daar een prioriteit van heeft gemaakt en het top-down heeft ingevoerd.
Heeft uw boek, waarin u mannen oproept om samen met vrouwen de strijd voor vrouwenemancipatie voort te zetten, ook bij mannen positieve reacties losgemaakt?
VAN DEN HUL: Zeker. Er is wel degelijk een groeiende groep mannen die zich niet meer thuisvoelt in die hokjesgeest van vroeger, en die genoeg heeft van de wereld zoals hij is. Vrouwen zijn overigens niet de enige groep die wat te winnen heeft bij een omwenteling. Ook jonge mannen, merk ik, herkennen zich in wat ik uitleg over die bestuurskamercultuur en de oudere witte heteroseksuele mannen die er de macht uitmaken. Ook zij komen daar minder makkelijk tussen. Hetzelfde geldt voor mensen met een niet-westerse achtergrond.
Wat vindt u eigenlijk van de harde acties van de feministische protestgroep Femen, die met haar toplessdemonstraties vrouwen wakker wil schudden?
VAN DEN HUL: Mijn keuze zou het niet zijn. De shock and awe-benadering van Femen leidt uiteindelijk tot meer weerstand in plaats van tot duurzame verandering. Hun doelstellingen onderschrijf ik van harte. Ik ben het ook absoluut met ze eens dat het vrouwelijk lichaam van ons is en dat we er vrij over moeten kunnen beschikken. Maar je borsten gebruiken om mannen ervan te overtuigen je serieus te nemen of je meer rechten te geven, werkt volgens mij averechts. Zeker als je dat doet in landen als Tunesië of bij een moskee in Parijs. Dat leidt alleen tot oplopende wederzijdse spanningen en doet de uiteindelijke toenadering meer kwaad dan goed.
Ik pleit juist voor een pragmatisch feminisme. Een feminisme niet omdat het moet, maar omdat het werkt. Een feminisme ook dat verschillende talen spreekt, letterlijk en figuurlijk. Een feminisme dat aan een bedrijf kan uitleggen dat meer vrouwen aan de top meer winst oplevert, dat aan mannen kan uitleggen dat feminisme werkt omdat ze er zelf lol aan beleven om meer tijd met de kinderen door te brengen, en dat aan vrouwen kan uitleggen dat feminisme werkt omdat ze zichzelf zo beter kunnen ontplooien en economische zelfstandigheid op de lange termijn de beste keuze is. Een feminisme zonder het wijzende vingertje ook – wat er natuurlijk heel lang wel heeft ingezeten. In het feminisme is er ook plaats voor huisvrouwen, zeker, maar dan graag ook wel wat meer huismannen.
Na jaren te hebben gezwegen, schrijft en praat u openlijk over het huiselijk geweld dat u in een vorige relatie is overkomen. Hoe kon zoiets gebeuren met een succesvolle en vrijgevochten vrouw zoals u?
VAN DEN HUL: Ik heb me ook heel lang afgevraagd hoe het toch mogelijk is dat ik mij heb laten slaan. Tot ik daar met anderen en ook met professionals over ging praten. Die zeiden dat dit nu juist het probleem is. We denken dat zoiets alleen maar gebeurt bij heel zielige en zwakke vrouwen. Onzin, natuurlijk. Dat het mij kon overkomen, bewijst maar dat het iedereen kan overkomen. Ik was toen dezelfde persoon als nu, even feministisch en onafhankelijk. Ik heb van die ervaring geleerd dat huiselijk geweld iets is wat erin sluipt. Met hele kleine stapjes gaat het steeds verder en verder. Het begint eerst met jaloers gedrag. Dan gaat het naar af en toe een enorme scheldpartij. Daarna is dat dagelijks. En vervolgens beginnen de eerste fysieke bedreigingen, om uiteindelijk bloedend op de grond te eindigen. Het is een langgerekt traject, waarbij je helemaal niet in de gaten hebt dat het van kwaad naar erger gaat.
En waar u op dat moment ook met niemand over sprak?
VAN DEN HUL: Nee, ik schaamde me dood. Dat is ook de reden dat ik er nu wel over schrijf en praat, om het taboe te doorbreken. Het is namelijk een heel groot probleem. In Nederland is de politie om de zes minuten bezig met een melding van huiselijk geweld. Wereldwijd is geweld een van de grootste doodsoorzaken van vrouwen. Ik had veel eerder hulp moeten vragen. Ik wilde het allemaal zelf oplossen, het superwomancomplex noem ik dat. Daar hebben meer vrouwen last van.
Op 14 maart neemt Kirsten van den Hul in het Kaaitheater deel aan een debat over de rol van vrouwen in protestbewegingen. Info: www.kaaitheater.be
DOOR HAN RENARD, FOTO’S TOM VERBRUGGEN
‘De economische crisis toont ons de kwetsbaarheden van de testosteroncratie : de machocultuur volstaat niet meer.’
‘Er bestaan wel degelijk selectiemechanismen tegen vrouwen. Mannen selecteren sneller iemand die op henzelf lijkt.’