“Maak onze bedrijven vrij, open de grenzen en vergoed ons voor de geleden schade.” Jonge boeren smeken om een snelle oplossing van de dioxinecrisis.

Sinds het uitbreken van de crisis lijden de meeste landbouwers zware verliezen. Velen zagen al een hele maand geen frank meer binnenkomen. Op hun beurt snoeien de landbouwers drastisch in hun uitgaven. Inkomende rekeningen worden netjes op een stapeltje gelegd. Het verschuldigde bedrag wordt later wel overgeschreven. Als er weer geld is.

Ogenschijnlijk achteloos vertelt kippenboer Luc Ally uit Deinze aan zijn collega Wim Van Cauwenberghe over de nieuwe ingebrekestelling die hij die ochtend ontving. En hoe zit het bij Van Cauwenberghe? Ook de varkenskweker uit het naburige Machelen (Zulte) kreeg zijn deel. De toon van de conversatie is wat onverschillig en fatalistisch. De boeren zuchten, ze vloeken niet. Ze spreken stil, er valt geen onvertogen woord. Toch is de toestand kritiek, de angst voor de toekomst groot.

“We hebben in onze jeugd geleerd om altijd positief te blijven en in de mate van het mogelijke te glimlachen”, zegt Van Cauwenberghe. Het valt hem moeilijker en moeilijker. De glimlach is de afgelopen dagen veranderd in een bitter trekje om de mond. Hij steekt nog een sigaret op. De wanhoop wordt alsmaar groter.

In de voedingssector regent het aangetekende brieven. De veehandelaar weigert de laatste vrachtwagen varkens aan Van Cauwenberghe te betalen en stuurt hem een aangetekende brief. De beesten die hij één week voor de dioxinecrisis heeft gekocht, zijn nu waardeloos. De handelaar zelf ontving een brief van het slachthuis. Dat kreeg op zijn beurt een aanmaning van de exporteur. Zelfs het grootste verkooptalent kan het ooit zo geroemde Belgische vlees in het buitenland aan de straatstenen niet meer kwijt. Ook niet als de kwaliteit perfect is.

Onderaan de keten bengelt de varkensboer. Hij heeft geen geld om zijn veevoederfabrikant te betalen. Bij de eierboer is het niet anders. Ook hij wacht op de betaling van de laatste twee leveringen. In plaats van geld kreeg hij een ingebrekestelling van zijn klant. De eierboer stelt op zijn beurt zijn veevoederleverancier in gebreke. Mensen die jarenlang met elkaar zaken deden en dat wellicht morgen weer zullen doen, bestoken elkaar nu met aangetekende brieven. Het is crisis in de landbouw. Nog maar eens. En niemand die weet of het einde in zicht is en of de afloop goed zal zijn.

EEN JAAR VOOR NIETS GEWERKT

Ally en Van Cauwenberghe deden tot een maand geleden gewoon hun werk als zelfstandige. Ally runde zijn legbatterij, Van Cauwenberghe zijn gesloten varkensbedrijf. Ze maakten één “fout”: ze kochten veevoeder aan van een bedrijf dat daarin te goeder trouw vet verwerkte van smelterij Verkest, een onderneming uit de streek van de twee landbouwers. Die wisten nergens van.

Omdat het veevoeder mogelijk besmet was, werd hun bedrijf de voorbije maand twee keer verzegeld. Een keer na de Belgische en een keer na de Europese maatregelen ter bestrijding van de dioxinecrisis. Nu lopen de landbouwers op hun tandvlees. Hun sector is volledig geblokkeerd en Ally en Van Cauwenberghe kunnen geen ei of varken meer verkopen. De commerciële keten is stilgevallen. Maar de kippen blijven eieren leggen en de varkens blijven zich vetvreten.

Ally kocht zijn veevoeder in de tweede helft van januari bij een handelaar aan wie Verkest vervuild vet had geleverd. Nu weet Ally dat de tests in zijn legbatterij positief waren. Het vet van een onderzochte leghen bevatte geen PCB’s en telefonisch kreeg Ally de verzekering dat er ook geen dioxines zijn aangetroffen. Collega Van Cauwenberghe kreeg hetzelfde goede nieuws, maar daarmee zijn de varkens nog niet verkocht. Intussen heeft de kippenboer naar schatting twee miljoen frank aan inkomsten gederfd. Voor de oudste eieren, die hij op 32 paletten van 10.800 eieren elk in een koelvak bewaart, krijgt hij in het beste geval nog 30 centiemen.

Vier weken heeft Ally al geen ei meer geleverd. Maar de facturen blijven binnenkomen. De stapelplaats naast de sorteermachine is vol en ook in de schuur staan er op de plaats van de tractor paletten met eieren, beschermd door een stevig plastic zeil. De belangrijkste klant van het familiebedrijf is een onderneming die het eiwit en het eigeel scheidt en vervolgens doorverkoopt aan industriële bakkerijen in binnen- en buitenland. Door het exportverbod kan dat niet meer.

