Ze reisde de hele wereld rond, van Arkansas tot Pakistan, om te praten met religieuze terroristen, moordenaars in naam van God. Het resultaat: een indrukwekkend boek. Jessica Stern over angst, empathie en de banaliteit van het kwaad.

Info : Jessica Stern, ‘Terreur in naam van God. Waarom religieuze extremisten doden’, Het Spectrum/Manteau, Utrecht/Antwerpen, 384 blz., euro 24,95.

De ravage die terreurorganisaties aanrichten in het hoofd van hun rekruten, wordt nergens treffender geïllustreerd dan op pagina 81 van Terreur in naam van God, waar Jessica Stern verwijst naar het verhaal van een Palestijnse kandidaat-zelfmoordenaar wiens aanslag werd verijdeld door het Israëlische leger: de jongen had, schrijft Stern, ’toiletpapier om zijn geslachtsdelen gewikkeld, kennelijk om deze te beschermen met het oog op later gebruik in het paradijs’. Daar zouden hem immers, althans volgens de terroristenleiders, 72 maagden wachten, als beloning.

Jessica Stern is hoogleraar aan de Kennedy School of Government van de Harvard universiteit. Als terrorisme-expert werkte ze onder president Bill Clinton voor de Amerikaanse National Security Council. Eind jaren negentig begon ze met een academisch project dat zou uitgroeien tot een journalistiek boek: ze besloot overal ter wereld terroristen te gaan interviewen die moorden in naam van God – christelijke, joodse en islamitische terroristen, van Arkansas tot Pakistan. Ze wilde begrijpen wat deze mensen drijft, waarom ze hun godsdienst gebruiken en misbruiken om ‘het kwade’ te doen, in plaats van ‘het goede’.

‘Ik ben eigenlijk altijd bevooroordeeld geweest’, zegt ze. ‘Ik dacht dat religie vooral het goede in mensen naar boven haalde. Het verbijsterde mij dat oprecht spirituele en godsdienstige mensen anderen kunnen vermoorden. Die verbijstering is mijn drijfveer geweest bij mijn onderzoek. Ik wilde deze terroristen echt begrijpen, zonder uiteraard hun daden goed te keuren. Er is een groot verschil tussen empathie en sympathie. Sommige mensen begrepen niet dat ik in staat was om met moordenaars aan tafel te gaan zitten en echt naar hen te luisteren, dat ik probeerde om echt hun morele logica te volgen.’

Sinds 11 september 2001 is het te gevaarlijk geworden om terroristen op te zoeken. Bovendien is ze drie jaar geleden moeder geworden, reden te meer om voorzichtiger te zijn. Daarom is ze ook niet naar Irak gegaan om de interim-regering te adviseren, wat de regering-Bush haar had gevraagd. Haar nieuwe project, dat over vijf jaar moet uitmonden in een volgend boek, is iets veiliger van aard: ze wil nu gaan praten met wat ze ‘potentiële terroristen’ noemt, radicale elementen in de moslimgemeenschap en in extreem-rechtse kringen. Daarom was ze onlangs in Nederland (‘Een goede plek om te beginnen’) en beschikbaar voor een interview.

Ze ziet er niet bepaald zeer onverschrokken uit. Dat speelde enorm in haar voordeel, lacht ze. Zeker dat ze een vrouw is. ‘Ik werd beschouwd als ongevaarlijk en ook een beetje dom. En dat was goed. Dat ik joodse ben, was geen voordeel, maar ook niet echt een groot probleem. Eén keer is het mij overkomen dat een Hamas-leider in Jordanië met mij weigerde te praten, omdat ik een joodse naam heb. En ik kreeg natuurlijk geregeld de nodige antisemitische retoriek te horen, maar dat liet ik over mij heen gaan. Ik maakte per slot van rekening geen studie over antisemitisme. En ach, zoals u weet: de katholieken haten de protestanten, de protestanten haten de katholieken… En iedereen haat de joden.’

Ze was van meet af aan tegen de oorlog in Irak. ‘We moeten ons afvragen hoe we iets kunnen doen aan het internationale terrorisme zonder het probleem nog groter te maken’, zegt ze. ‘En op dat punt zijn we duidelijk niet goed bezig.’

Toch vragen sommige tegenstanders van de oorlog in Irak zich ondertussen al luidop af of ze zich destijds niet vergist hebben. Was de inval achteraf bekeken een goede zaak?

