Het emiraat Bahrein is een kleine eilandengroep in de Arabische Golf. Het ligt heel strategisch tussen de monding van de Tigris en de Eufraat én de Straat van Hormuz, de zee-engte die toegang geeft tot de Golf. Bahrein fungeerde dan ook lange tijd als doorvoerhaven, als overslagplaats voor goederen. Een interessant gegeven voor archeologen. Het Institut du monde arabe besloot een balans op te maken, en zette onder de titel “Bahreïn. La civilisation desdeux mers” een tentoonstelling op.

Bahrein – of Dilmoun zoals het vroeger heette – had alle troeven in handen om tot een belangrijke cultuur uit te groeien. Het vervulde een scharnierfunctie tussen heel verscheiden beschavingen; de culturen langsheen de Indus

in het huidige Pakistan bijvoorbeeld of in Mesopotamië

in wat nu Irak is.

Een tweede – minstens even belangrijk element – was de aanwezigheid van zoet water. Onder het eiland bevindt zich een reusachtige aquifer, dat de inwoners al millennialang van drinkwater voorziet. De huidige naam Bahrein – “de twee zeeën” in het Nederlands – moet dan ook heel letterlijk genomen worden; een eerste zee, namelijk de Arabische Golf rondom het eiland en een tweede, een zoetwaterzee, eronder.

Vooral Mesopotamië was een belangrijk afzetgebied. Sumerische handelaars sloegen in Bahrein-Dilmoun niet alleen koper in afkomstig uit Oman, maar ook ivoor, edelstenen en exotische houtsoorten uit de Indusvallei of goud en lapis-lazuli uit Afghanistan. Dilmoun bood ook een aantal producten van eigen bodem aan. Vooral oesterparels en schildpadschalen waren in trek. De Sumeriërs leverden

op hun beurt graan en wol, een handel waarover we via

de inventarissen op kleitabletten goed zijn ingelicht.

Die verscheiden handelscontacten hadden natuurlijk ook cultureel heel wat invloed. Elke handelaar in Dilmoun beschikte over zegels en stempels waarmee zowel documenten als handelswaar van een keurmerk werden voorzien. Het is

de enige figuratieve kunst die ons uit Dilmoun bekend is.

De iconografie is vrij complex en stelt ons nog voor veel raadsels.

Een nieuwe fase in de geschiedenis van Dilmoun breekt aan met de komst van Alexander de Grote. Bij zijn terugkeer uit India omstreeks 325 voor Christus laat hij de kusten van de Arabische Golf verkennen. Ook Bahrein komt aan de beurt, en krijgt de Griekse naam Tylos. Een ontmoeting van twee werelden en culturen die nu vooral gekend zijn door een aantal opmerkelijke steles. Tylos kende waarschijnlijk

een lokale traditie van steles die de overledene moesten voorstellen. Het waren niet meer dan silhouetten. De komst van Alexander de Grote introduceerde een kunst die veel figuratiever was. En geleidelijk aan kregen ook de steles

uit Tylos een persoonlijker karakter; het lichaam werd voorgesteld en de gelaatstrekken werden zichtbaar.

“Bahreïn. La civilisation des deux mers”, tot 29/8, Institut du monde arabe, rue des Fossés-Saint-Bernard 1, Parijs

Johan Van Acker

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content