De Gentse zanger-met-alleen-een-achternaam Sioen logeerde een maand lang in Soweto. Knack vloog met hem mee naar de Regenboog. ‘Man, de adrenaline giert hier door mijn lijf.’

‘Umuntu Umuntu Ngabantu.’ Het is hartverwarmend te weten dat er op deze aardbol toch nog één iemand rondloopt die zijn geloof in de mensheid niet verloren heeft. ‘Umuntu Umuntu Ngabantu’ is Algemeen Beschaafd Zoeloe voor ‘een persoon wordt een persoon door andere personen’. En een van de nieuwe songs van Frederik Sioen, zanger en beroeps-Gentenaar uit de volkswijk de Muide.

Het begon allemaal een jaar geleden. De bazen van Oxfam, Les Ballets C de la B en vzw Trefpunt vorderden de zanger op voor een audiëntie. Ze vertelden hem dat ze elk jaar op de Gentse Feesten ‘One Day for Another World’ organiseerden. En of hij zin had om eens een dag iets te doen rond een andere wereld? ‘Neem nu Zuid-Afrika. De oude Mandela wordt negentig. En er beweegt wat in de Regenboognatie.’

De zanger zei: ‘Ik heb zin.’ En bestelde een ticket Muide-Soweto.

Maanden later, in een taxi op weg naar Soweto. De chauffeur draait het raam open en steekt een sigaret op. ‘It’s a bad time to visit South Africa’, bromt hij.

Ik antwoord niets, kijk naar buiten. Niets dan beelden voor je herinneringen daar. Machtige heuvels. De skyline van Johannesburg. Soccer City. Vandaag is het nog een ruïne, maar in 2010 moet Soccer City hét voetbalstadion van de Wereldbeker voetbal worden. En dan, plots, weer krottenwijken. Muren waarop ‘HIV=aids’ gekalkt staat. Gele rookpluimen die als beesten hemelwaarts stijgen. ‘Er bestaat geen slechte tijd om Zuid-Afrika te bezoeken’, denk ik. Dit is een land waar het verschil tussen schoonheid en lelijkheid allang opgeheven is. Alsof je er aan de wortels van de wereld hangt.

Tom Lanoye zei me drie jaar geleden: ‘De problemen van Zuid-Afrika zijn de problemen van hier en nu. Alle gemeenschappen zitten daar samen, met alle navenante lasten én geneugten. Daar besef je pas hoezeer er hier in Vlaanderen gezeurd wordt. Om niets, vaak. Dat de zaken ingewikkelder in elkaar kunnen zitten dan een paar Vlamingen tegen een koppel Walen.’

Met ‘ bad time’ doelde de taxichauffeur natuurlijk op xenofobie. De regenboog stond de voorbije maand in de fik. Tientallen immigranten uit Zimbabwe, Mozambique, Nigeria en Malawi werden hier vermoord. Tienduizenden gingen op de vlucht. Winnie Mandela, ex vùan, noemde het in de Daily Mirror zelfs ‘ the greatest tragedy of our time’.

‘Kun je dat eigenlijk zien,’ vraag ik aan de chauffeur, ‘of iemand van Zimbabwe of Zuid-Afrika is?’

‘Ja’, lacht hij. ‘En toch blijft het een prachtig land, wat jullie daar in Europa ook van mogen denken.’

‘Ik denk niets’, antwoord ik.

Of toch. Aan wat Lanoye zei, destijds. In gesprekken met Vlamingen had hij zo vaak een racistische wensdroom ontwaard. Dat ze niet liever hadden dan dat het slecht ging ‘met die negers. Die er trouwens al dik spijt van hadden dat die apartheid afgeschaft was’. Zo wilden ‘wij’ ons absolutie geven voor een van de meest wreedaardige regimes ooit. Een bestel dat ‘wij’ 48 jaar gesteund hebben, dat 48 jaar lang de wereld heeft wijsgemaakt dat een zwarte geen bedrijf, laat staan een land kan besturen.

De taxi raast de zandstraten van Soweto binnen.

‘Ken je de stad?’ vraagt de taxichauffeur.

‘Nee’, antwoord ik.