JESSICA STERN: Helemaal niet. Ik sluit niet uit dat het beter zal aflopen dan ik, en velen met mij, hebben gevreesd. Er waren ook heel wat goede redenen om een oorlog tegen Irak te beginnen. Saddam Hoessein was schuldig aan de vreselijkst denkbare misdaden tegen de menselijkheid. Ik denk ook dat de regering-Bush en Tony Blair er oprecht van overtuigd waren dat hij een enorme voorraad chemische en biologische wapens had; en dat is ooit inderdaad het geval geweest. Het idee dat je de democratie kunt verspreiden in het Midden-Oosten is ook erg overtuigend. Mijn belangrijkste tégenargument heeft altijd te maken gehad met het terrorisme: dat deze oorlog het terrorisme zou aanwakkeren, omdat de indruk wordt versterkt dat het Westen erop uit is de islamitische wereld te vernederen. Het is duidelijk dat we door deze oorlog een krachtige internationale beweging van jihadstrijders hebben samengebracht met de restanten van het Saddam-regime, én met criminelen. Die jihadi’s gaan zich nu wellicht over de hele wereld verspreiden.

Is Al-Qaeda vandaag sterker of zwakker dan in 2001?

STERN: Onder experts is een groot debat aan de gang over de vraag of de organisatie nog wel bestaat. Zelf kan ik dat momenteel niet beoordelen. Waar ik wel van overtuigd ben, is dat Al-Qaeda echt een beweging is geworden. En die beweging is zich, vooral in Europa, volop aan het verspreiden in de moslimgemeenschap. Het is een beweging die drijft op gevoelens van vervreemding, vernedering en onrechtvaardigheid.

Wat is het verschil tussen een organisatie en een beweging?

STERN: Toen Al-Qaeda nog heel duidelijk een organisatie was, werden de kandidaat-leden getraind in kampen in Afghanistan. Mensen stelden zich kandidaat om tot de eliteclub te behoren. Wie niet voldeed, mocht geen lid worden, maar werd op een andere manier gebruikt: om appartementen te huren, explosieven te vinden of andere logistieke opdrachten uit te voeren. Alleen de harde kern mocht deelnemen aan de operaties. Maar zelfs wie niet tot de harde kern behoorde, had connecties met de organisatie. Dat is nu niet meer het geval. Vandaag zien we mensen die de agenda van Al-Qaeda willen promoten, die nog nooit in Afghanistan zijn geweest, die zelfs nog nooit een lid van de organisatie hebben ontmoet. Daarom spreek ik van een beweging: het is een ideologie die zich verspreidt doordat mensen erdoor aangetrokken worden en hun eigen cellen willen creëren.

U vergelijkt het met een virus.

STERN: Dat is een bruikbare metafoor. Net als bij echte virussen begrijpen we vaak meer van de vatbaarheid van de gastheer dan van de ernst van het virus. Dat geldt zeker voor terrorisme. We kunnen een aantal risicofactoren voor extremisme in kaart brengen, zonder dat we precies weten welke vorm van extremisme precies zal toeslaan. We kunnen met andere woorden de potentiële broeihaarden identificeren, zonder dat we van tevoren kunnen voorspellen welke ideologie zich daar zal verspreiden. Ik maak me sterk dat dit soort terrorisme niet eeuwig zal blijven bestaan, dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat er ongetwijfeld een nieuwe vorm zal opduiken, ook daar ben ik tamelijk zeker van.

Als het een virus is, dan is de beste aanpak: vaccinatie.

STERN: Ja, ik denk dat vaccinatie een goed idee zou zijn.

Hoe doen we dat?

STERN: Wel, wat we zeker moeten doen in Europa, is banden smeden met de moslimgemeenschappen, en proberen hun noden te begrijpen. Ik heb jongeren ontmoet die zeggen dat ze het bijvoorbeeld heel erg vinden dat er zo weinig over de islam wordt gesproken in Europese schoolboeken. De islam was ooit de grootste beschaving en toch wordt er in Europese scholen nauwelijks iets over gezegd. Dat is een zware dobber voor heel wat jongeren. En net omdát ze zo slecht worden onderwezen over de islam, lopen ze het risico om in extremistische moskeeën terecht te komen, waar radicale leiders – die zelf vaak niet goed op de hoogte zijn van de islam – makkelijk indruk kunnen maken op onwetende jongeren. Dus een deel van de vaccinatie zou erin kunnen bestaan dat wij, met het nodige respect, leren waar de islam voor staat. En dat imams hier in het Westen worden opgeleid, zodat zij op hun beurt iets leren over het Westen, en in de moskee niet meer alleen maar praten over een maatschappij die niet meer bestaat, toch niet in Europa.

Een gevoel dat bij al uw gesprekspartners sterk aanwezig was, is dat van vernedering.

