‘Een vruchtbaarheidskliniek is geen supermarkt. Niet iedereen krijgt hier een ivf-behandeling. Ik moet nog in de spiegel kunnen kijken.’ Fertiliteitsspecialiste en Groen-politica Petra De Sutter over onze verstoorde hormonen, de kinderwens van homokoppels en de rechten van transgenders.

‘Ik ben niet afhankelijk van de politiek, en dat is een enorme luxe’, zegt Petra De Sutter wanneer ze ons ontvangt in haar kantoor op de afdeling reproductieve geneeskunde van het UZ Gent. Sinds vorig jaar zit de vruchtbaarheidsspecialiste voor Groen in de Senaat en is ze ook lid van de Raad van Europa. ‘Ik ben heel blij dat ik op het Europese niveau aan parlementaire diplomatie kan doen’, zegt ze. ‘Zeker omdat er in de Raad ook landen zitten die minder ver staan dan wij. We kunnen daar heel zinvol werk doen.’ Ook de interne keuken van Groen boeit haar. ‘Ik zit dicht bij het politieke hart van onze partij. Ik heb daar al veel van geleerd. Ook van onze parlementsleden, die heel strijdbaar zijn en goed werk leveren. Al kan ik het nog niet zo goed zeggen als Kristof Calvo.’ Maar als ze spreekt, wordt er wel naar haar geluisterd. Zeker in de media. Zo klaagde ze onlangs aan dat er dagelijks stoffen ons lichaam binnendringen die onze hormoonwerking beïnvloeden en ons minder vruchtbaar maken. Die zogenaamde hormoonverstoorders zitten onder meer in plastic voedselverpakkingen, fopspenen, kassabonnen, speelgoed en verzorgingsproducten.

U noemde het gebruik van hormoonverstoorders een politiek schandaal dat groter is dan dat van Volkswagen. Is dat niet een beetje overdreven?

PETRADE SUTTER: Helemaal niet. Uit allerlei onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat de hormoonverstoorder Bisfenol A een schadelijk effect heeft op de voortplanting. En dan heb ik het nog niet over kanker, de gevolgen voor onze immuniteit, ADHD en autisme. Er zijn vandaag heel veel ziektes die steeds meer voorkomen zonder dat we er een verklaring voor hebben. Met Groen pleiten wij voor een totaalverbod op Bisfenol A in voedselverpakkingen. Toch aarzelt de Europese Commissie om er iets aan te doen, en daar verstoppen de lokale overheden zich achter. Niet alleen oefenen lobbygroepen druk uit, ook met het oog op de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten deinst Europa ervoor terug om hormoonverstoorders aan banden te leggen.

Een verbod op die stoffen zou natuurlijk verregaande gevolgen hebben. Dit bureau zou er bijvoorbeeld helemaal anders uitzien, en de industrie zou heel hard moeten nadenken over alternatieven. Maar dat hoeft niet negatief te zijn: ik ben ervan overtuigd dat regulering tot innovatie leidt. De automobielindustrie had ook nooit elektrische auto’s ontwikkeld als er geen regels waren gemaakt over de CO2-uitstoot.

Zijn het niet uitsluitend studies op basis van dierenproeven die aantonen dat hormoonverstoorders schadelijk zijn?

DE SUTTER: Hoofdzakelijk wel, en dus argumenteren sommigen dat muizen anders op die stoffen reageren dan mensen, en dat ze ook hogere dosissen binnenkrijgen. Maar dat is geen reden om te doen alsof er niets aan de hand is. Het is ontzettend belangrijk dat we het grote publiek bewust maken van het probleem. Dan zal de politiek wel moeten volgen. Voor mij is het simpel: de volksgezondheid moet voorgaan op alle andere belangen. Niet alleen voor u en mij, maar ook voor onze kinderen en kleinkinderen, want als een zwangere vrouw wordt blootgesteld aan hormoonverstorende stoffen heeft dat niet alleen effect op haar ongeboren dochter maar ook op haar kleinkinderen.

Begrijpt u het dat sommigen uw boodschap als paniekzaaierij beschouwen?

