Het Oostenrijkse Sankt Anton, waar op 28 januari het wereldkampioenschap alpineskiën begint, heeft een rijk skiverleden. Een klein portret van enkele van zijn beroemdste telgen.

Vier jaar geleden wist Karl Schranz er de Internationale Skifederatie (FIS) van te overtuigen de organisatie van het wereldkampioenschap alpineskiën 2001 toe te vertrouwen aan Sankt Anton. In zijn geboortedorp is een van de oudste skiclubs van de Alpen gevestigd en die zou in januari 2001 haar eeuwfeest vieren. Het investeringskapitaal lag klaar. Op het beslissende FIS-congres in Nieuw-Zeeland behaalde het voormalige enfant terrible meer punten dan de gereputeerde Zwitserse tegenkandidaat Sankt Moritz. Een wiedergutmachung in het skimilieu?

In 1972 stroopte Schranz de mouwen op tegen de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), de Amerikaan Avery Brundage. De winterspelen in het Japanse Sapporo dreigden erdoor te floppen. De grote bek kreeg, op het hoogtepunt van zijn skicarrière, startverbod omdat reclame was gemaakt met zijn naam en zijn foto. Tot opluchting van de organisatoren, die vreesden televisiebelangstelling en dus een bom yens te verliezen, stuurde het IOC alleen hem naar huis. De andere toppers van de competitie mochten blijven. Hoewel ze evenzeer schijnamateurs waren.

Oostenrijk bereidde de ‘martelaar van Sapporo’ een thuiskomst die de wereldpers haalde. Op de luchthaven van Wenen stonden 20.000 fans hem op te wachten. Vervolgens reed hij in een open wagen door de straten van de hoofdstad, verwelkomd door 200.000 sympathisanten. De apotheose was een balkonscène met kanselier Bruno Kreisky.

Karl Schranz werd geboren in 1938. Hij verloor vroeg zijn vader, een spoorwegarbeider, en werkte zich op dankzij z’n skitalent. Hij won alle klassiekers, werd drie keer wereldkampioen en twee keer wereldbekerwinnaar. Maar geld mocht hij niet krijgen voor die prestaties. Voor de meeste internationale sportbonzen was professionalisme immers taboe. Hun hypocrisie was niet alleen ingegeven door pressie vanuit de Sovjet-Unie, die met haar staatsamateurs de scène wou beheersen.

STOEITUIN VOOR RIJKELUI

Skileraars mochten in 1936 niet deelnemen aan de winterspelen in het Duitse Garmisch-Partenkirchen. Na de spelen van 1964 verschenen foto’s van skiërs die hun latten-met-merknaam in aanslag hielden: Avery Brundage wist niet wat hij zag. Om zijn banbliksems te ontlopen, brachten de fabrikanten hun handelsmerk aan op de skizolen.

De IOC-voorzitter weigerde op de spelen van Grenoble (1968) de alpinewedstrijden bij te wonen. Vier jaar later zou hij ‘het rebelse tuig’ mores leren. De commissie-Weir moest de dossiers van kandidaat-deelnemers aan de spelen van Sapporo uitvlooien. Vijfenzeventig procent van de skiërs dreigde door de mand te vallen. ‘Brundage zou anders piepen, mocht hij arm zijn geboren, zoals ik’, zei Schranz bij z’n aankomst in Japan. ‘Hij beschermt de Olympische Spelen als stoeituin voor rijkelui. Het amateurisme is van de negentiende eeuw. Toen waren sportbeoefenaars nog gegoede gentlemen.’ Een paar dagen later verhevigde zijn schorsing de discussie over de amateurregel.

‘Ik wou de weg vrijmaken’, vertelde de stokebrand na de dood van Brundage. ‘Topsporters leveren zware trainingsarbeid. Ze moeten eerlijk worden gehonoreerd. Naargelang van hun prestatie. Zo gaat dat toch in het zakenleven? Het is ongehoord dat het IOC een fortuin opstrijkt van de televisie, terwijl atleten die de show maken niets krijgen. Ik kwam in het geweer tegen de klassementaliteit. Brundage was een racist. Sociaal denken was hem vreemd. Hij leed aan hersenverkalking, was geestelijk afgetakeld. Rondom hem zaten even oude, verstarde kardinalen. Hij haatte het alpineskiën.’

