Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Heel wat Walen zijn ervan overtuigd dat zij bij Frankrijk horen. Walen als Pierre Robert, bijgenaamd Robert-Rhum, hebben tenslotte meegewerkt aan het welslagen van de Franse Revolutie.

Het is hoogst verwonderlijk dat de Waalse rattachisten geen jaarlijkse bijeenkomst organiseren in de buurt van de Brusselse Papenvest. In deze straat, die zich uitstrekt van de Fabriekstraat tot de Vlaamse steenweg ( rue d’Flandre voor de Brusselaars), woonde tot zijn dood in 1836 de Waal die niet alleen het beruchte pamflet Le Républicanisme adapté à la France schreef, maar die naderhand als lid van de Franse Nationale Conventie koning Louis XVI naar het schavot stemde.

Pierre Robert, want zo heette de man, was een Waal die Fransman werd vandaag nog steeds de droom van talloze Walen. Want toen Claude Eerdekens, de fractieleider van de Parti Socialiste, vorige maand in volle kamerdebat uitriep dat een aansluiting van Wallonië bij Frankrijk nog altijd tot de mogelijkheden behoort, dan verwoordde hij eigenlijk de frustratie van honderden zoniet duizenden van zijn gewestgenoten. Namelijk de frustratie van niet tot deze Grande Nation te behoren. Ze hadden er nochtans alles voor gedaan, zeker die van Luik, die nog voor de Brabantse Omwenteling een delegatie in Parijs hadden die de aanhechting, minstens van het voormalige prinsbisdom, zoniet van heel België, bij Frankrijk moest bewerken.

HET RATTACHISME is een Waalse droom. In 1945 nog stemde een grote meerderheid van het Congrès National Wallon voor de aansluiting bij Frankrijk. Op die bijeenkomst waren de toenmalige bonzen van het Waalse socialisme aanwezig, zoals Joseph Merlot en Fernand Dehousse, vader van de huidige Luikse burgemeester Jean-Maurice Dehousse.

Momenteel behoren verenigingen als Wallonie France of Retour à la France tot de marge van de Waalse politiek. Doch de minste communautaire genster kan het rattachisme nieuw leven inblazen. Begin dit jaar nog was Jacques Attali, gewezen adviseur van de Franse president François Mitterrand, te gast bij de PS-parlementairen. Blijkbaar werd bij die gelegenheid de aanhechting van Franstalig België bij Frankrijk besproken. Want Attali verzekerde zijn gastheren dat, indien daarover geraadpleegd, vijfennegentig procent van zijn landgenoten de aanhechting van Wallonië bij La France zou toejuichen. Te weten dat ze, indien nodig, slechts een telefoontje naar het Elysée verwijderd zijn van de aanhechting bij Frankrijk, is voor Walen een hele geruststelling, waaruit ze, zoals Claude Eerdekens, soms een zekere hanigheid putten. En reken maar dat op de grote dag de oude iconen Anne-Joseph Théroigne de Méricourt, Madame Tallien en Pierre Robert, alias Robert-Rhum, van de zolder worden gehaald en afgestoft.

Madame Tallien was dan wel van Spaanse origine en zeker geen Waalse, maar ze was in haar tweede carrière getrouwd met de prins van Chimay en dat maakt haar tenminste tot een stiefdochter van Wallonië. La Tallien was bovendien als prinses van Chimay in de buurt terwijl in september 1830 de Belgen rond het park van Brussel hun onafhankelijkheid bevochten. Het is algemeen geweten dat generaal Don Juan Van Haelen, een Spanjaard met Limburgse roots, tussen de schermutselingen door geregeld het boudoir van de toen al oudere prinses bezocht.

Anne-Joseph Terwagne werd geboren in het Waalse Marcourt, vlakbij La Roche. Twintig jaar later, na een onstuimig bestaan in de buurt van Londen aan de zijde van een schatrijke Engelse fuifjas die haar had geschaakt, dook ze op in Parijs als Anne-Joseph Théroigne de Méricourt. Door de schadeloosstelling, uitbetaald door haar Engelse soupirant, was Terwagne schatrijk geworden. Daarom had ze voor zichzelf een nieuwe familienaam bedacht, passend bij haar nieuwe status.

Franse schrijvers als de gebroeders Edmond en Jules de Goncourt en zelfs Charles Baudelaire, hebben haar nadien voorgesteld als één van de gangmakers van de bestorming van de Bastille, als de vrouw die eigenhandig de Franse koning van Versailles naar Parijs terugvoerde en die door de (echte) revolutionair Camille Desmoulins werd bewonderd. Maar daarmee werd haar meer toegedicht dan haar toekwam. Al moet ze een opmerkelijke verschijning zijn geweest, want meermaals hebben eigentijdse chroniqueurs haar bij de grote gebeurtenissen van de revolutie gesignaleerd, uitgedost in haar opvallende amazonepak en hoge hoed-met-pluim bijvoorbeeld tijdens het proces waarop Louis XVI ter dood werd veroordeeld en de terechtstelling achteraf.

DE WAARHEID KLONK heel wat genuanceerder. Anne Terwagne zou die zelf door de Oostenrijkse keizerlijke politie laten optekenen tijdens ondervragingen nadat ze, bij een terugkeer in haar geboortestreek, omwille van haar revolutionaire escapades werd opgepakt. Veel meer dan een ooggetuige was ze, naar eigen zeggen, niet geweest.

