In zijn nieuwe theaterproductie ‘As long as the world needs a warrior’s soul’ keert Jan Fabre zich tegen een aseptisch en klinisch mensbeeld. Een viscerale en tegelijk politieke aanklacht.

De afgelopen weken werd Jan Fabre uitgebreid gefêteerd door de artistieke goegemeente van Parijs. Een solotentoonstelling met sculpturen en tekeningen in Galerie Daniel Templon aan de rue Beaubourg, een voorstellingenreeks van de jongste theaterproductie As long as the world needs a warrior’s soul in het Théâtre de la Ville en afgelopen zaterdag een allesbehalve academische themadag rond het podium- en beeldend werk van de Antwerpse duivelskunstenaar. En dan vergeten we nog even het videoprogramma in het Centre Pompidou begin deze maand.

Dat is niet zo uitzonderlijk. Bijna overal waar de Vlaamse touche-à-tout neerstrijkt, komt hij met een volgeladen trein het station binnengereden. Attention: un Fabre peut en cacher un autre. Frankrijk kreeg dit jaar de volle Fabre-lading. In juni was Montpellier aan de beurt (met dans, theater èn tentoonstellingen), in de zomer Avignon (een danssolo in het zomerfestival en een bijdrage aan de Avignon 2000-expo La Beauté) en deze maand dus Parijs. Tegelijkertijd bleef het op het thuisfront rustig, op enkele groepstentoonstellingen (onder andere de beruchte hamplakken op het Gentse Over the Edges) na. En wat het podiumwerk betrof, was de inlandse radiostilte compleet.

Tot enkele weken geleden. Met de Belgische première van As long as the world needs a warrior’s soul in de Antwerpse Singel, waarvan Fabre sinds enkele jaren artist in residence is, werd de schijnbare rust verstoord. En dat was ook letterlijk: de theaterproductie maakt een vuist en zet een grote bek op. Ze kantelt soms in een rechttoe rechtaan, live punkrockconcert dat als een orkaan komt aangerold. Dwars, donker en visceraal. De goeie ouwe jaren tachtig kloppen opnieuw aan de deur. Dag vrouwtjes met de neoklassieke balletvariaties. Dag teksten van eigen hand. De fysieke provocaties van het prille composietwerk, genre Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was en De macht der theaterlijke dwaasheden, zijn terug van weggeweest. Dat Fabre er wel eens met de botte bijl op inhakt of in herhaling valt, nemen we er van lieverlee bij.

In tegenstelling tot zijn ensceneringen van eigen teksten greep Fabre voor de voorbereiding van As long as the world needs a warrior’s soul terug naar een beproefd recept: een korte workshop waarin hij samen met de acteurs rond bepaalde thema’s werkt. Tijdens die periode bedachten ze verschillende personages, teksten, acties of situaties. Dat werkmateriaal ging zich almaar verder kristalliseren, veranderde en werd bijgeschaafd. Het voordeel van deze aanpak is alvast dat acteurs zo sterk betrokken zijn bij het eigenlijke creatieproces dat ze er volledig voor willen en durven gaan. Bij sommige theatermakers leidt die procesmatige aanpak tot een collage waarin de verschillende delen en motieven nog niet echt tot één geheel zijn versmolten. Niet zo bij Fabre. En zeker niet in As long as the world needs a warrior’s soul dat als een ingenieus georchestreerde chaos op de toeschouwer afstormt.

EEN KUNSTMENSJE

Toch is het scènebeeld – signé Fabre natuurlijk – van een verrassend rudimentaire eenvoud. Geen gebicte doeken of wanden deze keer, maar wel ontzettend veel schragen op het podium. Het lijkt wel een werkplaats, laat staan een kunstenaarsatelier. In enkele scènes krijgt die connotatie trouwens een concrete vorm. Wanneer enkele acteurs een pop op een werkblad zetten, met bloem bestrooien en aan het kneden gaan. Met hun lange zwarte jassen aan lijken het bijwijlen wel alchemisten die een homunculus aan het maken zijn. Een kunstmensje.

De idee van de kneedbare en gestroomlijnde mens is een van de hoofdthema’s van As long as the world needs a warrior’s soul. Het hele speelvlak is bezaaid met plastic Barbie- en Ken-poppen in verschillende maten die bijna constant in the picture zijn. Ze worden door de acteurs bejegend als een menselijk alter ego, net zoals kinderen dat doen. Ze geven ze te eten, vertroetelen ze of geven ze flink wat meppen. Want ondanks de kinderlijke sfeer die bepaalde passages ademen, koestert Fabre weinig illusies over de kinderziel. De spelers smeren zich bovendien naar hartenlust in met twee voedingswaren waar kinderen dol op zijn: choco en ketchup.