“99,9 procent van de bedrijven die nu platliggen, hebben niets met die vervuiling te maken”, zegt de 36-jarige Ally. “Maar ze gaan wel zonder bewijs dicht. Intussen is aangetoond dat er met onze eieren niets mis is, net zo min als met de varkens van Wim. Maar als de export niet snel weer op gang komt, is de ramp niet meer te overzien.”

Normaal maakt Ally zijn legbatterij pas met Kerstmis leeg. De ondernemer hoopt dat hij straks effectief met deze kippen kan doorgaan. Hij nam het risico om ze te laten zitten. “Een poel kost 120 frank en het duurt twintig weken voor ze groot is”, zegt Ally. “Als ik nu een vergoeding krijg van 50 frank en moet wachten tot mijn kippen weer eieren leggen, heb ik een half jaar voor niets gewerkt.”

Ally vreest nog meer ellende. “Nu betaal ik 200 frank per ton voor de mestverwerking. Die kippenmest werd naar Frankrijk uitgevoerd. Maar die export is ook stilgevallen. Ik vrees dat we straks wellicht 300 of zelfs 400 frank per ton zullen betalen.” Ally begrijpt de Europese Unie (EU) niet die over vier jaar het aantal kippen in de legbatterijen wil beperken. “De Verenigde Staten zullen dat graag horen. Die nemen zulke maatregelen niet.”

NIEMAND KOOPT ZO’N BIG

De biggen en varkens zitten verspreid over de hele boerderij van Wim Van Cauwenberghe. Biggen die normaal na acht à tien weken verhuizen naar de stallen die de landbouwer elders huurt, blijven op de boerderij. Normaal vertrekken ze als ze 23 kilo wegen. Nu zijn ze dubbel zo zwaar. Verderop staan 60 varkens van 120 kilogram. Normaal worden ze geslacht als ze 105 kilogram wegen. Door hun overgewicht is de stal te krap geworden. De dieren maken zelf ruimte door de vastgeklonken voederbak achteruit te duwen.

In de grote voormalige koeienstal staan 250 biggen in een ruimte die op 50 dieren is berekend. De beesten zijn al voldoende groot voor de echte varkensstal. Omdat Van Cauwenberghe een gesloten bedrijf leidt en zijn biggen zelf vetmest, kan hij zijn dieren later nog naar de gepachte stallen overbrengen. Anders was het gesteld als hij alleen biggen zou verkopen. “Wie koopt er nu een big van veertig kilo”, vraagt de landbouwer. Hij kent het antwoord: niemand.

Tot voor kort was Van Cauwenberghe een vertegenwoordiger in veevoeders die voor en na ook wat varkens kweekte. Het zat in de familie: grootvader was maalder en boer, vader verhandelde dierenvoer. Drie jaar geleden kocht de nu 37-jarige man de boerderij met 22 ha grond van een van zijn klanten, een kinderloos echtpaar. Van Cauwenberghe wist waar hij aan begon.

“Het Mestactieplan en de milieureglementering (Vlarem) van de Vlaamse regering waren ons op het lijf geschreven. De overheid wilde de grondgebonden landbouw versterken en drong aan op gesloten bedrijven, die de levenscyclus volmaken: van zeug over big tot slachtrijp varken. Onze mest rijden we uit op onze grond, waar we groenten kweken onder contract. Voor de overheid is dit een ideaal bedrijf. We zijn een familiebedrijf, niet afhankelijk van een veevoederbedrijf of de Boerenbond en we verkopen onze dieren vrij op de markt.”

Van Cauwenberghe heeft doorgaans honderd tachtig zeugen en 1500 à 1600 mestvarkens. Wekelijks verkoopt hij 70 à 80 varkens. De gemiddelde prijs van het varkensvlees bedroeg de jaren voor de crisis ongeveer 30 frank per kilo. Dat is te weinig om rond te komen, zegt Van Cauwenberghe. “Vanaf 40 frank zijn we uit de kosten.” De prijsschommelingen zijn groot. “Vorig jaar zakte de prijs tot 26 frank”, herinnert de varkenskweker zich. “Maar er waren ook positieve uitschieters. Ten tijde van de Nederlandse varkenspest steeg de prijs van het Belgisch varkensvlees tot 76 frank. Net voor dedioxinecrisis haalden we weer 40 frank en hadden we zoiets van oef, het ergste is voorbij, we kunnen opnieuw aan winst maken denken. Het mocht niet waar zijn.”

De crisis dwingt Van Cauwenberghe om enkele investeringen uit te stellen. De jonge boer wou de stal waar zijn voorganger melkkoeien in had staan tot een varkensstal omschakelen. Twee jaar duurde het voor het dossier administratief rond was. Nu de vergunning er is, is er geen geld meer.