DE SUTTER: Als er in Brussel een IS-terrorist rondloopt, wordt het land platgelegd. Niemand vraagt dan: ‘Kunnen jullie wel bewijzen dat die terrorist hier daadwerkelijk zal toeslaan?’ Nee, iedereen vindt het heel logisch dat er geen enkel risico wordt genomen voor de veiligheid van de bevolking. Voor schadelijke stoffen zoals hormoonverstoorders moeten we hetzelfde voorzorgsprincipe toepassen: er is genoeg indirect bewijs om er iets aan te doen.

Tegenwoordig berichten de kranten elke dag wel over producten die kanker of andere ziektes zouden veroorzaken. De ene keer is het nagellak, dan weer rood vlees.

DE SUTTER: Ja, en sommige mensen halen dan hun schouders op en zeggen dat je toch ergens van moet doodgaan. Ik kan dat ergens wel begrijpen, maar het is natuurlijk een heel defaitistische houding waarbij je geen rekening houdt met de generaties die na ons komen. Al mag de slinger ook niet te ver in de andere richting doorslaan. Er zijn ook mensen die denken dat ze overal kanker van kunnen krijgen en elke week bij de dokter zitten. Dat is ook niet de bedoeling. Maar voor alle duidelijkheid: er is een groot verschil tussen individuen die met al die risico’s moeten leren omgaan, en de overheid die haar verantwoordelijkheid moet opnemen.

Ook allerlei vruchtbaarheidsbehandelingen kwamen het voorbije jaar geregeld in het nieuws. Het ontwerpersduo Dolce & Gabbana had zware kritiek op ivf-behandelingen: ze zouden synthetische kinderen opleveren.

DE SUTTER: Die uitspraak heeft veel kwaad bloed gezet. Ze was een blamage voor iedereen die vruchtbaarheidsproblemen heeft en een beroep doet op in-vitrofertilisatie. Maar ik begrijp wel wat erachter zit: Dolce en Gabbana hebben vooral kritiek op het feit dat voortplantingsgeneeskunde in sommige landen amper nog iets met geneeskunde te maken heeft. Ik heb het ook moeilijk met sommige uitwassen. Zo kunnen homokoppels die een kind willen via Israëlische filières een draagmoeder uit Nepal laten bevruchten met een Zuid-Afrikaanse eicel. Bij die internationale handel wordt heel nonchalant omgesprongen met de rechten van de draagmoeder en de eiceldonor. Ik heb veel respect voor de kinderwens van homokoppels, en ik ben ook bereid om ervoor te vechten, maar het mag geen industrie worden.

In mei vond in Brussel een beurs plaats waar Amerikaanse bemiddelingsdiensten die bezig zijn met commercieel draagmoederschap zich kwamen voorstellen. U bent daartegen?

DE SUTTER: Het gaat me te ver dat agentschappen hier wensouders komen ronselen voor praktijken die in strijd zijn met de manier waarop wij de zaken willen regelen. In de VS is commercieel draagmoederschap legaal. Daar betaal je tussen de 100.000 en de 200.000 dollar om via een draagmoeder een kind te krijgen. Bij ons is er nog geen wettelijke regeling voor draagmoeders, maar de fertiliteitscentra verwerpen commercieel draagmoederschap. Dat betekent dat draagmoeders het uit altruïsme moeten doen en alleen een onkostenvergoeding krijgen. Ook alle wetsvoorstellen die in de maak zijn, gaan daarvan uit.

Maar op zich hebt u niets tegen draagmoederschap?

DE SUTTER: Helemaal niet. Hier in het UZ Gent werken we geregeld met draagmoeders, maar we zien er wel heel goed op toe dat alles correct gebeurt. De rechten van de draagmoeder moeten worden gerespecteerd. Ze mag dus niet anoniem zijn, want in mijn ogen is ze een belangrijk persoon in het leven, de ontwikkeling en de identiteit van een kind. Daarom is de draagmoeder het best iemand die met de wensouders verwant is of toch heel dicht bij hen staat. De zus van een van de ouders kan later bijvoorbeeld de rol van lievelingstante spelen. Als je komt aanzetten met een draagmoeder die je via een advertentie in de krant hebt gevonden, neem je heel grote risico’s. Meestal raken zij ook niet door de screening.

Waarom niet?