Behalve dat Desmond Tutu en Nelson Mandela van hier zijn. En van die ene foto van Sam Nzima, die op het netvlies van de wereld gebrand staat. Een moeder en een vader met een dood kind, Hector Pietersen, in hun armen. Het was 12 juni 1976 en de wereld wist hoe apartheid eruitzag. Alleen de verroeste prikkeldraad die hier her en der nog ligt, verwijst vandaag naar dat vervloekte verleden.

Er is veel veranderd in Soweto. Er staat nu zelfs een groot winkelcentrum, de Maponya Mall. 200 winkels, 65.000 vierkante meter, te midden van een krottenwijk: een surrealistisch gezicht. Het is de droom van Richard Maponya, een 82-jarige die tijdens het apartheidsregime rijk werd door melk rond te brengen.

‘Er geldt maar één regel in Soweto: verlaat nooit de stad’, zegt de chauffeur. ‘Zelfs als je rijk wordt of aartsbisschop wordt: je blijft in Soweto wonen.’

‘Mandela heeft dan wel tegen die regel gezondigd’, antwoord ik.

‘Mandela wel, ja. Die mag alles. Hij woont in Mozambique. Heeft daar een knap lief gevonden.’

Er is nog wat veranderd in Soweto. Sinds een maand logeert hier een nieuwe bewoner. Een jongen uit Gent.

‘Heb je een goede reis gehad?’ vraagt Frederik Sioen wanneer we het Ipelegeng Community Centre binnenwandelen. Hij repeteert hier met Zuid-Afrikaanse muzikanten en een paar muzikanten uit Gent: drummer Laurens Smagghe (Barbie Bangkok), bassist Mirko Banovic (Arno) en gitarist Frederik Segers (Members of Marvelas).

‘Soweto is my second home’, zegt hij, terwijl hij een glas rode wijn inschenkt. ‘Toen ze me vroegen voor dit project, wou ik naar hier komen. Om het land te voelen. Ik had natuurlijk Zuid-Afrikaanse versies kunnen maken van mijn songs, maar dat wou ik zeker niet. Trouwens, ik was die songs even beu gespeeld. Ik wou nieuwe muziek maken, muziek die ze hier wijs zouden vinden. Alleen: ik wist zo goed als niets over het land. Mandela, Kaapstad, aids, daar hield het zowat op. Ze hadden mij verteld dat Soweto ‘de Bronx van de wereld’ was. Maar toch was het een schok, die eerste keer dat ik hier kwam. Nooit vergeet ik mijn eerste bezoek aan het Hector Pietersenmuseum. Ik kwam buiten en voor de deur stond een BMW. De chauffeur had een blaffer in zijn handen. Slik. Toen we wat later een kruispunt overstaken, zei iemand: “Sioen als je een wapen moet hebben, dan moet je daar links zijn. Voor marihuana is het rechts. En valse papieren, dat is aan de overkant.” De adrenaline gierde door mijn lijf. Tegelijkertijd was ik zwaar onder de indruk van de openheid en gastvrijheid van de mensen die hier woonden. En van de vrouwen. Ik heb hier audities gehouden: man, die hadden allemaal muziek in hun lijf. En…’ (lacht)

Een van de mensen die Sioen door Soweto gidsten was Besten, een sympathieke twintiger. Hij noemt de zanger wat liefkozend ‘Freddy’. Our Freddy. En of we even willen vermelden dat hij verdomd blij is dat Freddy hier is. ‘Muziek is altijd heel belangrijk geweest in Soweto’, zegt Besten. ‘Maar tijdens de apartheid mochten we alleen luisteren naar Afrikanermuziek, de rest was verboden. Ook op dat vlak betekende het einde van de apartheid een enorme bevrijding. Iedereen kent hier Michael Jackson en U2. Maar we zien hen nooit in Zuid-Afrika, daarom zijn ze hier ook niet populair. En daarom is het zo goed dat mensen als Freddy naar hier komen. Er lopen massa’s muzikanten rond, er is heel veel talent, en er zijn instrumenten. Maar niemand weet hoe ze te bespelen. ‘We don’t have leaders like Freddy.’