SPELERS IN EEN WERELDMARKT

Ally en Van Cauwenberghe hopen dat de maatregelen die de hele Belgische voedingssector treffen, snel ongedaan worden gemaakt. Volgens hen is de strengheid van de maatregelen ingegeven door een stevige portie protectionisme en dus eigenbelang van de andere lidstaten. Maar ook als de export weer op gang komt, blijft er een gigantisch probleem in de varkenssector. Er zijn gedurende weken geen varkens meer geslacht. Die dieren zijn al die tijd wel gevoed, wegen te veel, hebben een te dikke speklaag en zijn dus minder geld waard – hoewel er noodgedwongen meer in is geïnvesteerd. Niemand wil die varkens kopen.

Varkensboer Van Cauwenberghe ziet maar één oplossing: de dieren slachten en de boeren vergoeden. “Er zijn de voorbije drie weken 400.000 varkens niet geslacht omdat ze niet over de grens en dus vooral niet richting Duitsland konden. België reageerde paniekerig, ook onder druk van de EU. Na een maand worden de bedrijven één voor één vrijgegeven, maar de schade is wel geleden en het vertrouwen in onze producten is ondermijnd.”

Maatregelen zoals belastinguitstel of lagere sociale lasten worden weggelachen. “Aangezien wij vorig jaar verlies leden door de lage varkensprijs, betalen we hoe dan ook geen belasting. En sociale lasten op personeel betaal ik niet. Ik heb geen personeel. De beste oplossing is: maak een inventaris van de schade, bedrijf per bedrijf, en tref een financiële regeling.”

Van Cauwenberghe vindt dat bij de inventarisatie en de compensatie een tweesporenbeleid dient te worden gevolgd. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de familiale en de industriële landbouw – als Europa dat onderscheid toelaat.

De getroffen ondernemer denkt dat België alleen zijn landbouw niet kan heroriënteren. Landbouw is nu eenmaal in grote mate een Europese aangelegenheid en de onderlinge concurrentie is fel. “Wij zijn spelers in een wereldmarkt”, zegt Van Cauwenberghe. “Ons vlees gaat naar de buurlanden, maar ook naar Taiwan of Japan. België moet voor die markten de concurrentie aangaan met onder meer Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten. Dat is niet gemakkelijk, ook al omdat de Vlaamse milieunormen strenger zijn dan die in de Verenigde Staten en Frankrijk en even streng als die in Nederland.”

“Dat is op zich geen probleem, als we onze investeringen zouden kunnen doorberekenen aan de klant. Maar als ons vlees twee, drie frank duurder wordt, zegt mijn veehandelaar: steek het maar in uw diepvriezer en eet het zelf op. En de gewone consument geeft wel 100.000 frank uit voor een vakantie, maar vindt tien frank voor een kilogram aardappelen al te veel. Onze varkens doen het nog goed door de hoge karkaskwaliteit: een Belgisch varken heeft 62 procent mager vlees, een Nederlands 56.”

BRENG HET VLEES NAAR RUSLAND

Luc Ally en Wim Van Cauwenberghe vinden het logisch dat de sector niet opdraait voor de kosten: “De overheid die te laat ingreep en ons een maand in de steek liet, mag de dioxinerekening betalen.” Ally is lid van het Algemeen Boerensyndicaat (ABS). Van Cauwenberghe is niet bij een landbouworganisatie aangesloten, maar ging vorige week wel betogen in Brussel.

“De landbouworganisaties verdedigen de boeren, maar ook hun eigen belangen. De zelfstandige boeren zouden mans genoeg moeten zijn om voor zichzelf op te komen. Ik heb de voorbije weken veel mensen getelefoneerd voor reacties en acties. Maar iedereen wacht af. De boeren zijn bang, want vroeg of laat moeten ze bij de staat aankloppen voor een schadevergoeding. Het is vooral jammer dat er in deze crisis zo weinig naar de jonge boeren wordt geluisterd. Zij hebben geen financiële buffer en dreigen de eerste slachtoffers te worden – u kan ze vergelijken met de jonge politici die het ook niet haalden op de strijdplaatsen.”

De sector is niet verantwoordelijk voor de crisis en hoeft ze dus ook niet te betalen. “Dan gaan onze bedrijven één voor één dicht. Op een bepaald moment werden er elf bedrijven met gecontamineerd veevoeder genoemd. Daar blijven er nog twee van over, en daar is het bewijs ook niet sluitend. Er is geen schuld bewezen en de bedrijven kunnen gewoon niet opdraaien voor het verlies. Bovendien is de staat verantwoordelijk voor de controles. Ik denk niet dat er landen zijn waar de boeren meer gecontroleerd worden.”

Van Cauwenberghe heeft de zaak al becijferd. “De varkens buiten gewicht moeten door de staat worden opgekocht, anders verstoren zij de markt volledig. De staat betaalt de kostprijs, dus veertig frank per kilo. Stel dat het om 400.000 dieren van 120 kilo gaat, dan kost dat de overheid om en bij de twee miljard frank. Gebeurt dat niet, dan gaan zeker de jonge familiebedrijven gewoon ten onder. Als Rusland bereid zou zijn om weer Belgische voedselhulp te aanvaarden, dan krijgt ons vlees nog een nuttige bestemming.”

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content