In Vlaanderen wordt al twee jaar gewerkt aan de intensieve opvolging van mensen met psychiatrische problemen die thuis wonen. De zorgteams in Nederland doen dat al meer dan tien jaar. Knack trok zowel in de Kempen als in het Nederlandse Maastricht mee op huisbezoek. Een vergelijkende reportage.

‘Magic mushroom’ staat in roze letters op de brievenbus van het huis van Gerd. Binnen hangt een zwoele foto van haar als twintiger, toen ze een vrijgevochten vrouw was. Vandaag is ze over de zestig. Een overdaad drank en drugs bracht haar hoofd in de war, voor altijd. Maar ze is blij dat ze nog thuis kan wonen en onder de mensen kan komen. Ze kent de afstand naar haar stamcafé, waar ze koffiedrinkt, uit het hoofd: 448 stappen. En ze vindt dat ze een goed leven heeft gehad, hoewel ze beter van de drank en de drugs was gebleven.

Op het tafeltje in haar kleine woonkamer staat het bakje met haar pillen. Veertien moet ze er elke dag nemen. ‘Ik heb de helft van mijn leven in een kliniek gesleten’, vertelt ze. ‘Ik was een draaideurpatiënte: binnen en weer buiten. Behalve therapie volgen, kon je in de kliniek alleen maar praten en roken, en dat kan ik thuis ook. Maar als ik te lang alleen zit, krijg ik angsten, vanbinnen, en dat kun je aan niemand uitleggen. Vandaar dat ik zo blij ben met Heidi – het klikte direct tussen ons. Ze luistert naar me, helpt me met de paperassen en brengt wat structuur in mijn dagen. Bovendien heeft ze de alarmsignalen van mijn psychose leren kennen en kan ze mijn medicatie daarop laten afstemmen. Het is overdreven om het een vriendschapsrelatie te noemen, maar ik weet dat ik op haar kan rekenen.’

Psychiatrisch verpleegkundige Heidi Boonen is verbonden aan het Team Langdurige Zorg van het netwerk Geestelijke Gezondheidszorg Kempen (GGZK). Net als haar collega’s heeft ze een twintigtal mensen onder haar hoede. Ze probeert die minstens één keer per twee weken te spreken. Voor de ene gaat dat beter dan voor de andere: ‘Het contact met Gerd is gemakkelijk, want ze is zich goed bewust van haar ziekte, maar dat geldt niet voor iedereen. Ik voel dat het werkt als je iemand jarenlang regelmatig ziet. Herstel zonder klachten of medicatie is meestal niet mogelijk, maar we kunnen de ziekte wel onder controle houden, waardoor mensen opnieuw een sociaal betekenisvol leven kunnen opnemen.’

Boonen functioneert in een zogenaamd 107-team, in de context van een hervorming waarmee psychiatrische ziekenhuizen bedden kunnen afbouwen en het geld dat zo wordt vrijgemaakt in thuiszorg steken. Een stap die door sommigen als een botte besparingsmaatregel bestempeld wordt, maar in oorsprong is het een initiatief om met hetzelfde geld meer mensen te bereiken en betere zorg te bieden. Gemiddeld wordt elk jaar één op de vier personen in min of meer ernstige mate geconfronteerd met een psychiatrisch probleem, zoals een depressie. Liefst 40 procent van ons krijgt in zijn leven ooit met zo’n probleem te maken.

250.000 euro per jaar

Het GGZK-netwerk is twee jaar actief en kreunt nog onder de kinderziekten. ‘We verliezen veel tijd met verplaatsingen, omdat we geen wijkwerking hebben en het hele arrondissement Turnhout moeten bestrijken’, zegt Boonens collega Ils Verstraelen. ‘In onze regio is er ook maar één psychiatrische kliniek, in Geel, zodat minder bedden kunnen worden afgebouwd dan in sommige andere regio’s. We werken met twaalf, zodat we on- geveer tweehonderd mensen kunnen opvolgen. Het is niet altijd gemakkelijk om te beslissen wie we in ons systeem opnemen, want omdat we in een langdurig zorgtraject zitten, hebben we geen groot verloop.’

