Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Hoe Sylvie Janssens de Bisthoven de dingen hun ruimte open en dicht laat vouwen. Een gesprek.

De tekeningen, objecten en sculpturen van Sylvie Janssens de Bisthoven (36) ontstaan uit het niets, tijdens de gekoesterde momenten van leegte en verveling. Daaruit zien vooreerst lijnen het licht. Geprojecteerd in een denkbeeldige ruimte suggereren ze al hun potentie om zich te verdichten tot vormen, op een glijdende schaal oscillerend tussen abstractie en lichamelijkheid. Geplaatst in een reële ruimte, toetsen ze hun eigen werkelijkheid aan de omgeving, waar ze op hun beurt van doordrongen raken. Zo ontstaat een meervoudig werkelijkheidsbeeld in de ruimte. Op de punten, aan de vlakken waar de dingen onderling en de omringende ruimte elkaar raken of snijden, ontstaan opwindende perspectieven om dat beeld in al haar veranderlijkheid te beleven als een open ruimte die aan het ideële grenst. Ook de discrepanties tussen verschillende werkelijkheden en ruimten stelt de kunstenares in het licht.

Sylvie Janssens de Bisthoven woont en werkt in Brussel, waar ze in 1994 op de groepstentoonstelling Prospectus (curator Philippe Braem) een eerste keer in de openbaarheid trad. 1997 was een druk jaar, met presentaties in Brussel, Antwerpen, Lier en Aarschot. Vandaag heeft ze twee mooie tentoonstellingen tegelijk lopen. In de Antwerpse Galerie Annie Gentils stalt ze liggende, leunende en hangende structuren uit, in materialen van weinig gewicht. Door hun elegante voorkomen hebben ze de presentie van stralende dingen uit een andere werkelijkheid, zonder hun band te verhullen met het gewone doen (tot 10.2).

En in een grote vierkante zaal van het Cultureel Centrum Strombeek (curator Luc Lambrecht) liet ze twee enorme en veelledige metalen frames installeren. Ze dragen evenveel gevoelige monochrome doeken, een roze en een wit met een zweem van blauw. Terwijl deze constructies als ranke schepen het centrum van de ruimte openbreken, slaan de luchtstromen uit drie verschillend georiënteerde ventilatoren de kijker nog verder uit koers. In een belendende Luisterkamer presenteert de kunstenares een diamontage met een overzicht van haar werk: de dingen vouwen hun ruimte open en dicht (tot 10.2). Het CC Strombeek nam de hele productie van de installatie voor zijn rekening, en zorgde met zijn indrukwekkende technische ploeg voor een vlekkeloze afwerking.

Uw werk in Strombeek kan niet vanuit één standpunt bekeken worden.

Sylvie Janssens de Bisthoven: Nee, je moet kijken en bewegen, en ik probeer die beweging ook te stimuleren. En dat omvat heel mijn werk. In heel mijn werk heb ik de indruk dat ik rond de pot van een groot vraagteken draai.

Wat is het equivalent van een vraagteken in een plastisch werk?

Janssens de Bisthoven: Het zou eerder een soort waas zijn die de dingen suggereren, die mij een gevoel kunnen geven over een diepe werkelijkheid. Er gebeurt iets in die pot, maar die pot kan ik niet definiëren. Ik vertrek en dan neem ik verschillende standpunten in, op een diepere of minder diepe manier. Sommige standpunten evolueren goed, en komen tot een werk. En andere gaan gewoon dood. En ik laat ze ook doodgaan, want dan zijn ze niet goed genoeg. Ik ben met verschillende dingen bezig, altijd. Ook om een soort interferentie in mijn gedachten te houden. Daar bewust van blijven: ik maak hier iets, en ergens elders gebeurt er ook iets anders. En in dit werk is dat zelfs letterlijk op te noemen. Er staan twee doeken, op een ander niveau is er wind, iets fysieks, in de richting van iets anders dan dit centraal punt, dat ik trouwens probeer te saboteren. Vooral in zo’n perfecte vierkante ruimte. Het is wel een heel open vierkant.