Tijdens de voorstelling krijgen die ‘glijmiddelen’ gaandeweg de betekenis van respectievelijk poep en bloed.

In enkele cruciale scènes legt Fabre een duidelijke link tussen de pop en de mens. Actrices gaan bijvoorbeeld met veel grotesk gekeel poppen baren. Even later in de voorstelling keert die scène terug in een aangepaste vorm: een Barbie-pop brengt een (volwassen) man ter wereld. Die borelingrol wordt door een volledig met ketchup ingesmeerde en bijgevolg aalgladde acteur vertolkt. Zijn lange geworstel en gespartel brandt zich als een beklijvend beeld van menselijke breekbaarheid op het netvlies van de toeschouwer. De inwisselbaarheid van mens en pop is daarmee compleet. Het Frankenstein-ideaal van de maakbare mens, de kloon, bekijkt Fabre met een meewarige blik, maar hij laat zich niet op een eenduidig statement betrappen.

SECURITEIT EN PROPRETEIT

Bij het popperige mensbeeld past een schoonmaak- en hygiënecultus. Na het smerige geklieder met ketchup en choco kunnen de acteurs een douche natuurlijk goed gebruiken, maar hij ensceneert het baden tegelijk als een onderdeel van een (uit)zuiveringsritueel met een politiek, extreem-rechts randje. Weg met dat vuil gespuis, kwebbelen de karikaturale en kleinburgerlijke huismoeders met zwabber en emmer. Securiteit en propreteit eerst.

Een antipode van dat afgelikte mensbeeld vormen natuurlijk de krijsende en zich (met choco) bevuilende babypersonages. Ook de dieren die de acteurs vertolken (onder andere honden), zijn een tegenstem. Dieren komen wel vaker voor in het beeldend werk van Fabre en de podiumproducties. Denk maar even aan zijn insectentekeningen en – sculpturen. In My Movements are alone like Streetdogs, een danssolo die Fabre in opdracht van het afgelopen Festival d’Avignon uit As long as the world needs a warrior’s soul putte, kronkelt danseres Erna Omarsdottir zich als een uitdagende slangenvrouw in verschillende bochten. Een blaffende hond – een echte – rukt als een bezetene aan zijn leiband, maar kan haar niet uit evenwicht brengen. Evenmin als de opgevulde exemplaren die boven het speelvlak zweven.

Het ‘hondse’ gedrag van sommige acteurs in As long as the world needs a warrior’s soul krijgt gaandeweg een onbestemd politieke inhoud. Het is een driftig gebaar van verzet. De tekst van Le Chien, de parlando protestsong van de Franse chansonnier Léo Ferré die in de voorstelling te horen is, wijst in die richting. ‘Nous sommes des chiens,’ zegt-zingt Ferré, ‘nous aboyons avec des armes dans la gueule.’ Woorden zijn wapens. Dat vertellen ook de live-uitvoeringen van de vlijmscherpe punkrocknummers van Rage against the Machine en John Cale zonder veel omhaal.

De musicerende acteurs rammelen als razende waakhonden aan hun kettingen en halen stevig uit. Op zulke momenten krijgt de voorstelling het karakter van een viscerale performance annex rockconcert.

Dat Fabre met As long as the world needs a warrior’s soul de politieke toer opgaat, blijkt nog het meest uit het gebruik van de tekst Io, Ulrike, grido (letterlijk: Ik, Ulrike, schreeuw het uit) van de niet weinig geëngageerde theatermaker Dario Fo.

Daarin laat de Italiaan het RAF-lid Ulrike Meinhof aan het woord die vanuit haar isoleercel in de Duitse gevangenis van Stammheim een aanklacht tegen een Big Brother-systeem formuleert. Ze hekelt tegelijk het kille, aseptische en klinische mensbeeld dat dit systeem propageert. De tekst van Fo duikt in verschillende delen van de voorstelling op en vormt als het ware een rode draad. Met ingehouden grandeur, staande achter een microfoon, vertolkt de Franse actrice Anny Czupper de tekst. Tegenover de fysieke verzetsdaad plaatst Ulrike/Czupper de lijdzame weerstand. Twee kanten van dezelfde medaille.

‘My Movements are alone like Streetdogs’, voorstellingen van 28/11 tot 2/12 in deSingel in Antwerpen.

‘As long as the world needs a warrior’s soul’, 6 t/m 9/12 in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel.

Paul Verduyckt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content