Een aantal mensen dat geen plaats vindt in een 107-team blijft dus noodgedwongen van de kliniek afhangen. De koppeling van de financiering van ambulante psychiatrische zorg aan de afbouw van ziekenhuisbedden remt de implementatie van 107-teams, want niet alle psychiaters staan te springen om lege bedden, omdat hun honorarium afhangt van ziekenhuisopnamen – dat geldt trouwens ook voor het inkomen van een ziekenhuis en de lonen van het personeel. Op een bijeenkomst van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie – ‘het hol van de leeuw’ noemde iemand dat in de context van dit verhaal – fulmineerde een psychiater dat hij met ‘een ambtenarensalaris van minder dan 250.000 euro per jaar’ geen gezin kon onderhouden.

‘Wij hebben nog nooit een psychiater gezien die mee op huisbezoek ging’, zucht Verstraelen. ‘Nochtans zou het nuttig kunnen zijn om een patiënt eens in zijn gewone omgeving te ontmoeten. Hoe minder sterk de band van een patiënt met een zorginstelling, hoe groter de kans op ‘vermaatschappelijking’, op het inleven in de buurt. Meestal is de omgeving tolerant genoeg. Maar zolang alleen bedden worden afgebouwd en geen netwerk wordt opgebouwd, blijft het in eerste instantie een besparingsmaatregel. Je moet de mensen ook overdag iets kunnen aanbieden, en dat is men vergeten. De functie is wel voorzien, maar er is geen budget voor.’

Over de kritiek dat mensen in een ambulante context minder goed met hun medicatie omgaan én last kunnen hebben van eenzaamheid, is Verstraelen kordaat: ‘Eenzaamheid is een maatschappelijk verschijnsel dat niet uitsluitend geldt voor psychiatrische patiënten. Wij merken echter nu al dat de mensen die we volgen minder frequent in een kliniek terechtkomen. Als ze vroeger een aanval kregen, konden ze zich maanden lang opsluiten, zodat niemand iets merkte. Nu pikken we de signalen snel op en kunnen we tijdig de medicatie aanpassen.’

De Vlaamse 107-teams zijn vergelijkbaar met de zorgteams die in Nederland al een jaar of tien actief zijn. FACT-teams heten die daar, voor flexible assertive community treatment: zorgteams die op maat zorg verlenen voor mensen met een ernstige psychische aandoening. Er zijn er al meer dan tweehonderd, waarvan tien in de omgeving van Maastricht.

Het Martinushuis van de stichting Mondriaan in hartje Maastricht volgt zo’n 160 mensen. Negen zorgverleners zitten elke ochtend rond de tafel om de trajectbegeleiding van die mensen te bespreken. Het huis is niet alleen de uitvalsbasis van het zorgteam, het is ook een dagcentrum waar mensen terechtkunnen voor een babbel, een maaltijd of een activiteit. Wijkverenigingen kunnen er faciliteiten huren.

De bezorgdheden van het team zijn talrijk. Er wordt gedebatteerd over de wenselijkheid dat iemand een bezoek aan zijn terminaal zieke moeder brengt. Er is iemand die voor overlast zorgt, maar te weinig om een opname te rechtvaardigen. Er is de on- onderbroken aandacht voor ‘zorgmijders’: mensen die hulp nodig hebben maar geen hulp willen, en dus omzichtig benaderd moeten worden. Drugs en drank zijn dikwijls weerkerende aspecten van een verhaal, naast de vraag of de medicatie goed genomen wordt. Er is de would-be dichter die zijn pillen niet neemt omdat ze hem hinderen bij het schrijven.

Een soort genezing

‘Zo’n vijftien jaar geleden zagen we een toename van jonge mensen met een psychose, terwijl in de psychiatrische ziekenzorg vooral oudere patiënten zaten’, vertelt psychiater Marcel Hilwig van Mondriaan – de psychiaters staan in Nederland duidelijk dichter bij de ambulante zorg dan in België. ‘Dat klopte dus niet meer. Er kwamen programma’s waarin mensen alleen ’s nachts in het ziekenhuis waren, maar overdag in de stad rondliepen. Die deden het goed. Zo hebben we geleidelijk de omslag gemaakt. Het aantal opnamedagen in het ziekenhuis is in vijf jaar tijd gehalveerd, en het aantal mensen dat geen nieuwe symptomen meer krijgt – in ons domein is dat een ‘soort’ genezing – steeg van 18 naar 32 procent. De ambulante aanpak loont dus. De ziekenhuizen moesten aanvaarden dat er niet aan te ontkomen was.’