Was het gesloten, dan was dit werk niet mogelijk geweest.

Janssens de Bisthoven: Ik had anders gereageerd gewoon. Het is een doorgang, en het blijft een doorgang.

Zoals de standpunten zijn ook de interferenties meervoudig. De interferentie van het vlak, de kleur…

Janssens de Bisthoven: …achterkant, voorkant…

En dan, rare dingen. Als je overdag het doek nadert, voel je er een transparantie achter, van een lichthoek, en een constructie achter het vlak. Je komt nog dichter bij het roze, dan wordt dat transparante uitgeschakeld en word je weer alleen het vlak gewaar. Dat shift voortdurend.

Janssens de Bisthoven: Ja, dat shift voortdurend. Plus, aan die aaneenschakeling van standpunten kan je geen vaste chronologie geven. Er is geen begin en geen einde.

Er is een zeer gemarkeerde aanbreng van structuren, en tegelijk worden die structuren bijna vlottend…

Janssens de Bisthoven: Ja. Er is iets drijvends. Dat woord heb ik heel dikwijls aangehaald. Het drijvende in het vaste vierkant.

Als “tall ships” die door de ruimte klieven. Op een zeer elegante manier, en tegelijk zeer strak.

Janssens de Bisthoven: Het woord elegantie haal ik soms ook naar boven. Maar meer als consequentie van mijn werk: dat ik achteraf moet toegeven dat ik eigenlijk een soort elegantie heb gezocht. Niet het schone, maar een elegantie, in de zin van envergure, een vrijheid in de ruimte. Dat alleen de idee van de ruimte overblijft.

Om dat te bereiken, zijn er heel wat obstakels van de letterlijke ruimte te overwinnen.

Janssens de Bisthoven: Natuurlijk. En die gebruik ik dan ook.

Een bepalende factor zijn de TL-lichtbanden aan de zoldering, van de ene kant van de ruimte naar de andere lopend. Als je ze uitschakelt, begint dat storende plafond te wegen…

Janssens de Bisthoven: Dat gaat nog meer wegen, inderdaad. En tegelijkertijd kan dat een interferentie duiden ook.

De neons zijn ook geleiders.

Janssens de Bisthoven: Ja, en op een neutrale manier tegelijkertijd. Dat is mooi.

Neutraal?

Janssens de Bisthoven: Neutraal en niet, omdat het snijdt. Wat mij ook opviel – ik probeer natuurlijk al de standpunten te bekijken als ik opbouw – toen ik vanuit de inkomhal binnenkwam, was dat het roze doek uit het witte stak. Dat vind ik heel goed. Als ik langs het witte draai en ik ga naar het roze toe, draait het witte heel fel en blijft het roze heel lang statisch. Er is een verschil van beweging ten opzichte van mijn beweging. En dat vond ik ook boeiend, om juist die aparte werkelijkheden in evidentie te stellen: het witte draait vlug en het roze draait nog niet als ik er naartoe ga.

Ze zijn zeer similair en anderzijds heel anders door hun plaatsing.

Janssens de Bisthoven: Ze hebben hun eigen plaats. Het is zelfs een innerlijke plaats.

Wat bedoelt u daarmee?

Janssens de Bisthoven: Een heel stom voorbeeld. Neem een paraplu. Als die gesloten is, heeft die een potentiële ruimte. Je weet dat als die opengaat, heel zijn ruimte zich gaat ontvouwen. En door al mijn werk, hier misschien op een subtielere manier, is er zo’n innerlijke potentiële ruimte. En ik wil die plaatsen in de ruimte die we kennen, waar we lopen, waar we van alles doen. En die potentiële ruimte, die blijft eigenlijk onaangeroerd. Ze bestaat op zich. Op de dia’s die ik van mijn werken toon, heb je waarschijnlijk die papieren beelden gezien en die vierkanten. In Montevideo (1997) had ik ze eerst gewoon op de grond gezet in heel de ruimte. In Lier in de kapel heb ik ze gewoon tegen de muur gedaan: die werken blijven bestaan, al zijn ze gevouwen. Tot waar bestaat iets, eigenlijk? Als je dat heel fijn in elkaar drukt en er een bol van maakt, bestaat het nog? Wat is de grens tussen het bestaan van dat object en het niet-bestaan?