Sinds de jaren zestig achtte Brundage de winterspelen ten dode opgeschreven. ‘De commercialisering is onduldbaar’, kregen ongeduldige ondernemers van hem te horen. Vanaf 1970 hield hij een zwarte lijst bij van skiërs die, vergeleken bij wat nu op tafel ligt, vestiairetips opstreken voor sluikreclame.

Avery Brundage, van 1952 tot 1972 IOC-voorzitter, overleed in 1975 op 87-jarige leeftijd. Beroepstoppers verschenen pas eind de jaren tachtig in de olympische arena. Karl Schranz, die handel had gestudeerd, was toen hotelhouder, directeur van een skischool, veiligheidsadviseur van de internationale skibond en krantencolumnist.

UIT NAZI-DUITSLAND WEGGEKOCHT

Indian summer 1995 in de voor 85 procent met woud bedekte Amerikaanse staat New Hampshire. De tocht voert naar Bretton Woods en The Mount Washington Hotel, waar in 1944 de oprichting is beklonken van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank. Een heerlijke open plek met golflinks bij een riviertje; een horizon van duizend meter hoge Appalachenruggen en alom bos in herfsttinten. Bij een praatje met een disgenoot afkomstig uit het nabije wintersportgebied op Mount Cranmore valt de naam Hannes Schneider. De man heft het glas. ‘En of ik die ken. Afstammelingen van hem zijn vrienden van me. We brengen geregeld een toast uit op Sankt Anton.’

Hannes Schneider, zijn vrouw Ludwina en hun kinderen Herbert en Herta kwamen midden februari 1939 in New Hampshire aan. Het gezin kon nazi-Duitsland ontvluchten door bemiddeling van de New Yorkse financier Harvey Dow Gibson. Die investeerde in de uitbouw van het wintersportgebied in zijn geboorteplek op Mount Cranmore. Als ruggensteun trok hij Hannes Schneider aan. De beroemdste skileraar ter wereld zou er de sportactiviteit organiseren.

Elf maanden eerder zag de toekomst er nog somber uit voor Schneider. In de nacht van de annexatie van Oostenrijk door Duitsland (11 – 12 maart 1938) hadden de nazi’s van Sankt Anton hem in de boeien geslagen. Nationaal-socialisten wilden zijn plaats innemen in het wintersportbedrijf. Vrienden verdedigden hem tevergeefs als ‘een patriot, die een rijkelijk aanbod afsloeg om voor het Franse leger te werken’.

Na 25 dagen gevangenis werd Schneider verbannen uit de Ostmark – want zo heette Oostenrijk na de Anschluss. Hij vond een onderkomen in het Beierse Garmisch-Partenkirchen, bij een jurist en lid van de Duitse skibond. Toen deed Harvey Gibson zijn zet. Als voorzitter van een bankgroep die Berlijn krediet verstrekte, stelde hij de voorzitter van de Reichsbank een deal voor: een tijdelijke opschorting van de afbetaling van Duitse schulden tegen uitreisvisa voor het gezin Schneider.

De Queen Mary bracht zijn beschermelingen van het Franse Cherbourg naar New York. Daar vertelde Gibson de pers dat hij een oude vriend binnenhaalde.

Schneider liet op Mount Cranmore stroken bos kappen. Er werden pistes gewalst, met humus bedekt, met gras bezaaid, afgemaaid en gemarkeerd. De Fords, Rockefellers en Rothschilds kwamen af op de American Branch of Hannes Schneider’s Ski-school St. Anton am Arlberg – Austria. Begin de jaren vijftig verliet weduwe Gibson zich op het advies van Hannes en zoon Herbert bij het beheren van haar erfenis: zij planden alles, van hotels tot marketing.

Hannes keerde een paar keer terug naar Sankt Anton. Voor het huwelijk van zijn dochter en om met vrienden te jagen. Een hartaanval maakte in 1955 een einde aan zijn leven. Hij was toen 65.

BIJBEL VAN HET ALPINESKIËN

Biograaf Hans Thöni heeft een kluif aan het leven van de belangrijkste pionier van het alpineskiën. Als tiener krijgt Schneider, begin twintigste eeuw, een paar ski’s cadeau van de Duitse Alpenvereinssektion Ulm. Hij probeert er van alles mee en vindt op den duur een eigen techniek uit. Hij wint wedstrijden en wordt ski-instructeur in Sankt Anton. Sinds de afwerking van de spoortunnel onder het Arlbergmassief, arriveren daar almaar meer rijkelui die willen proeven van de nieuwlichterij waarin hij zo goed is.