In het Martinushuis waren vroeger een carnaval- en andere verenigingen gevestigd. ‘Het was dus ideaal om er psychiatrie in onder te brengen’, grinnikt Hilwig. ‘Als je zoiets aankondigt, komen er petities en andere vormen van sociale weerstand, omdat mensen denken dat hun huis minder waard gaat worden – dat soort dingen. Maar we hebben hier via de wijkraad een pr-campagne opgezet, en alles is zonder incidenten verlopen. Er is nu meer solidariteit dan animositeit. Het systeem is zo goed ingeburgerd dat de weg terug ondenkbaar is geworden, zeker omdat de zorg ook een stuk goedkoper is.’

Stipt om 10 uur stopt het debat van het zorgteam, want dan gaan de medewerkers de baan op om hun ‘cliënten’ te bezoeken – meestal met de fiets. ‘Zij komen niet als patiënten naar ons, wij gaan naar hen, naar hun woonomgeving, dus noemen we ze cliënten’, legt psychiatrisch verpleegkundige Claudia Conjarts uit. We zijn op bezoek bij een babbelkous die in een flatje woont en ononderbroken vertelt over haar lange leven als dakloze en zwerver. Het beste land voor daklozen is Italië, en vooral in Duitsland wil je niet in de psychiatrie terechtkomen. Aan de grootte van de kakkerlakken kan ze zien in welk land ze is. Claudia helpt haar met wonen, volgt de papierwinkel op, gaat na of er klachten zijn over andere bewoners. Alles lijkt goed te gaan.

Je voelt dat Nederland een stuk verder staat in het vermaatschappelijken van de psychiatrische zorg dan België. Foto’s nemen was mogelijk in Nederland, niet in België. De patiënten in België waren veel terughoudender in hun contact met de media dan in Nederland. Fernand is een psychiatrisch patiënt die regelmatig in het openbaar het woord neemt, niet alleen in de media overigens. Hij geeft ook seminaries aan studenten psychiatrie, en praat veel met andere patiënten, die hij er onder meer van probeert te overtuigen dat de stemmen in hun hoofd een fantasietje van de hersenen zijn, en geen kwaadaardige personen die hen willen dwingen dingen te doen die ze niet zien zitten.

‘Iedereen kan psychiatrische problemen krijgen’, zegt Fernand, met ruggensteun van zijn vaste begeleider Fred Demas. ‘Het beeld van de gillende patiënt heeft betrekking op slechts 1 tot 2 procent van de gevallen. Het is belangrijk dat de psychiatrie in de maatschappij geïntegreerd wordt om het stigma tegen te gaan. Daarom is het nuttig dat ik op deze manier uit de kast kom. Zo creëer ik begrip. Ik hoor dat nogal wat Nederlandse kankerpatiënten voor een behandeling naar België gaan. Wel, omgekeerd zou ik durven zeggen dat Belgische psychiatriepatiënten voor een behandeling naar Nederland moeten komen. Hier zijn ze veel beter af.’

Een stuwende kracht achter de ontwikkeling van de Nederlandse zorgteams is de Belgische klinisch psycholoog Philippe Delespaul, hoogleraar aan de universiteit van Maastricht en programmaleider integrale zorg in Mondriaan: ‘Wat FACT doet, is maatschappelijk geïntegreerde psychiatrie, met interventies op het vlak van geneeskundige zorg gekoppeld aan inspanningen om de maatschappelijke participatie te verbeteren én persoonlijk herstel mogelijk te maken. Het is een zorgvorm die parallel inzet op alle domeinen tegelijk, anders dan ziekenhuizen, die een exponent zijn van seriële zorg: mensen eerst beter maken voor ze terug naar huis kunnen en gaan werken.’

Delespaul benadrukt dat herstel van patiënten altijd als optie moet openstaan: ‘Het perspectief van uitbehandeling, van niets meer kunnen doen, wordt overal verlaten. België zal niet anders kunnen dan dit traject volgen. Nog een jaar of tien en de zorgteams zullen er op hetzelfde niveau functioneren als hier. In Nederland krijgt 6 procent van de bevolking psychiatrische hulpverlening, in België slechts 2 procent. Het verschil schuilt hem louter in de praktijk. Omdat België vooral opereert in een omgeving met weinig psychiaters – een knelpuntberoep – vertrekken veel behandelingen er bij de huisarts.’

