In zijn nieuwe roman beschrijft Milan Kundera “de ongeneeslijke domheid van de wereld”.

Hoewel hij later een tweede, fellere liefde vond in de literatuur, is de muziek Milan Kundera blijven bezighouden. Op “Afscheidswals” na zijn al zijn Tsjechische romans opgebouwd als grote polyfone composities, die uit contrasterende bewegingen bestaan. Ze beslaan elk zeven delen die naar de vorm heterogeen kunnen zijn, maar die door hun thematische eenheid in evenwicht worden gehouden.

Met “De traagheid” en “Identiteit”, allebei in het Frans geschreven, slaat hij een andere weg in. De eerste roman vormde een soort opera buffa. “Identiteit” sluit meer aan bij “Afscheidswals” doordat hij als een homogeen, chronologisch geheel is geschreven. De vergelijking doortrekkend, is dit boek op het stramien van de fuga gebaseerd: een meerstemmig stuk waarin een van de partijen het hoofdthema inzet, waarna andere stemmen het overnemen. De twee stemmen die in de roman opklinken, zijn die van de personages Chantal en Jean-Marc.

Wat hen bindt, is de liefde. Hun verhouding is het enige zinvolle in een wereld die ze als “een waardeloze chaos” beschouwen. Zelfs vriendschap is ontaard tot een “beleefdheidscontract”, waarbij men van de ander alleen verlangt dat hij af en toe als “een spiegel” fungeert waardoor men zijn eigen ik kan vasthouden. Onverschilligheid is een ander kenmerk van die buitenwereld. Ze groeit uit het onvermogen van de mens om nog enige hartstocht op te brengen voor zijn beroep. In plaats daarvan is algehele verveling ontstaan die door lawaai, oeverloos gebabbel of vrijetijdsbesteding in groepsverband wordt verdreven.

Wie aan dit alles niet wil deelnemen, wordt aan de kant gezet maar niet met rust gelaten. Voortdurend wordt de mens gecontroleerd en bespied : opiniepeilers belagen zijn intieme leven, camera’s filmen de masturbatie van de foetus in de baarmoeder en lijken worden opgegraven om hun ware identiteit te onthullen. Men herkent hier Kundera’s afkeer van wat hij elders de “gedachteloosheid van de pasklare ideeën” noemt.

EEN STINKEND FABRIEKJE

Ook zijn kritiek op de afstomping door reclame en massamedia breidt Kundera hier verder uit. Hij levert een vlijmscherp portret van Leroy, Chantals baas, een oud-achtenzestiger die nu een reclamebureau runt. Zijn geloof in het trotskisme verving hij door godsvrucht, een ironische verwijzing naar het godsdienstige reveil in sommige Franse intellectuele kringen. Die overstap veroorzaakte een volledige ommekeer in zijn mensbeeld. Van almachtige wereldverbeteraar is de mens een machteloos instrument in Gods handen geworden, gehoorzamend aan het gebod om elkaar lief te hebben en zich te vermenigvuldigen. Voor zo iemand ligt de essentie van het leven dan ook in “de verleiding, de geslachtsdaad, de bevalling, de ontlasting, de was en het vreten”.

Ook Jean-Marc beschouwt het lichaam als “een kleine stinkende fabriek”. Hij gaf zijn studies geneeskunde op omdat hij de ontbinding in de dissectiezaal niet kon verdragen. Bij Chantal overwint hij zijn ontreddering. Zijn liefde voor haar vormt zijn enige “sentimentele band met de wereld”. Van haar kant veracht Chantal de wereld om zijn “ongeneeslijke domheid”. In haar professionele wereld kan ze zich evenmin herkennen en toch probeert ze haar werk zo perfect mogelijk uit te voeren. Die tegenstrijdige gevoelens is ze de baas door haar dubbele identiteit: ze heeft een “ernstig gezicht” voor de buitenwereld en een “spottend” voor thuis, haar toevluchtsoord waar ze met Jean-Marc de druk van buiten van zich af gooit. Haar liefde voor hem is zo absoluut dat ze op “een ketterij” lijkt.

Dit geluk wordt door twee feiten verstoord. Tijdens een wandeling beseft Chantal dat ze “in een wereld leeft waar de mannen nooit meer naar haar zullen omkijken”. Dat stemt haar bitter, des te meer omdat ze de eerste tekens van de overgang bespeurt. Ook Jean-Marc is verbijsterd: bij het zoeken naar zijn vriendin liep hij een vrouw achterna die hij met Chantal verwarde. De identiteit is ongrijpbaar zowel voor de anderen als voor jezelf, suggereert Kundera.

KIEMEN VAN DE ONDERGANG

Is de liefde die op een duidelijk omschreven imago van de ander berust, bestand tegen een wijziging in dit beeld? Vreet een liefde die de wereld uitschakelt, de geliefden niet op? Rond deze vragen draait een goed deel van de roman. Om Chantal uit haar verbittering te halen, begint Jean-Marc haar anonieme liefdesbrieven te sturen. En net die brieven doen de liefde omslaan in jaloezie en wantrouwen. Chantal reist met haar baas naar Londen en neemt er deel aan een orgie die in een nachtmerrie ontaardt: ze raakt opgesloten, verliest haar identiteit – ze vergeet haar naam – en staat naakt voor de dood. Terwijl de absolute liefde die in een huis clos wordt beleefd, al de kiemen van de ondergang in zich draagt, eindigt de toenadering tot de wereld in zelfvernietiging.

Op het einde van de roman ontwaakt Chantal in de armen van Jean-Marc. De liefde lijkt te zegevieren. Maar de tussenkomst van de ik-verteller zet die overwinning op de helling: “En ik vraag me af: wie heeft dit verhaal verzonnen? Zij? Hij? Allebei? Op welk precies moment werd de realiteit in een droom veranderd? Waar is de grens?”

Kundera is erin geslaagd de werkelijkheid haast onmerkbaar in een droom te laten overgaan, zo goed zelfs dat het ontwaken uit de nachtmerrie bij een eerste lectuur heel verrassend overkomt. De zinnetjes die de overgang bewerkstelligen, passen perfect bij de beklemming waaronder de liefdesverhouding steeds meer te lijden heeft. De afwisseling van vertelstandpunten voorkomt bovendien een exclusieve identificatie met een van beide figuren, zodat ten slotte alleen nog de verstikkende sfeer overblijft. Ook al levert Kundera met deze roman geen groot polyfoon werk af, toch toont hij zich ook in deze fuga een meester van de compositie.

Milan Kundera, “Identiteit”, vertaald door Martine de Haan, Ambo, Amsterdam, 176 blz.

Agnès Van Emelen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content