Als ze hun innerlijke ruimte behouden en toch maken dat ze geen grenzen hebben die ze definitief afsluiten van de andere ruimte waarin ze komen, moeten er zones zijn waar ze in mekaar opgaan.

Janssens de Bisthoven: Jaja, dat is juist mijn uitdaging om dat fenomeen te kunnen laten voelen, en dat ze er tegelijk toch zijn. Je tekent iets op een blad papier en het is geen compositie, wat is het dan? De tekening heeft een blad papier nodig om er te zijn.

De compositie, gevormd door het frame achter het doek in de ruimte, is markant aanwezig en zeer geconstrueerd. Het is bijna roze Mondriaan.

Janssens de Bisthoven: Dat komt door mijn volgende stap van nadenken natuurlijk. Eerst denk ik na over het ding ten opzichte van zijn eigen ruimte en dan: hoe moet ik dat waarmaken? En dan moet je wél beginnen te componeren en te zoeken in de ruimte om dat fenomeen naar voren te brengen, want we zijn tenslotte in een ruimte met muren enzovoort. Ik moet met die muren rekening houden. Moet ik ze wegcijferen, moet ik ze integreren, bijvoorbeeld die neons waar je van sprak? Dat is de concrete stap, ik ben maar een mens ( lacht).

Achter het witte doek staand, oog in oog met de blote constructie achter het doek, ben je bijna afgesloten van wat er gebeurt. Dan sta je als achter een decor.

Janssens de Bisthoven: Dat wil ik natuurlijk niet. Als je achter dat doek bent, moet je nog in het werk zijn. Daarom heb ik die draaiende ventilator naar daar gericht. De discrepantie tussen die twee werkelijkheden is boeiend. Ik zoek discrepantie tussen werkelijkheden in al mijn werken, en tussen mijn werken onderling, tussen de standpunten.

Dat is duidelijk in de diamontage van je werken in de Luisterkamer. De discrepantie tussen het construeren en anderzijds het meer organische, het meer soepele. Die opbollende papieren sculpturen die in de kapel van Lier op de grond lagen, het is alsof er lucht in zit.

Janssens de Bisthoven: Nee, ze zitten vol met papier.

Ze zijn genaaid met witte draad.

Janssens de Bisthoven: Dat waren de eerste.

Ze hebben uitgerekte vormen, in discrepantie met de lege frames tegen de muur. Vreemd genoeg verdragen ze elkaar zeer goed. Als we historisch kijken naar de moderne kunst, formuleerden kunstenaars standpunten die elkaar niet verdroegen. En u formuleert ze tegelijk.

Janssens de Bisthoven: Ik werk daar juist op. Dat komt door dat bewustzijn van: hier is kunst, en buiten gebeurt er iets anders in een heel andere dimensie. De auto’s rijden verder buiten. En die multipele werkelijkheid wil ik suggereren in mijn werk, dus die discrepantie. Dat komt misschien door mijn ervaring. Als jong kunstenaar kom je in dat milieu, en dan heb je zo’n reactie van zeg wat denken die mensen allemaal, ze denken dat ze het zijn. Er zijn heel interessante mensen, maar sommigen zeggen van ho ik heb diè gezien, de wereld is toch klein. Mij choqueert dat altijd, want ik vind dat dat maar een bepaalde wereld is, en voor mij is het ook belangrijk wat er buiten gebeurt. Het is maar een voorbeeld. Ik ben niet aan het oordelen of zo.

Als je in het werken zelf rekening houdt met wat er buiten gebeurt, ontstaan er tussen de verschillende werken of elementen van één werk gradaties, scala’s tussen werkelijkheden die meer of minder geïmpregneerd worden met iets van buitenaf. Bijvoorbeeld een vorm die een bemiddeling is tussen de werkelijkheid buiten of het organische, en een vorm die totaal uitgepuurd is.

