Kan het een beetje minder, ja? Daar host zo’n opgewonden Amerikaan het land rond, die op niets verdachte toevallige passanten, die vooral met rust willen worden gelaten, keihard God bless Belgium in het oor komt gillen. Waarna als baseline volgt: ‘een beetje trots kan geen kwaad’.

Een beetje trots op België, blijkt dat te zijn in een tv-spotje. Want daaraan mankeert het ons, zo vindt de regering, die met deze campagne enige volkse steun zoekt bij het pas aangevatte EU-voorzitterschap. Al bij hun aantreden wilden Verhofstadt en zijn kornuiten van België een ‘modelland’ maken, ‘snel en efficiënt’ en zo. Datzelfde land hadden ze tevoren, vanuit de oppositie, verketterd als de staatgeworden corruptie en incompetentie, dat zelfs zijn naam had gegeven aan een pathologisch syndroom, de zogeheten Belgische ziekte. Niets om trots op te zijn, maar nu, na twee jaar paars-groen, zou dat dus allemaal genezen zijn.

Op een opstootje bij een occasionele sportieve prestatie na, is patriottisme de gemiddelde Belg tamelijk vreemd. De regering verzoekt ons dan ook om slechts een beetje nationale trots. Ze wil meer bepaald af, aldus een van die vele officiële communicatiemevrouwen in De Standaard vorige week, van het ‘negatieve patriottisme’ waardoor Belgen het goede van dit land vanzelfsprekend vinden en alleen het slechte als ’typisch Belgisch’ beschouwen. O, moeten we nog dankbaar zijn ook?

Deze mevrouw vergist zich.

Ze vergeet dat er in België ook een omgekeerd patriottisme bestaat. Het ontstond als reactie tegen de opgepepte, aan ernst ten onder gaande lokaal-nationalistische sentimenten die België uiteen doen rafelen. De klassieke vaderlandsheid steunt op vaste, heldere, ernstige en onwrikbare waarden – travail, patrie, famille!. Het omgekeerde belgicisme veronderstelt daarentegen een gemeenschaps- en solidariteitsgevoel dat uitgaat van het fluctuerende, het tijdelijke, het ironische, het kritische en het onzuivere, dat niet de vastigheid maar integendeel confusie, pragmatisme en métissage celebreert. Het omhelst de populaire cultuur van Kuifje tot Woestijnvis en herkent zich artistiek in het surrealisme, de kleinburgerlijke avonturen van Magritte, de mosselpotten van Broodthaers, de strontmachine van Delvoye en de Lumumba’s van Tuymans.

Toch is dat ironische patriottisme te herkennen in zowel de suggestie van een bolhoed – die zowel van Jansen en Jansens als van Magritte kan zijn – in het officiële logo van het Belgische EU-voorzitterschap als in de aanwezigheid van Panamarenko rond de top van Laken. Maar in dat tv-spotje? Neen. Technisch ziet het er fraai uit, maar het is inhoudelijk zo duf als al die andere nationalistische propaganda die het per se wil hebben over onze cultuurschatten, onze fameuze wetenschappers of onze ongelooflijke productiviteit.

Trots, och ja. Trots of schaamte zijn niet echt de juiste termen om het burgerschap tot een onderwerp van gesprek te maken, want ze verwarren feitelijkheid met moraal. Dat is eerder iets voor het aftandse, pre-moderne nationalisme. Wat meteen ex-minister-president Luc Vandenbrande weer in het geheugen brengt, die altijd vond dat zijn Vlamingen ergens voor een stuk niet beschaamd moesten zijn naar het identiteitsgebeuren toe. Was hij zich aan zo’n campagne te buiten gegaan, hij zou er niet zo licht afgekomen zijn.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content