Schiclub Arlberg en zijn werkgever, de waard van Gasthof Post, laten zijn algemene vorming bijspijkeren. De jonge skimeester gaat vlot met de klandizie om. Hij bedankt voor een transfer naar het Zwitserse Montreux. De mobilisatie van juli 1914 doet zijn wereld kantelen. In het eerste jaar van de Grote Oorlog rukt hij uit tegen de Russen. Daarna komt hij als onderofficier-verkenner terecht in Zuid-Tirol. Daar krijgt hij de opdracht duizenden militairen te leren skiën voor het gevecht in de bergen. Hij legt de didactische stappen vast die snel naar totaalskiën leiden: het systeem van de moderne skischool is geboren.

Na de oorlog wordt hij ondernemer. Schneider zet in Sankt Anton een skischool op met tien hulpleraars en verhuurt skimaterieel. Hij kan zich als eerste sinds de oorlog veroorloven een huis te bouwen in het dorp. Want hij schept goud in de Duitse filmindustrie. Hij acteert in documentaires en speelfilms van regisseur Arnold Fanck. Hij speelt, onder meer in Der heilige Berg, met Leni Riefenstahl, die later als cineaste zo artistiek nazi-propaganda in beeld zal brengen. Na het lanceren van Wunder des Schneeschuhs schrijft hij met Fanck een gelijknamig boek dat ‘de juiste skiwijze voor het Alpengebied’ uit de doeken doet. Het wordt de veelvertaalde bijbel van het alpineskiën. De wereld maakt kennis met zijn ‘stembochtentechniek’, die anno 2001 nog altijd vaste prik is voor beginners.

In 1928 meldt de Deutsche Allgemeine Zeitung voorbarig zijn dood bij het draaien van Kampf ums Matterhorn. ‘Verongelukt toen hij, voor de lopende camera, aan een touw tegen de rotswand sloeg.’ De rechtzetting houdt het op ribbreuken.

Wanneer hij naar de veertig gaat, bouwt Schneider zijn filmcarrière af. Het is wel geweest. De Oostenrijkse en Duitse bonden van skileraars hebben zijn Arlberg-Technik als officiële leer erkend, de regio Sankt Anton – Sankt Christoph is tot een mekka uitgeroepen, zijn zaken lopen aardig. Dankzij hem komen de Britten weer massaal naar de streek. De Engelse skipromotor Arnold Lunn kruiste immers zijn pad: de zoon van reisondernemer sir Henry Lunn, die eerder toeristen naar Zwitserland en Oostenrijk bracht.

MET DE TREIN NAAR JAPAN

Lunn junior is een invloedrijk man in de wintersport. In 1924, ten tijde van de eerste Olympische winterspelen in Chamonix, sticht hij mee de internationale skibond. Een bezoek aan Sankt Anton inspireert hem tot een stevig artikel over Schneider in het Engelse ski-jaarboek. Lunn stelt ook de regels op voor het slalomracen. Hij test ze uit in het Zwitserse Mürren, maar Sankt Anton krijgt de wedstrijdprimeur.

De eerste wedstrijd volgens de nieuwe formule heeft daar in maart 1928 plaats: de zogenaamde Arlberg-Kandahar. Het tweede lid van de naam verwijst naar de medeorganiserende Engelse Kandahar Ski Club, vernoemd naar lord Roberts of Kandahar. Vrouwen en mannen zetten in aparte races aan. Ze nemen deel aan een afdaling en een slalom en hun twee resultaten worden verrekend in een combiné-klassering. Het wedstrijdtype slaat aan. Het maakt het alpineskiën los van de noordse discipline. De combiné promoveert op de winterspelen van 1936 tot olympisch nummer.

Intussen ontvangt Schneider eind januari 1930 een telegram uit Japan. In opdracht van prins Tsjitsjibu vraagt het Tamaga-instituut of hij een didactische tournee van vier weken door het keizerrijk wil maken. Schneider harkt visa voor Polen, Rusland, China en de Britse koloniën bijeen. Eind februari spoort hij naar Minsk, de hoofdstad van de Wit-Russische sovjetrepubliek. Daar stapt hij over op de transsiberische lijn. Zijn papieren zijn berekend op de noordelijke route, richting Vladivostok. Bij vergissing komt hij via de zuidelijke route terecht bij de grens van Mantsjoerije, een onstabiel land onder Chinese soevereiniteit. Ze nemen er zijn paspoort af, hij zit gevangen. Dankzij een overgesmokkelde brief wordt de Japanse consul ingeschakeld en mag hij door Mantsjoerije naar de Japanse kolonie Korea. Daar scheept hij in voor Honsju, het centrale eiland van de Japanse archipel.