Janssens de Bisthoven: Ja, en je kunt dat ook projecteren op het feit plaats in de ruimte. ( Wijst naar iets op de tafel, jb) Dit ligt hier, maar het zou evengoed hier kunnen liggen. Een soort relativiteit. ( Lacht). Of, als jong student en als je begint met kunst, maar ik hoop mijn leven lang, sta je dikwijls voor de vraag: het is een object en het is kunst… de discrepantie tussen object en kunst en vanaf welk moment wordt het kunst? Het is ook daarom dat mijn ingrepen bijna zo minimaal zijn. Enfin, zo minimaal zijn ze niet, er zijn mensen die veel minimalere ingrepen doen dan ik, want ik fabriceer nog. Maar de grens tussen het verhevene en het gewone object zo min mogelijk laten zijn. Ik weet niet of dat al doorkomt in mijn werk, misschien niet, maar het is wel iets dat mij intrigeert en dat deel uitmaakt van al die fenomenen die wij nu benoemen.

Het is minimaal en het is gefabriceerd, maar het is niet opdringerig, niet retorisch. En als sommige van uw papieren objecten al de neiging zouden hebben om zich vormelijk te manifesteren, houdt een zekere broosheid dat weer tegen.

Janssens de Bisthoven: De bescheidenheid van het ding, en anderzijds is er een soort onhandigheid in de verhoudingen. Het is in papier, maar ’t is loemp, ’t is zwaar, als je dat twee keer draait, gaat dat kapot. De materie verdraagt het idee niet, eigenlijk. Die objecten bestaan, maar de materie waaruit ze zijn vervaardigd, is bijna niet de juiste. Het is juist niet stevig genoeg voor het idee zelf. Het idee blijft groter ten opzichte van het materiaal.

Bij het roze en witte doek hier in Strombeek is het niet helemaal duidelijk wat je ziet. Een waas van kleur dat over het doek verspreid is, gesprayd wellicht.

Janssens de Bisthoven: Daar moet ik iets toegeven. Ik heb die dingen laten maken. Ik heb de ruimte, de infrastructuur en de tijd niet om die dingen te doen, plus ik kreeg de kans hier, het geld ook om het te laten doen. Bon, wat kan ik met dat geld, met de mogelijkheden, welk project kan ik nemen dat ik al heb? Want ik heb altijd potentiële projecten die klaar staan, die misschien goed zijn voor een ruimte of niet, dan neem ik een andere. O.k., we hebben besloten om te laten spuiten want eerst wou ik iets hards. Da’s zacht. Ik wou iets hards, en ik had helemaal nog niet aan die doorschijnendheid gedacht. Hard rozerood, grenadine-achtig. Hard maar de kleur niet direct definieerbaar, dus ik wou die discrepantie. Aan het werk heb ik ontdekt dat er andere mogelijkheden zijn. Ja, als je spuit, geeft dat zo, geeft dat anders. Dat geeft meer van die waasjes. Maar ik heb wel gevraagd om zo weinig mogelijk wolkjes te laten overbrengen, want anders ging dat decor worden. Ik was daar echt bang voor.

Het is het niet.

Janssens de Bisthoven: Het is het niet en ik ben heel blij.

Maar er is wel zo’n “shimmering”…

Janssens de Bisthoven: … en aan de andere kant, als je dichterbij komt, verandert die kleur, dat vind ik ook boeiend. Maar dat je die puntjes ziet, dat is echt het onmagische, het technische, zo van ja: het is gespoten, punt. Bij Annie ( Gentils, jb) zijn er twee soorten plasticbeelden met omgekeerde gouachepotjes vanonder. Aan de straatkant is dat wit plastic, waar de potjes doorschemeren. Je ziet alleen hun kleuren, dat zijn precies lichten, en je weet niet goed vanwaar het komt. Dat is een beetje magisch. Bij de beelden midden in de zaal kun je domweg die potjes zien, hier wil ik het magische afbreken. Zo van: kijk dààr zijn plakkaatpotjes, en probeer maar iets anders te vinden, met uw blik en met uw intelligentie. Ik wil dat niet onderhouden, magie. Het mag nog verder gaan. Maar ik heb het ook niet gemaakt om te tonen hoe je dat doet, helemaal niet. Je moet een poëzie kunnen vinden buiten de magie, in de echte werkelijkheid.