Een gesprek met koning Filip

Delespaul heeft twee broers die huisarts zijn in Mol. Ze hebben zich sterk ingezet voor de uitbouw van het netwerk Geestelijke Gezondheidszorg Kempen. ‘Het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel diende in het kader van het 107-traject met vier andere organisaties een project in’, vertelt Ives Delespaul. ‘Omdat het ziekenhuis zo op het terrein van de huisarts en de thuiszorg kwam, werden wij bij de plannen betrokken. Mijn broer Jean werkte mee aan het Langdurige Zorgtraject, dat nu al worstelt met budgettaire beperkingen, en ik stapte mee in het CKB-team – dat staat voor Crisis- en Kortdurende Behandeling. Regelmatig worden we als huisarts geconfronteerd met situaties die niet eenvoudig opgelost kunnen worden, waarbij vroeger dikwijls voor een opname werd geopteerd, bij gebrek aan alternatieven. Het CKB-team is snel ter plaatse en garandeert een goede zorg, ingebed in de leefwereld van de patiënt, met aandacht voor zijn omgeving. Er wordt met ons, huisartsen, overlegd om op termijn de zorg te blijven voorzien. Ik ben ervan overtuigd dat dit systeem het aantal gedwongen opnamen gaat terugdringen.’

Maatschappelijk werker Guy Opdekamp van het GGZK-netwerk neemt ons mee naar een dame die na een zware relatiecrisis een zelfmoordpoging deed en in de psychiatrische kliniek terechtkwam. Daar zat ze ineens tussen de ‘gekken’ en besefte ze dat ze dat niet wilde. ‘Elke ochtend had ik een gesprek met iemand van het verplegend personeel, en vroeg ik om deze of gene te kunnen spreken. Ik had evengoed een gesprek met koning Filip kunnen vragen. Het enige wat je er krijgt, is een hoge bloeddruk en een rookverslaving.’

Via haar familie – niet de kliniek – vernam ze het bestaan van de CKB-dienst. Nu voert ze thuis bijna dagelijks een ‘sofagesprek’ met Opdekamp, waar ze zeer tevreden over is. ‘Wij volgen de mensen maximaal een zestal weken’, zegt Opdekamp. ‘We bieden geen oplossing op een presenteerblaadje, maar helpen ze met nadenken en de dingen klaar te zien. We zetten ze weer op het juiste pad. Aan huis komen, is veel meer een zorg op maat van de patiënt dan het groepsgebeuren in de kliniek.’

Stuwende kracht achter het GGZK-netwerk is Jeroen Dillen. Een belangrijk en in Vlaanderen uniek element van zijn aanpak is het aanmeldingsteam. ‘Dat is een centraal meldpunt dat de instroom in het zorgnetwerk organiseert’, legt Dillen uit. ‘Wij zijn voorlopig het enige netwerk in Vlaanderen met zo’n unieke poort. Na elke telefoon zoekt het team uit in welke zorgfunctie de persoon voor wie gebeld werd het beste terechtkomt. De bedoeling is de vijf soorten zorg waar de 107-teams voor staan – van ziekenhuis via huisarts tot dagcentrum – in elkaar te blenden. De grenzen moeten eruit, wat de hulpverlening ten goede moet komen. Vreemd genoeg zegt de overheid dat zo’n poort te snel zorg toelaat, want onze ervaring is net het omgekeerde.’

Niet iedereen kent de weg naar het aanmeldingsteam al, of wil het gebruiken. Veel huisartsen bellen nog naar een kliniek, en de spoeddiensten van ziekenhuizen vinden het team een vertragende omweg. ‘Er zijn knelpunten, maar toch is het een goed concept’, stelt Dillen. ‘Ons netwerk groeit, omdat de geesten rijpen, maar toch zou het nuttig zijn dat de overheid een krachtig toekomstbeeld naar voren schuift. Wij stuiten nog te veel op capaciteitsbeperkingen. Het zou een grote stap vooruit zijn als de investeringen eindelijk worden losgekoppeld van de afbouw van ziekenhuisbedden. De financiering voor artsen in de mobiele teams is dan weer forfaitair: hoe harder ze werken, hoe slechter ze per patiënt betaald worden. Het is momenteel dus nog te veel een verhaal van pioniers. Maar dat zal wel veranderen.’

Meer info: www.psy107.be; www.mondriaan.eu; www.ggzkempen.be.

DOOR DIRK DRAULANS, FOTO’S LIES WILLAERT

Nederlandse kankerpatiënten komen naar België, maar Belgische psychiatriepatiënten zouden beter naar Nederland gaan.

Het aantal mensen dat geen nieuwe symptomen krijgt, stijgt sterk met een ambulante aanpak thuis.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content