STERN: Toen ik met terroristen sprak, leek mij dat inderdaad het dominerende gevoel. Daarom wil ik nu onderzoeken of het ook een rol speelt bij de radicalisering in het Westen.

Is dat gevoel terecht, of wordt het gecreëerd?

STERN: Het kan zeker worden gecreeerd, en in die zin is het vaak ingebeeld. Maar uiteindelijk doet dat er niet veel toe. Een van de jihadleiders die ik interviewde, vond de vernedering die extreem-rechtse groeperingen in de VS voelen, onterecht. Maar voor die mensen zelf is dat natuurlijk niet het geval: zij vinden het écht vernederend dat ze bijvoorbeeld met kleurlingen moeten concurreren op de arbeidsmarkt. En wat de jihadstrijders betreft: zij leven heel sterk met het gevoel dat de islamitische beschaving achterop is geraakt, economisch, politiek, intellectueel… Voor sommigen is het antwoord om de ‘anderen’ daarvan de schuld te geven: jongeren worden ervan overtuigd dat het de schuld van het Westen is. Ayman Zawahiri, Osama Bin Ladens tweede man, zegt dat het voor moslimjongeren beter is om het zwaard op te nemen dan om zich te onderwerpen aan de vernedering van de globalisering. Dat is volgens mij de centrale ideologie.

Wat erg opvalt in uw boek, is dat zowat alle extremisten – van neonazi’s tot jihadi’s – overtuigde complotdenkers zijn: ze zijn het slachtoffer van een grote samenzwering.

STERN: Ja, extreem-rechtse terroristen in Amerika geloven dat de internationale instellingen geleid worden door de joden en letterlijk manifestaties zijn van de antichrist. Idem dito voor Al-Qaeda: de internationale instellingen zijn instrumenten van het kwaad. Ze zijn allebei fel gekant tegen de globalisering. De pro life-beweging is een beetje ingewikkelder: de meeste leden zijn niet gewelddadig, ze zijn alleen tégen abortus. De mensen die abortusartsen vermoorden zijn een kleine minderheid die door de anderen wordt veroordeeld. Maar neonazi’s en jihadi’s gebruiken dezelfde taal. Ze claimen allebei dat ze de Nieuwe Wereldorde bestrijden. Als ik daar in de VS over spreek, krijg ik zelfs mailtjes van mensen uit extreem-rechtse hoek, om mij duidelijk te maken dat de Nieuwe Wereldorde hún vijand is, en niet die van Al-Qaeda. Ze denken en spreken echt in dezelfde termen, dat is op zich al enorm interessant.

Maar het voorspelt weinig goeds: de globalisering rukt verder op, dus ook het bijbehorende terrorisme?

STERN: Het terrorisme dat we vandaag bestrijden, is inderdaad een soort schaduwkant van de globalisering. Maar dat wil niet noodzakelijk zeggen dat de zaken alleen maar kunnen verergeren. We moeten proberen om een beter inzicht te krijgen in hoe terreurorganisaties te werk gaan bij de rekrutering. De war on terror is niet zozeer een oorlog tegen de huidige terroristen, maar veeleer een oorlog tegen het proces van rekrutering dat volop aan de gang is. Dat betekent, met andere woorden, dat we moeten leren begrijpen waaróm mensen terrorist worden. We kunnen toch niet tevreden zijn dat we honderden terroristen hebben uitgeschakeld, als er tegelijk duizenden nieuwe terroristen bij komen.

Hoe bestrijd je een rekruteringsproces? Door mensen te verleiden vóór ze verleid worden door terroristen?

STERN: Ja, ik denk inderdaad dat het een soort competitie is. Wij moeten potentiële rekruten voor onze zaak winnen voor ze door anderen op het slechte pad worden gebracht. Dat is niet gemakkelijk. Het is belangrijk dat we niet zomaar moskeeën sluiten, maar veeleer in alternatieven voorzien, en ervoor zorgen dat imams een degelijke opleiding krijgen. Anders komen veel jongeren terecht in de radicale madrassa’s, islamitische scholen, die overal als paddestoelen uit de grond schieten – niet alleen in Afghanistan, maar ook in Afrika, Bangladesh, India… We moeten de strijd aanbinden met onze ideologische vijanden. Het is veel meer een ideologische dan een militaire oorlog.

Hoe begin je daaraan?