Meteen na haar vrijlating, op last van de Oostenrijkse keizer Leopold II, is Anne Terwagne naar Parijs teruggereisd. Ze werd er op een dag, na een uit de hand gelopen politieke discussie, het slachtoffer van de volkswoede. Ze werd letterlijk uitgekleed, waarna het opgewonden plebs haar derrière met een zweep bewerkte. Als gevolg van dit incident eindigde ze in het Parijse asiel La Salpétrière waar ze pas in 1817 stierf. In de archieven van La Salpétrière staat als doodsoorzaak ingeschreven : péripneumonie chronique. In werkelijkheid was ze knettergek. Tot vlak voor haar einde schreef ze nog brieven naar Robespierre en Saint-Just die al lang onder de guillotine waren gepasseerd. Haar verblijf in La Salpétrière is vrij uitvoerig gedocumenteerd, onder meer omdat de notities van de Franse medicus Jean-Etienne Esquirol, die in het asiel haar geval bestudeerde, bewaard zijn gebleven.

Haar roemloze einde is wellicht één van de redenen waarom in eigen land de nagedachtenis van Anne-Joseph Terwagne nooit in stand werd gehouden. Een negentiende-eeuwse biograaf zoals Constant Piron noemde haar in zijn Algemeene levenbeschryving der mannen en vrouwen van België (1860) ?een eerloze boeleerster, vermaerd door den bloedzuchtigen rol, welke zy in de fransche omwenteling speelde.? En deze Dendermondenaar, die het schrijverschap combineerde met de functie van politiecommissaris in Vilvoorde, waarschuwde nog : ?De lezing der slechte boeken kan het vrouwen geslacht tot de grootste gruwelen en ongebondenheid brengen.?

Dan was Pierre Robert, afkomstig uit Gimnée bij Philippeville, van een heel ander gehalte. Bij zijn dood in april 1836 herinnerden weinige Brusselaars zich nog dat de kroegbaas van Le Bon Coin samen met zijn compagnon Georges Danton op de eerste rij had gestaan toen de Franse revolutie opflakkerde. Sterker nog : Pierre Robert behoorde tot de groep revolutionairen die het vuur aan de lont stak en die de opstand een beslissende wending gaf.

Pierre Robert was al advocaat toen hij destijds vanuit Gimnée in Parijs arriveerde. Hij begon er les te geven, kwam in contact met het progressieve milieu en werd lid van revolutionaire clubs als Les Cordeliers. Maar Robert had ook een lenige handelsgeest. Niettegenstaande zijn advocatenpraktijk dreef hij en dat met een zeker financieel succes een winkel in koloniale waar. Tegelijk stond deze duizendpoot samen met zijn vrouw, de schrijfster Louise Kéralio, aan het hoofd van het tijdschrift Le Mercure National, vehikel voor de revolutionaire gedachte.

ZIJN GROTE VRIEND en toeverlaat in Parijs was ongetwijfeld Danton, van wie hij de secretaris werd toen de revolutie aan het rollen ging. Historicus Jules Michelet beweerde zelfs dat de tekst van de petitie waarin de afzetting van Louis XVI werd gevraagd door Robert op papier was gezet. Toen hij naderhand in de Nationale Conventie stemde voor de terechtstelling van de Franse koning, betreurde Robert dat hij met zijn stem niet alle tirannen tot dezelfde straf kon veroordelen.

Hoewel hij in de vergadering geregeld scherp van leer trok, behoorde Pierre Robert niet tot de meest begeesterde en zeker niet de meest begenadigde redenaars. Volgens Madame Stéphanie de Genlis, die in haar mémoires met hem de draak stak, was hij een kleine ronde blozerd. Een indrukwekkend figuur moet hij geenszins zijn geweest. Zijn tijdgenoten betwijfelden ook zijn schrijverstalent. Algemeen leefde het vermoeden dat zijn vrouw de teksten schreef die hij signeerde. In elk geval werd hij door het revolutionaire regime weggelachen toen hij voor de ambassadeurspost in Constantinopel postuleerde.

Door zich uitermate gedeisd te houden, ontsnapte Robert als bij wonder aan de bloedige uitzuiveringen van de Franse revolutie, zelfs na de val van zijn schutsheer Danton, die op het schavot eindigde. Twee keer echter kwam Robert in moeilijkheden. Een eerste keer toen hij ervan werd beschuldigd geheime contacten te onderhouden met de hertog van Orleans. Een tweede keer toen in zijn kelder smokkelwaar werd ontdekt, waaronder een achttal vaten rum. Het Parijse gepeupel maakte van die gelegenheid gebruik om Roberts zaak eerst te plunderen, daarna tot puin te herleiden. Telkens kwam hij, met zijn gezin, ongeschonden uit deze episodes. Aan het laatste avontuur hield hij evenwel de weinig glorieuze bijnaam Robert-Rhum over. Tot de komst van Napoléon, die hem aanstelde als adjunct-prefect van Rocroi, bleef Robert angstvallig uit beeld. Na de val van Napoléon en met de restauratie werd hij verplicht Frankrijk te verlaten, zijnde ?een koningsmoordenaar?. Zoals de meeste Franse ballingen, onder wie de schilder Jacques-Louis David, zocht Robert-Rhum een toevlucht in Brussel. Hij werd, zoals José Camby schreef, een balling in eigen land.

Bij zijn dood liet Pierre Robert zijn dochter, die getrouwd was met de componist François-Joseph Fétis uit Bergen, een klein fortuin na. De musicus soupeerde het prompt op.

Rik Van Cauwelaert

Pierre Robert stemde Louis XVI naar het schavot.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content