Heb ik u goed verstaan als u zei dat u slecht was in dingen maken?

Janssens de Bisthoven: Ja, ik ben geen bricoleuse, of hoe zeg je dat? Ik ben geen goede doe-het-zelver.

Alles lijkt hier nochtans vrij goed in elkaar gevezen. Misschien was het in het begin anders?

Janssens de Bisthoven: Ik leer bij, by myself. Het is proberen, en soms breekt dat ( lacht), en moet ik iets anders vinden. Ik leer echt uit noodzaak, op alle gebied. En toen… ik woonde klein, ik had geen atelier. Het ideaal is dan een penseel nemen en een klein doekje, en zo beginnen. Maar van oorsprong ben ik toch eerder een tekenaar, dat wel. Het ligt duidelijk in mij. Ook als ik ruimtelijk werk, heb ik altijd de indruk dat ik in de ruimte teken. Dat abstracte van de tekening, daar ben ik heel gevoelig voor. Dat komt overeen met mijn mentaliteit, met mijn interesse, mijn meer spirituele interesse, en dergelijke.

Het abstracte, maar toch…

Janssens de Bisthoven: Het niet tastbare. Dieper abstract, in die zin dat de lijn niet bestaat.

Maar u doet ze bestaan, nee?

Janssens de Bisthoven: Dat wel, het is misschien daarom dat ik tekenaar ben, omdat ik die macht voel. Ik ben mij ervan bewust dat je dat ineens kunt doen bestaan. En meer hoef ik niet. Een stap verder, het monumentale, het heel tastbare, dat hoef ik niet. Die grens: vanaf wanneer kan ik iets doen bestaan, dàt moment is belangrijk.

Een tweede niveau is het schilderen. Twee schilderijen, bij Annie Gentils: telkens een baan met rafelige randen, in roze aquarel op papier getrokken, wat een lichaam, een sculptuur kan worden. Wat is de macht van het geschilderde?

Janssens de Bisthoven: Tekenen en schilderen zie ik een beetje samen. Ik wil zeggen: ik ben niet met materie bezig. Ik bevind mij in een ruimte, en wat maak je van die ruimte, op een blad of op een doek of…

Die bij Annie hebben niet echt een ruimte nodig, ze zijn ook gemakkelijk naar een andere ruimte te verplaatsen.

Janssens de Bisthoven: Maar papier beschouw ik als een projectie van ruimte. Als je tekent, projecteer je een ruimtebesef op het papier. Een compositie is soms een ruimtelijke projectie.

Mij trof uw voorliefde voor wijd gerekte, uitgestrekte vormen.

Janssens de Bisthoven: Het is gewoon het bewustzijn van zoveel mogelijk dingen tegelijkertijd die iets met elkaar te maken hebben, of zouden kunnen te maken hebben. Het heeft te maken met helderheid, hoe je als mens zo bewust mogelijk kunt zijn van de wereld rondom u, van dingen.

Ik bedoel fysiek.

Janssens de Bisthoven: Ik heb zulke dingen fysiek uitgedrukt. Ik heb tekeningen gemaakt die later misschien iets zullen worden, ik ben aan het zoeken. Die kaders ook. Hier ook: de afstand in het werk zelf. En, heel anekdotisch, elke avond doe ik gymnastiek. Dat is een fysieke drang om te proberen de bewegingen te completeren die ik in de dag niet heb gedaan.

Strekken.

Janssens de Bisthoven: Ja, sommigen noemen dat stretching, maar dat interesseert me niet. Wel de noodzaak om heel mijn ruimte te ontvouwen, zoals de man van Da Vinci, maar in alle richtingen.

Dat heeft iets… is het sensueel?

Janssens de Bisthoven: Het sensuele komt erbij, maar het heeft ook te maken met elegantie, en envergure, zo van…( ademt diep uit))…lucht.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content