DE SUTTER: Ik zie maar twee redenen waarom een vrouw draagmoeder zou willen zijn: voor het geld – en daar zijn wij dus tegen – of omdat ze iemand wil helpen die ze graag ziet. Het is heel uitzonderlijk dat een draagmoeder om het even wie wil helpen. Hetzelfde geldt voor eiceldonoren: haast alle vrouwen die zich bij ons aandienen om eicellen af te staan, doen dat heel gericht om een zus of een goede vriendin te helpen en niet omdat onbekenden een kind zouden kunnen krijgen.

Bij spermadonoren ligt dat anders. Hoe staat u tegenover de roep om anonieme spermadonatie te verbieden?

DE SUTTER: Wie daarvoor pleit, gaat meestal uit van het absolute recht van een kind om zijn genetische vader te kennen. Zo zie ik het niet. In het Kinderrechtenverdrag staat dat je het recht hebt om je afkomst en je ouders te kennen, niet de identiteit van je donor. Maar stel dat we toch zouden besluiten dat elk kind dat recht heeft: waarom zouden we dat dan alleen tot donorkinderen beperken? Dan zou er eigenlijk na elke geboorte een vaderschapstest moeten gebeuren zodat elk kind helemaal zeker weet wie zijn genetische vader is. In zo’n maatschappij zou ik niet willen leven. Net zoals ik ook niet wil leven in een samenleving waar op de geboorteakte moet worden gezet dat een kind met donorsperma is verwekt.

Het is dus geen goed idee om de anonimiteit van donors op te heffen?

DE SUTTER: Toch wel, maar niet halsoverkop. Ik pleit voor een geleidelijke overgang. Laten we beginnen met ook niet-anonieme donoren toe te laten. Nu mag dat niet: ofwel breng je je buurman of je schoonbroer mee, ofwel ga je naar een spermabank en kies je voor een anonieme donor. Er zijn ouders die liever een identificeerbare donor zouden hebben omdat ze willen dat hun kind later zijn genetische vader kan kennen. Vooral lesbische koppels en alleenstaanden zijn daar vaak vragende partij voor. Ongeveer alle partijen zijn het erover eens dat de wet op dat vlak moet veranderen, maar sommigen willen nog een stap verder gaan en anonieme donoren meteen verbieden. Zover zou ik nog niet willen gaan, omdat er nog geen consensus over is. Bovendien vrees ik dat sommige ouders dan voor hun kind zullen verzwijgen dat het met donorsperma verwekt is. Dat zie je gebeuren in landen waar de anonimiteit al is afgeschaft: ouders vertellen het niet meer uit angst dat hun kind contact zal zoeken met de donor. Dan lijkt het me voorlopig beter dat de ouders zelf kunnen beslissen. Wie het goed voorheeft met zijn kind, zal vanzelf wel voor een identificeerbare donor kiezen.

Hoe zit het anno 2015 met de rechten van ouders? Is een kind krijgen een recht of een voorrecht?

DE SUTTER: In mijn ogen bestaat er niet zoiets als het recht op een kind. Wel heeft een kind recht op goede ouders. Het hoeven natuurlijk niet allemaal superouders te zijn, maar er zijn minimumcriteria. Al willen we ook niet zover gaan dat je, zoals bij adoptie, een cursus moet volgen om een kind te mogen krijgen met ivf. Maar de lat mag wel wat hoger worden gelegd dan bij mensen die spontaan zwanger worden. Daarom laten we niet iedereen toe voor een ivf-behandeling. Een extreem voorbeeld: een vrouw heeft al vier kinderen van verschillende vaders die allemaal geplaatst zijn, haar man zit in de gevangenis wegens pedofilie en nu wil ze nog een vijfde kind krijgen via ivf. Dat weigeren wij. Er zullen wel andere artsen zijn die het wel willen doen, maar wij dus niet. Mensen beweren dan weleens dat je als fertiliteitsarts voor God speelt, maar deze kliniek is geen supermarkt. Uiteindelijk gaat het niet om levensbedreigende zaken waarbij je een stervende moet redden. Een ivf-behandeling is niet levensnoodzakelijk, en dus heb ik het recht om te weigeren. Ik moet ’s avonds ook nog in de spiegel kunnen kijken.

Meer en meer vrouwen hebben ivf nodig om een kind te krijgen omdat ze er te lang mee hebben gewacht.

