België moet diplomatieke druk uitoefenen op Rwanda, dat via zogenaamde rebellen grote delen van Congo bezet. Dat vinden de niet-gouvernementele organisaties in Kinshasa.

De bezetting van grote delen van Congo kwam voor president Laurent-Désiré Kabila als een geschenk uit de hemel. Militair gezien was de agressie vanzelfsprekend een afgang. In de zomer van 1998 kon Kabila alleen met de hulp van buurlanden Angola en Zimbabwe de val van Kinshasa voorkomen en sindsdien behaalde het Congolese leger geen enkele overwinning.

De gevolgen liegen er niet om. Vandaag controleren Jean-Pierre Bemba (noordwesten), de pro-Oegandese Ernest Wamba Dia Wamba (noordoosten) en de pro-Rwandese Emile Ilunga (oosten) veertig procent van het grondgebied.

Maar politiek kwamen deze bezettingen Kabila dus goed uit, want het eerste jaar van zijn bestuur had de zelfverklaarde president niet bepaald de harten van de Congolezen veroverd. Kabila kan het sinds de oorlog van 1998 hebben over de vijand, de agressor. En die komt uit Rwanda. Kabila gaat nog verder: het is allemaal de schuld van de Tutsi, de minderheid die Rwanda bestuurt en die samen met het Oeganda van Yoweri Museveni en de Verenigde Staten Kabila aan de macht brachten. Nu zijn de oude spitsbroeders zijn vijanden geworden en moet Kabila het noodgedwongen met de Congolezen zelf stellen.

Of die het met Kabila kunnen stellen? De meeste inwoners van Kinshasa kennen het oude spreekwoord over polygamie: “Welke vrouw mijn vader ook nog trouwt, ik zal haar mijn moeder noemen.”

Hoe dan ook, toen Kabila in mei 1997 de macht overnam van Mobutu Sese Seko, gaf hij het land niet alleen een nieuwe naam. Hij kondigde ook een nieuwe tijd aan. Er veranderde ook wat. De inwoners van Kinshasa kunnen zich vandaag vrij bewegen. Het leger en de politie vallen de bevolking niet permanent lastig met allerhande pesterijen die onder Mobutu steevast in afpersing eindigden. Hier en daar in Kinshasa werd zelfs een weg heraangelegd.

WAT MOBUTU DEED, DOET KABILA OOK

Maar die wittebroodsweken waren snel om. De bevolking kreeg snel door dat Kabila geen bekwaam bestuurder is. Hij omringt zich met machteloze ministers. Op de ministerraad neemt alleen Kabila het woord. De Katangees speelt tegelijk president, parlement en regering. Daarin verschilt hij in niets van zijn voorganger. “Kabila was geen tegenstander van Mobutu, maar een fervent bewonderaar”, klinkt het in Kinshasa.

Alles wat Mobutu deed, doet Kabila ook. Hij benoemt zijn streekgenoten (uit Katanga of Shaba) en vrienden op de hoge functies in leger en regering en betaalt zijn ministers naar Congolese normen onwaarschijnlijk hoge lonen. Hij zet politieke tegenstanders in de gevangenis – vorige week nog overleed een militant van de lumumbistische Palu-partij in de cel in Kinshasa.

Kabila is een alleenheerser die graag terugvalt op zijn marxistische vorming uit de jaren zestig. Maar zijn links discours belet hem allerminst om de bodemschatten van zijn land aan westerse ondernemers te verpatsen. Van die exploitatie worden in Congo alleen de nieuwe machthebbers beter – ze bouwen hun dure huizen in het buitenland, voor alle zekerheid, mocht het te warm worden in Kinshasa.

De bevolking leeft intussen in grote armoede. De ambtenaren hebben nog maanden loon te goed. Maar die lonen zijn zo laag dat een gezin er maar enkele dagen van kan leven en in feite ligt het overheidsapparaat dan ook stil. Klassieke banen in bedrijven zijn erg schaars. Dat de mensen nog leven, is het Congolese mirakel. Het is er één van veel vindingrijkheid en plantrekkerij, en van hard labeur.

Zelfs in vergelijking met de nadagen van het Mobutu-regime zijn de levensomstandigheden in Kinshasa nog verslechterd. Dat is niet helemaal de schuld van Kabila, want hij erfde een ware puinhoop. De door het Westen op de been gehouden Mobutu liet een land na zonder wegen die naam waard, zonder staatsapparaat en met een zwalpend en afpersend leger.

Dat was anders toen Mobutu meer dan dertig jaar eerder aan de macht kwam. Kort na de dekolonisatie was de staatskas goed gevuld. Het land had een structuur, zij het een koloniale, en een leger dat gezag afdwong. Dat is allemaal weg.

