In New York loopt een proces tegen vier mannen, beschuldigd van aanslagen op Amerikaanse ambassades in 1998. Hun vermoedelijke leider wordt internationaal gezocht: Osama Bin Laden.

Op 7 augustus 1998 werden de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania vrijwel gelijktijdig het doelwit van krachtige bommen. Gevolg: 263 doden – onder wie 12 Amerikanen – en meer dan vijfduizend gewonden. Zelfs in een wereld waar aanslagen aan de orde van de dag zijn, was dat nieuws. Vier beschuldigden staan terecht, een tiental anderen worden nog gezocht, onder hen Amerika’s vijand nummer één: de terrorist-miljonair Osama Bin Laden.

Jarenlang was hij een spook over wie de wildste geruchten liepen: hij had een nierziekte, een leverziekte, beendermergkanker, depressies. Hij woonde in Albanië, in Afghanistan, in Sudan, in Irak waar hij paarden fokte of voetbal speelde met zijn lijfwacht. De samenwerking tussen geheime diensten van tientallen landen heeft het spook een gezicht gegeven.

Hij werd geboren in 1957 in Djeddah als zoon van een rijke bouwondernemer. Vader Mohammed Awad Bin Laden was in de jaren twintig uit Jemen naar Saudi-Arabië getrokken waar hij bevriend raakte met Abdul Aziz Ibn Saud, stichter van de monarchie. Net als de koning had hij veel vrouwen en zo’n vijftig kinderen die hij uithuwelijkte aan businesspartners en politici. Het netwerk omspant de hele moslimwereld. Net als het familiebedrijf dat overal prestigieuze bouwwerken neerzet: vorig jaar werd de nieuwe luchthaven in Kuala Lumpur (Maleisië) opgeleverd.

Maar vele werken gebeuren in Saudi-Arabië zelf en hebben een religieuze connotatie: de weg naar Mekka, de uitbreiding van de heilige plaatsen in Mekka en Medina. De Bin Ladens zijn trouwe wahabieten en voeden hun talloze kinderen in alle vroomheid op.

Zo ook Osama. En hoewel weinig bekend is over zijn jeugd, weten we wel dat hij sterk onder de indruk raakte van de revolutie in Iran waar Ayatollah Khomeiny in februari 1979 de Verenigde Staten voor schut zette en het land omvormde tot een islamrepubliek.

ONGELOVIGEN IN MEKKA

Was de jihad ingezet? Blijkbaar waren de ongelovigen nog sterk. Toen in datzelfde jaar de Grote Moskee van Mekka door moslimmilitanten werd bestormd, riep het Saudische koningshuis Franse ordetroepen te hulp. Die maakten korte metten met de opstand. Een schande in de ogen van de trouwe moslims die hun heilige plaatsen besmeurd zagen door ongelovigen.

In december 1979 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen. Bin Laden had zijn ‘heilige oorlog’ gevonden. Onder het goedkeurende oog van het Saudische vorstenhuis en van Washington zette hij zich in voor de moslimzaak in Afghanistan. Zijn belangrijkste troef: de miljoenenerfenis van zijn vader. Zijn belangrijkste mentor: Mohammed Ayman Zawahir, de Egyptische leider van de Islamitische Jihad. Die was beschuldigd van de moord op president Anwar Sadat, die in 1979 een vredesakkoord met Israël had getekend en daarvoor de Nobelprijs voor de vrede kreeg. Zawahir zat drie jaar in de gevangenis en trok dan naar Afghanistan. Hij zou nu de militair bevelhebber zijn van Bin Ladens organisatie.

Die organisatie – Al Qaeda of De Basis – beheert een myriade van kleinere organisaties, vaak ngo’s of liefdadigheidsinstellingen, die zouden dienen om geld te verzamelen voor aanslagen overal ter wereld.

En Bin Laden heeft een leger: Afghaanse veteranen, moslimmilitanten uit alle mogelijke landen waarvan de leiders dat soort zeloten liever kwijt dan rijk zijn. En dus bereid hen te sponsoren zolang ze hun revoluties maar in andere landen uitvechten.