STERN: We moeten het alleszins over een heel andere boeg gooien. Ik denk dat we de beste en slimste geesten uit de islamitische wereld moeten samenbrengen met westerse denkers die zich met deze materie bezighouden. Om zo een strategie te ontwikkelen die erop gericht is een idee te bestrijden. Dat is alleszins beter dan de beste militaire leiders samen te brengen om een strategie te ontwikkelen die erop gericht is om een invasie voor te bereiden.

Maar welk idee bestrijden we dan precies? En wat zetten we daar tegenover?

STERN: Als ik ze in één woord moet samenvatten, zou ik zeggen dat we intolerantie moeten bestrijden met tolerantie. En ik geloof in die strijd, ik denk dat vooruitgang op dat punt mogelijk is. Als je het op de lange termijn bekijkt, hééft de mensheid toch al flink wat vooruitgang gemaakt. Maar tolerantie vereist begrip, écht begrip. Zo moeten we bijvoorbeeld leren begrijpen dat iedereen de capaciteit heeft om goed en slecht te doen, dus dat we de wereld niet kunnen verdelen in de goeden en de slechten. Dat is namelijk precies wat de terroristen zelf doen.

Waarop heeft Osama Bin Laden het eigenlijk gemunt?

STERN: Een deel van het antwoord is dat hij onze westerse waarden verwerpt. Maar zijn belangrijkste klacht is toch onze politiek. Hij heeft trouwens zelf gezegd dat hij het niet zozeer gemunt heeft op de westerse vrijheid, want dan had hij evengoed Zweden kunnen aanvallen. Nee, hij haat vooral de Amerikaanse politiek. Al moeten we ook voor ogen houden dat hij zijn argumenten voortdurend aanpast. Hij heeft zich verzet tegen de Amerikaanse troepen in Saudi-Arabië, maar die zijn nu weg. Dus verzet hij zich tegen de Amerikaanse aanwezigheid in de islamitische wereld in het algemeen.

De Palestijnse kwestie is zeker niet de bron van zijn ongenoegen.

STERN: Helemaal niet. Dat hebben de Palestijnen zelf al vaak gezegd: als hij zo bezorgd is om Palestina, waarom besteedt hij zijn geld daar dan niet?

Wat zou er gebeuren mocht hij morgen gearresteerd worden?

STERN: Ik denk dat dat een slechte zaak zou zijn. Ik begrijp heel goed dat het belangrijk is om hem voor de rechter te brengen, zeker voor de families van zijn slachtoffers. Maar dat zou grote problemen meebrengen, omdat hij een martelaar zou worden. Nee, het belangrijkste is dat we verhinderen dat hij nog langer communiceert. En sowieso zal hij gaandeweg steeds minder belangrijk worden. En hoe minder belangrijk hij wordt, hoe minder gevaarlijk het zal zijn om hem te arresteren. Dat is een controversiële visie, hoor. Weinig Amerikanen zullen het met mij eens zijn. Het beste zou volgens mij zijn dat hij een natuurlijke dood sterft.

Of van zijn paard valt.

STERN:(lacht) Dat zou perfect zijn.

Wat heeft u tijdens uw onderzoek eigenlijk het meeste verbaasd?

STERN: De rol die geld speelt. Sommige terroristische leiders verdienen enorm veel geld. Ik had, zoals zovelen, een nogal romantisch idee over terroristen: dat het slechte mensen zijn, of alleszins mensen die slechte daden stellen, maar dat ze wel gedreven worden door een soort ‘pure’ motivatie. Ik dacht dat ik hun aanpak wel kon verwerpen, maar tegelijk kon proberen om die puurheid te begrijpen. Daar ben ik ondertussen wel van teruggekomen. Er komt weinig puurheid bij te pas. Terroristenleiders misbruiken naïeve, jonge mensen en verdienen als gevolg daarvan veel geld – uit de Golf, uit Saudi-Arabië, uit Iran… Zeker organisaties die lang blijven bestaan, worden eigenlijk een soort multinationals. Ze zijn nog altijd betrokken bij politiek geweld, maar het financiële aspect wordt belangrijker dan de oorspronkelijke missie.

Welke factoren werken momenteel het ontstaan van terrorisme in de hand?

STERN: Er zijn veel risicofactoren. Een onopgelost conflict dat blijft woekeren, zoals in Tsjetsjenië, Kashmir of Palestina. Een zwakke overheid lijkt cruciaal te zijn. Een overschot aan mannen ook. Velen denken dat de aanwezigheid van Amerikaanse troepen een rol speelt. Een gevoel van vernedering, op het individuele niveau of op het beschavingsniveau. Het leiderschap, natuurlijk: welk soort leiders treden op de voorgrond, en waarom? Ik denk niet dat iemand dé belangrijkste factor kan identificeren. Ik zou er nog tien boeken over kunnen schrijven, en dan weet ik het waarschijnlijk nog niet.