Er is nog een belangrijk verschil: een deel van de bevolking is kritischer geworden en blijft hopen op democratische hervormingen die Mobutu al in 1990 in het vooruitzicht stelde, toen hij het einde van zijn tweede republiek aankondigde. Het jarenlange gepalaver van de Nationale Conferentie leidde niet tot concrete politieke resultaten. Maar het zorgde wel voor een stroom aan nieuwe organisaties die zich onder meer met vrouwen- en mensenrechten bezighouden. Het volk danst en zingt niet meer als de president op bezoek komt.

GEEN DEMOCRATIE ZONDER VREDE

Kabila gaf zijn land dus niet de beloofde zuurstof. De economie is volledig in elkaar geklapt en van stappen naar democratie is al helemaal geen sprake. Kan ook niet, is het officiële argument. Het is oorlog. “Onzin”, zegt Elise Muhimuzi van Cause Commune, een lobbygroep voor vrouwen die samenwerkt met het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (NCOS, 11.11.11). “Kabila heeft het altijd over de wederopbouw van het land. Dat hij eraan begint. Of houdt de hele regering zich met de oorlog bezig?”

Ondanks de kritiek op de regering vindt Muhimuzi, en met haar zowat de hele société civile, dat onder meer België te weinig onderneemt tegen de zogenaamde rebellen die het regime van Kabila militair ondergraven. “De internationale gemeenschap moet ons helpen vrede te stichten. Dat is de eerste voorwaarde. Zonder vrede in de regio van de Grote Meren is ontwikkeling in dit land onmogelijk.”

Zoals in elke oorlog is de gewone Congolees het eerste slachtoffer van het geweld. “Wat heeft mijn arme moeder in de Kivu (door Ilunga bezet gebied, nvdr) met de oorlog en dat gevecht om de rijkdommen in onze ondergrond te maken? Wat hebben onze kinderen daar mee te maken? Zij kunnen niet eens hun eigen jeugd beleven.”

In de Zambiaanse hoofdstad Lusaka ondertekenden alle betrokken partijen een vredesakkoord. Maar Muhimuzi gelooft niet dat het akkoord van Lusaka tot echte vrede zal leiden. Echte vrede zal er pas komen als de internationale gemeenschap daar werk van maakt. “In onze orale traditie geloven wij niet in akkoorden als Lusaka. Die akkoorden zullen dan ook permanent worden geschonden. De internationale gemeenschap moet de vrede opleggen en die rebellen op hun plaats zetten. Hoeveel mensen zijn verantwoordelijk voor deze oorlog? Het zijn er niet eens enkele tientallen! Vergelijk dat eens met het leed van de miljoenen Congolezen. Alleen daarom moet de internationale gemeenschap de invasies sterker veroordelen.”

WERK MAKEN VAN EEN REVOLUTIE

Wat dat betekent, verduidelijkt Muhimuzi: ook België moet de druk op Rwanda opdrijven. Dat land van sterke man en vice-president Paul Kagame bezet via de rebellen grote delen van Congo. De sociéte civile in Kinshasa vindt het onbegrijpelijk dat België dat zo maar laat gebeuren. Helemaal onbegrijpelijk zouden ze het vinden, mocht het land als een soort oorlogsbuit worden verdeeld.

“Als de Verenigde Staten denken dat ze zo vrede stichten in de regio van de Grote Meren, vergissen ze zich. Raken aan de grenzen van Congo zou een lange periode van instabiliteit inluiden. Dat zal de Verenigde Staten naar de zoveelste nederlaag leiden”, zegt Muhimuzi. “De Congolezen zijn nu al vernederd omdat ze zich niet kunnen verdedigen tegen het kleine Rwanda. Desnoods trekken ze het maquis in, maar vechten zullen ze. Rwanda en Burundi hebben problemen met Hutu en Tutsi, maar die moeten ze hier niet oplossen. De Walen en de Vlamingen vallen Frankrijk toch niet aan om hun eigen geschillen te beslechten? En als er een probleem is met de Congolese Rwandezen, moeten we daar in Congo een oplossing voor vinden.”

Wat de afloop van de oorlog ook is, volgens Muhimuzi zal de regeerperiode van Kabila nooit lang duren. “Kabila zal vertrekken zoals hij kwam en dan komt er wellicht een andere die weer in niets verschilt van de vorige. Tenzij wij Congolezen eindelijk zelf werk maken van een echte mobilisatie, van een soort van revolutie. We hebben daar alle redenen toe. Als Congo een mens was geweest, hij was al lang gevlucht. Zo slecht hebben onze leiders dit land behandeld. De staat heeft ons sinds eind jaren tachtig volledig aan ons lot overgelaten. Alleen de niet-gouvernementele organisaties gaven, met de steun van het buitenland nog een sprankeltje hoop. Maar in de oceaan van onze problemen is dat niet eens altijd opgevallen. Want elk jaar is hier beter dan het volgende.”

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content