De vier weken Japan verlopen hectisch. Schneider treedt op voor de radio, geeft voordrachten en skicursus. Vooral soldaten en studenten dienen zich bij zijn optredens aan. Bij zijn afscheid circuleren al een film en een boek over zijn demonstraties en de Arlbergtechniek. Hij laat twee paar ski’s met stalen kanten achter, een noviteit in 1930. Later gedenkt Japan hem met een paar standbeelden. Tussen Skiclub Arlberg en diverse Japanse clubs ontstaat een uitwisselingstraditie.

CARVING GEEFT EEN NIEUW APPEAL

Alpineskiën betekent je vaart beheersen, afremmen. Daarvoor moet je bochten maken. Op dat stuk vond Schneider iets geraffineerders uit dan het sneeuwploegen (skipunten bij elkaar, hielen uit mekaar). Hij introduceerde de stembochten (hiel van de bergski zijwaarts, dalski parallel met de bergski brengen). Na hem ontwikkelden zijn landgenoot Anton Seelos en diens Franse leerling Emile Allais de techniek van de parallelbocht (ski’s blijven evenwijdig). Door het aanleveren van succesvolle inzichten drukten de Arlbergschool en de Franse school tot 1950 hun stempel op de skilessen in Europa.

De volgende nieuwigheid, het Wedeln, kwam alweer uit bekende hoek. Leider Stefan Kruckenhauser van de Arlbergschool lanceerde daarmee een stijlvolle kortebochtentechniek, die steunde op hieldruk zonder lichaamsdraaiing. Het bovenlichaam moest voortdurend naar het dal gericht zijn; het sturen van de latten gebeurde vanuit heupen en benen.

Oostenrijk installeerde Kruckenhauser in het Bundesheim van Sankt Christoph, bovenop de Arlbergpas. Het Heim groeide uit tot een wereldvermaard vormingsinstituut. Skileraars uit heel Europa, Japan, Amerika en Oceanië kwamen er hun mosterd halen. In de jaren zestig begon Kruckenhauser met het filmen van racers. Via beeldanalyse konden hun feilen gemakkelijk worden opgespoord, werd de techniek in het algemeen verfijnd en het materieel aangepast.De skileraars pasten de vergaarde wetenschap toe in de opleiding van recreanten. De fabrikanten maakten de amateurski’s korter en wendbaarder. Schoenen en bindingen ondergingen een gedaantewisseling.

In de jaren tachtig werd Franz Hoppichler ‘skipaus’ in het Bundesheim. ‘De tijd van de mirakels is voorbij’, verkondigde hij. Toch zag zijn opvolger Werner Wörndle vijf jaar geleden een half mirakel aankomen. Hij legde in de meestergraad een klemtoon op carving. De carving-ski’s, latten met wespentaille, lagen net in de handel. Ze waren afgeleid van racematerieel. Hun draairadius lag om de 20 meter, dat is half zo lang als die van conventionele ski’s. Constructeurs prezen ze als wonderen van ergonomische bestuurbaarheid.

Wörndle gaf tegengas. Hij noemde carven (kerven), in de plaats van slippend draaien, een hoogtechnische opgave. ‘Door de knieën simpelweg naar binnen te knikken, lopen de ski’s niet automatisch zoals 4×4-auto’s. Het duurt drie weken om de techniek aan te leren. Bovendien moet je kunnen parallelskiën en een degelijke fysieke conditie hebben. Zelfs beroepsskiërs moeten het kort insnijden van bochten iedere winter weer inoefenen.’ Misschien overdreef Wörndle wat, om zijn winkel te verdedigen. Als het terrein te moeilijk ligt, kan je de 4×4-optie van carving-ski’s inwisselen voor traditioneel glijden. Een boeiende oefening, aangezien intuïtief gekozen moet worden tussen tegengestelde technieken: in de bocht liggen als een motorrijder of skiën met de schouders naar het dal.

Op een moment dat het jonge volk overliep naar het snowboarden, kreeg het skiën in ieder geval een nieuw appeal. De glijfanaten stonden in de rij om te leren carven. De prikkel van een evolutiesprong gaf het recreatieskiën een nieuw elan. Zoals in de tijd van Hannes Schneider.

Frans Vuga

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content