Sioen: ‘Toen ik daarnet zei dat Soweto mijn tweede thuis is, meende ik dat ook. Als ik op tournee ga, heb ik meestal al na een week heimwee naar Gent. Nu niet. Ik heb spijt dat ik straks terug naar België moet vertrekken. Het land heeft mij geraakt. En de mensen. Besten is een echte schat, hoor. Maar wat mij opvalt: als hij iets grofs zegt, begint hij te lachen. Zoals: “Die is ook gestorven aan aids, hahahaha.” Dat is gewoon een manier om ermee om te gaan. Een kwart is hier besmet met hiv. Misschien kun je op den duur niet anders meer dan zo reageren.’

De volgende dag. Besten wil me Johannesburg tonen. Joburg, zoals ze hier zeggen. We liften. Er stopt een busje, we gaan op de laatste bank zitten – zoals overal ter wereld de bank met de plezantste mensen. Alleen: niet vandaag. De chauffeur had het lumineuze idee om de uitlaat van zijn bus aan de binnenkant te monteren. Iets wat de gezelligheid niet echt ten goede komt.

Een half uur later stappen we, hoestend en net niet vergast, uit. Terwijl we door de straten lopen, zegt Besten dat hij naar Gent komt. Om zijn vriend Freddy te zien optreden, bij Sint-Jacobs. Zijn eerste keer in Europa.

‘Lijkt Gent op Johannesburg?’ vraagt hij.

‘Alle steden lijken op elkaar’, antwoord ik. ‘Alleen wat minder zwarten.’

‘Dit is een wijk waar blanken niet durven te komen’, zegt hij. De wonden van 48 jaar apartheid. Hij steekt een sigaret op. ‘Herinner je je nog die rel met Prins Harry in de Britse tabloids? Er waren foto’s opgedoken van hem in nazikleren, terwijl hij de Hitlergroet bracht in Swaziland. Dat was alleen maar om de aandacht af te leiden: hij had een Zuid-Afrikaans lief. Dat was blijkbaar erger.’

Hij kijkt wat triest en wandelt verder. Stopt aan een kraam, koopt wat chocolade. Kijkt schichtig om zich heen. En roept dan plots: ‘Lopen! Lopen! Lopen!’ Als gekken rennen we door de straten van Johannesburg. Door het rode licht, langs tientallen mensen. Hij springt een taxi in die net passeert. Een half uur lang zegt hij niets. Zijn lijf trilt.

‘Wat gebeurde er?’

‘Ze waren jou aan het achtervolgen. Ik had ze al een tijd in de gaten. Een zware gast uit de townships: iedereen is bang van hem. Hij was aan het bellen. Ik stopte aan dat kraam om te zien of hij ons volgde. Toen had ik het pas door: hij had vijf man opgetrommeld. Ze hadden hoogstwaarschijnlijk een pistool of een mes bij zich. Had je iets te lang getwijfeld… Ze kijken niet op een leven meer of minder.’

‘Waarom zijn ze dan nog niet aangehouden door de politie?’

Hij zucht. ‘Er is de laatste vijftien jaar veel ten goede veranderd in dit land. Maar het probleem van Zuid-Afrika blijft de misdaad. Dit is een land waar 50 moorden per dag gebeuren. Niemand durft iets te gaan aangeven, uit schrik voor afrekeningen. En de overheid… Ze beloven zoveel. President Mbeki heeft 150 bodyguards, dat zegt eigenlijk alles. Waarom zouden wij iemand vertrouwen die ons niet vertrouwt?’

‘De FIFA…’ probeer ik.

Hij knikt. ‘Ik weet dat ze kritisch zijn voor Zuid-Afrika. Maar als ze ons dat afpakken, is het oorlog. Iedereen kijkt zo uit naar dat WK.’

Valavond. De repetities voor vandaag zijn afgelopen. Sioen en de muzikanten gaan nog een gin-tonic drinken in The Rock, een van de clubs van Soweto. Aan de ingang liggen een paar vergeelde aidsfolders. Op de tweede bladzijde staat: ‘In die begin van ’n verhouding word aartrekkingskrag en seksuele plesier dikwels met liefde verwar. Moenie seks met liefde verwar nie – dit kan baie gevaarlik wees. Ken jou behoeftes en praat daaroor. ’n Verhouding is nie ’n raaispeletjie nie. Daarnaast staat een condoomautomaat. Hij wordt als vuilnisbak gebruikt.