Wat hebt u al ontdekt tijdens het onderzoek voor uw nieuwe boek? Is een radicaal rechtse politiek een goed antwoord op de radicalisering onder moslimjongeren?

STERN: Natuurlijk niet, dat zal het alleen maar erger maken. Ik sta nog niet ver met mijn onderzoek, maar ik heb alvast de indruk dat er een spiraal van angst is ontstaan. Hoe meer de moslimgemeenschap zich vervreemd, genegeerd en vernederd voelt, hoe makkelijker het zal zijn voor radicale imams om zich toegang tot de jongeren te verschaffen. Ook hier is meer empathie aangewezen.

Nogal wat mensen vinden: genoeg empathie, tijd voor actie!

STERN: Ja, maar ik denk niet dat er ooit échte empathie is geweest. Echte empathie betekent dat we leren inzien dat alleen moslims zélf het proces van radicalisering een halt kunnen toeroepen. Dat heeft niets te maken met pamperen of wat dan ook, dat is gewoon een kwestie van pragmatiek. We zullen dit probleem nooit serieus kunnen aanpakken zonder de hulp van de moslimgemeenschap zelf. In de VS vinden veel mensen dat ik een soort softe Prozac-aanpak van het terrorisme voor ogen heb, met die klemtoon op empathie, op echt begrip.

Het klinkt toch een beetje soft, niet?

STERN: Zo zie ik dat nochtans helemaal niet. Integendeel, ik neem de dreiging veel serieuzer dan de regering-Bush. George W. Bush gelooft kennelijk dat hij het probleem kan oplossen door een paar honderd terroristen uit te schakelen. En daar ben ik het niet mee eens, het probleem is veel groter dan dat. Ik ben ook al meer dan twintig jaar bezig met mijn onderzoek als terrorisme-expert – ik ben geen sociale werker of zo, hoor. (lacht) Toen ik in de zomer van 2001 terugkwam uit Indonesië en Pakistan probeerde ik iedereen ervan te overtuigen dat we daar met een potentieel terreurprobleem zaten. Toen was de reactie: oh, zij is gespecialiseerd in terrorisme, dus het is normaal dat zij onder elke steen een terrorist ziet.

U verwijst in uw boek naar Hannah Arendt, de filosofe die bekend werd met haar theorie over ‘de banaliteit van het kwaad’. Hebt u die ‘banaliteit’ ook ontwaard?

STERN: Ja, dat idee klopte wel met wat ik heb kunnen waarnemen. Sommige mensen die ik interviewde, belichaamden het ‘kwaad’ in de ‘banale’ betekenis van het woord. Dat wil zeggen: ze zijn maar een radertje in de machine – jonge mensen die om allerlei redenen gevangen zijn geraakt in een machine die gruwelijke dingen aanricht. Anderen leken dan weer meer op nazileiders, de architecten van het kwaad, die de gruwel verzinnen en laten uitvoeren. Hoe dan ook vind ik het belangrijk dat we niet weglopen van het kwaad. Als we het willen bestrijden, zullen we het eerst moeten begrijpen. Veel mensen begrijpen niet dat ik zoveel empathie aan de dag heb kunnen leggen. Maar ik ga ervan uit dat we de vijand zo goed mogelijk moeten leren kennen. Geloof me, terroristen hebben keer op keer geprobeerd om mij te rekruteren – ik ben gevraagd om mij tot de islam te bekeren, om mee te doen aan acties om het leven van de ongeborenen te beschermen, om financiële steun te verlenen… En toch ben ik geen terrorist geworden. Kennelijk beschik ik over het vermogen om empathie te voelen zonder tegelijk ook te sympathiseren.

Hoe zou dat komen?

STERN: Dat weet ik niet. Misschien heb ik dat met de moedermelk meegekregen, misschien is het een chemische anomalie. Of misschien heeft het iets te maken met het feit dat mijn vader in 1938 uit nazi-Duitsland is gevlucht. Daar werd nooit veel over gepraat in mijn familie, maar ik weet bijvoorbeeld dat een neef van mijn vader, die in Duitsland was achtergebleven, is vermoord door Joseph Mengele. Dat heeft mij toch op een of andere manier getekend. Ik heb een grote nieuwsgierigheid, een grote behoefte om het kwaad te leren begrijpen, wellicht meer dan de meeste andere mensen.

Door Joël De Ceulaer

‘Ik neem de terroristische dreiging veel serieuzer dan de regering-Bush.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content