DE SUTTER: En is dat hun schuld? Volgens mij niet. Nogal wat, vooral hoogopgeleide, vrouwen vinden op jonge leeftijd geen geschikte partner om een kind mee te krijgen. Dus werken ze hard, ze worden succesvol, en ze hebben nauwelijks nog een sociaal leven. Dat is geen bewuste keuze: het gebeurt vanzelf. Sommigen besluiten tegen hun 35e om dan maar zonder partner een kind te krijgen, anderen vinden pas een partner als ze al tegen de veertig zijn en hebben hulp nodig om zwanger te worden. Moet ik tegen zo’n vrouw zeggen: ‘Sorry mevrouw, u had er tien jaar geleden maar aan moeten beginnen.’ Natuurlijk niet! Die vrouwen zijn het slachtoffer van de samenleving, en van de rechten waarvoor de vrouwenbeweging terecht heeft gestreden. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om aan sensibilisering te doen en te blijven herhalen dat vruchtbaarheid een kostbaar goed is. Die boodschap zou zelfs opgenomen moeten worden in de seksuele voorlichting die jongeren op school krijgen.

Toen we u uitnodigden voor dit gesprek vroeg u: ‘We zullen het toch niet de hele tijd over transgenders hebben?’ Bent u het zat om altijd weer als transvrouw naar voren geschoven te worden?

DE SUTTER: Natuurlijk. Mijn coming-out dateert van twaalf jaar geleden, ik heb dat hoofdstuk al lang afgesloten. Maar zodra ik in de politiek ging, stond mijn verhaal in de krant. Ondertussen heb ik me er wel mee verzoend, want ik heb gemerkt dat het sommige mensen helpt om hun eigen problemen op te lossen. Maar ik ga echt niet op elke uitnodiging in – ik krijg er wel drie per week. Ik wil best een lezing geven over de positie van transgenders in Europa, maar ik heb geen zin om keer op keer mijn eigen verhaal te vertellen. Ik wil me niet laten herleiden tot een klein deeltje van mijn identiteit. Maar vanuit mijn politieke mandaat vind ik het wel belangrijk om het voor de rechten van transgenders op te nemen.

Zoals tijdens uw tussenkomst in de Raad van Europa?

DE SUTTER: Precies. Daar heb ik het feit dat ik zelf transgender ben gebruikt, en dat heeft ook impact gehad. Ik word nu over heel Europa gevraagd om lezingen te geven over de juridische, politieke en maatschappelijke aspecten ervan. Een paar weken geleden was ik nog in Oekraïne. Het is verschrikkelijk hoe holebi’s en transgenders daar worden gediscrimineerd. Dat kunnen wij ons hier gelukkig niet voorstellen, op dat vlak is België echt een paradijs. Al is er nog ruimte voor verbetering. Transgenders zijn in ons land nog altijd verplicht om zich te laten steriliseren, en dat is een schending van de mensenrechten. De transwet uit 2007 is aan herziening toe. De regering is ermee bezig, en zou tegen eind 2015 met een ontwerp komen. Maar ik heb nog altijd niets gezien.

Is het taboe rond transgenders ondertussen kleiner geworden?

DE SUTTER: Gelukkig wel. Vijftien jaar geleden praatte niemand er openlijk over en probeerden de meeste transgenders zo onzichtbaar mogelijk te zijn. Ik heb vriendinnen die destijds naar een ander deel van het land zijn verhuisd en daar onder hun nieuwe naam een nieuw leven zijn begonnen. Tegenwoordig hoef je je niet meer te verstoppen om verder te kunnen met je leven. De samenleving is enorm geëvolueerd: dertig jaar na de holebi’s maken wij dezelfde emancipatiebeweging door. Eerst zag men een transgender als iemand met een psychiatrische aandoening, daarna werd het een biologische aandoening genoemd, en nu wordt het gezien als een vorm van zelfbeschikking. Maar we zijn er dus nog niet. Er zijn mensen in de transgendergemeenschap die vinden dat we allemaal op de barricaden moeten gaan staan en moeten verkondigen hoe fantastisch het is om transgender te zijn. Ik wil die strijd wel helpen voeren, maar ik ga niet beweren dat het fantastisch is. Ik was ook liever anders geboren.

DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO’S LIES WILLAERT

‘Ik wil vechten voor de kinderwens van homokoppels, maar het mag geen industrie worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content