‘Ben je niet bang om de Vlaamse Bob Geldof te worden?’ vraag ik aan Sioen. ‘Twee jaar organiseerde je mee 0110, nu dit project.’

‘En dan?’ antwoordt hij. ‘Is Bob Geldof een klootzak omdat hij Live Aid georganiseerd heeft? Ik vind trouwens dat dit project weinig met engagement te maken heeft. Ze vroegen het mij en ik was wel zot geweest als ik daar nee op had gezegd. Ik word er trouwens ook voor betaald. Wat wel waar is: als ik iets in mijn omgeving zie wat me niet bevalt, dan reageer ik. Ik heb ook opgetreden op Amnesty Internationalconcerten, opgeroepen om niet voor het Vlaams Blok te stemmen. Maar daarom vind ik mezelf nog geen geëngageerd zanger. Iemand die liefdesliederen schrijft, noemen ze toch ook niet meteen een romanticus? Die 01.10: ik weet trouwens niet of ik dat vandaag nog zou doen. Ik was nog te jong om zoiets mee te dragen. En om om te gaan met de kritiek. Pas op, ik sta nog altijd heel erg achter het concept. En ik ben heel blij dat het zo’n succes was. Maar toch. Het werd georganiseerd door twee monumenten, Arno en Tom Barman, en een kleine snotter. Achter mijn rug hoorde ik: “Hij doet het om te scoren, om bekend te worden.” Dat heeft mij wel geraakt. Omdat ik wist dat het helemaal niet zo was. Op dit project zal ook wel weer kritiek komen. Maar och, ik heb me er ontzettend mee geamuseerd. Dat is het enige wat telt.’

Nacht. We wandelen huiswaarts langs de lege straten van Soweto. Onderweg, in de garage van een huis speelt een dj muziek. Helemaal alleen. De muziek echoot door de townships: ‘World go wrong, World go wrong…’

De muzikanten stoppen en bietsen een sigaret van de dj. Een meisje roept: ‘Wat doen jullie zo laat op straat? Het is veel te gevaarlijk. Kom toch binnen . First you must pay en then we can eat together.’ De muzikanten twijfelen. ‘First you must pay…’ Ze bedoelt eigenlijk ‘First you must pray’. Ze heet Kara en wordt vandaag 21, net als haar tweelingsbroer. Nadat we onze naam hebben gezegd, vraagt ze aan Sioen: ‘Are you big in your country?’

‘Een meter achtenzestig’, antwoordt hij.

Binnen zit de hele familie in pak rond de tafel. ‘Kom binnen…’ Er volgt een gebed in het Zoeloe. België lipt mee.

Kara houdt een speech. Bedankt haar moeder, haar broer, haar neven, nichten, God, de wereld. ‘En, last but not least, onze onverwachte gasten uit… ja, waar was het ook alweer?’

‘België.’

‘Ja, dat.’

Stilte. De familie kijkt naar ons. Sioen – iemand op wie je in dat soort precaire momenten kunt rekenen – stapt naar voren. Omhelst haar en haar broer. En spreekt als een volleerde frontman de familie toe. Dat hij een zanger is van de Muide. En dat hij de laatste maand gepakt werd door de gastvrijheid van Soweto. Hij heeft hier zelfs drie woorden Zoeloe geleerd: Umuntu Umuntu Ngabantu.

Het gezelschap lacht en herhaalt: ‘Umuntu Umuntu Ngabuntu’. Luid applaus. ‘Kiekenvlees’, zegt bassist Mirko Banovic. ‘Stel je dat voor bij ons: dat je een verjaardagsfeest houdt en er staan vijf negers voor de deur. Ik zou nog eens willen zien of…’

De nacht kan niet op. Kara brengt taart met stoofvlees en bloemkool. In de tuin dansen Sioen en de muzikanten op het ritme van de dj. ‘En dan durft die journalist van Knack nog te vragen of ik geëngageerd ben.’

‘Short people are just the same as you and I (A fool such as I)’, zong Randy Newman ooit.

SIOEN MEETS SOWETO OP DE GENTSE FEESTEN: OP 22 JULI TE HOREN OP HET GROTE PODIUM BIJ SINT-JACOBS.

TEKST EN FOTO’S: STIJN TORMANS IN SOWETO

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content