Dat legertje was goed getraind toen de Russen zich uit Afghanistan terugtrokken, maar had algauw een andere oorlog gevonden. Irak was in 1990 Koeweit binnengevallen. Bin Laden bood zijn hulp en leger aan, maar Saudi-Arabië gaf de voorkeur aan een half miljoen westerse troepen op zijn grondgebied, tot afgrijzen van trouwe moslims.

En van Bin Laden die naar Sudan trok omdat Hassan Turabi, de drijvende kracht achter het Sudanese regime, opgeroepen had tot een heilige oorlog. Zijn redenering was dat een pure islamwereld enkel kon als de Verenigde Staten, grote steunpilaar van ‘seculiere’ regimes, verslagen werden. Bin Laden trouwde een nicht van Turabi, geloofde alles wat de man vertelde, financierde de aanleg van wegen en een luchthaven en (vooral) trainingskampen voor stedelijke guerrillero’s die de Amerikanen terug naar hun land moesten jagen.

Hun eerste actie had het beoogde succes, in 1993 werden 18 Amerikaanse soldaten in Somalië vermoord en de Verenigde Staten trokken hun troepen terug. Nu werd het volgens Bin Laden tijd om de Amerikanen ook uit de Arabische wereld te verjagen. Maar dat lukte niet: Algerije, Jemen en Egypte beschuldigden hem van het financieren van milities in hun land en Saudi-Arabië pakte hem zijn nationaliteit af. Sudan gaf hem wel een paspoort, maar zette hem in 1996 onder Amerikaanse druk het land uit.

GEZOCHT

Sinds dat jaar heeft Bin Laden weinig vrienden meer: zijn volgelingen werden opgepakt of veroordeeld in Frankrijk, Jordanië, Egypte, Jemen, de Verenigde Arabische Emiraten en Australië – waar ze bij de Olympische Spelen de kernreactor van Sydney wilden opblazen. De Russen beweren dat hij de Tsjetsjeense opstandelingen steunt, de Filipijnse regering dat hij de moslimrebellen in hun land aanvuurt. India houdt vol dat de rebellen in Kashmir geld en wapens van hem krijgen en de Israëli’s beweren dat de ultra-vleugel van de Palestijnse Hamas contacten onderhoudt.

Bin Laden zit ondertussen veilig bij de Taliban in Afghanistan en hun extremisme moet hem wel bevallen. Alleen: sinds drie jaar wordt met die Taliban onderhandeld om hem uit te leveren. De westerse landen staan in de rij, de Verenigde Staten op kop. Ze hebben machtige wapens: economische sancties tegen het Taliban-regime waardoor het door een jarenlange oorlog vernielde land, nog armer wordt. En ze hebben sinds vorig jaar een bondgenoot: de Pakistaanse leider, generaal Pervez Musharraf.

Hij heeft goede contacten met de Taliban en is de enige die kan verkrijgen dat Bin Laden wordt uitgeleverd. Het Taliban-standpunt lijkt te verschuiven van een kortaf njet naar uitlevering aan een moslimland waar hij volgens de islamwetten kan beoordeeld worden.

Zeker is dat de man sinds december vorig jaar geïsoleerd werd. Met z’n gsm belde hij zijn helpers overal ter wereld en lokte zo Amerikaanse bombardementen op Taliban-bolwerken uit. Als de uitlevering er komt, zou Irak wel bereid zijn hem op te nemen en dan hebben de Verenigde Staten twee gevaarlijke mannen in één land: Saddam Hoessein en de steenrijke, fanatieke Bin Laden.

Want fanatiek is hij. Net als zijn soldaten die bereid zijn te sterven, omdat ze geloven dat ze meteen naar het paradijs gaan en weten dat hun familie verzorgd wordt.

Bin Laden mag dan ondertussen internationaal gezocht worden, er mag een prijs van vijf miljoen dollar (225 miljoen frank, 5,6 miljoen euro) op zijn hoofd staan, hij blijft de held van honderdduizenden moslims ter wereld.

Dat bleek nog in januari van dit jaar toen een Arabische zender wereldwijd beelden uitzond van het trouwfeest van een van Bin Ladens zonen. Een lachende Bin Laden omringd door Afghaanse leiders. Op de achtergrond gewapende en gemaskerde lijfwachten. Zelfs een held kan niet te voorzichtig zijn: vijf miljoen dollar is een hoop geld.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content