Er zijn klusjesmannen en klusjesmannen, zoals dat met schier alles het geval is, maar men heeft ook superklusjesmannen. En ik had het genoegen ooit zulk een titaan in dienst te hebben.

Als ik er nu aan terugdenk, vraag ik me niet eerst af wat zijn eigenlijk beroep was, maar welk voedsel hij gebruikte om zulk een energie tentoon te spreiden. Ik kan moeilijk aannemen dat hij op speed, amfetaminen of anabolica stond, want de eerste klusser die doping neemt, moet nog betrapt worden. Toch grensde zijn uithoudingsvermogen aan dopingmaatstaven. Zoals de meeste klussers had hij zijn eigenaardigheden en hebbelijkheden, maar bij hem overschreden die de grens van het gemiddelde.

Hij durfde alle karweien aan behalve electriciteit. Dit was meteen duidelijk te zien aan de ouderwetse draagbare radio, een prehistorisch model dat onder de kalk, cement- en verfspatten zijn levendig rode kleur ingeboet had alsmede zijn achterzijde, zodat de elektronische ingewanden zichtbaar waren. Een elektricien gruwt van zo’n toestand, onze klusser niet het minst. Bovendien werden de batterijen met kleefpleisters uit de medicijnkast op hun plaats gehouden. Alweer een abominatie in het oog van de vakman. Echter buiten deze geheimzinnige energiebron en haar toepassingen stond hij voor elke uitdaging open.

Eerst stelde hij zijn radiotoestel op de keukentafel naast zijn sigaretten en een watertorengrote thermos met koffie. De knop waarmee men het geluidsvolume regelt van zijn muziekdoos was vastgeroest op ?ondraaglijk luid?. Meer dan waarschijnlijk paste hij zijn oren aan. Want of hij er nu vlak naast werkzaam was of aan het andere eind van het huis, aan het aantal decibel werd niet geraakt. Nu werd het gereedschap naar binnen gehaald. Dit was niet opgeborgen in een gereedschapskist, doch werd onveranderlijk in witte plastic emmers gegooid. Beitels, schroevendraaiers, vijlen en allerlei puntig alaam boorde zich bij deze manier van doen door de wanden en de bodem van de emmer zodat het er soms uitzag alsof hij een stekelvarken aan een hengsel naar binnen droeg.

Hij steekt een sigaret op, drinkt een kop koffie en verdwijnt naar plaatsen die zijn zorg broodnodig hebben. En nu vloeit de energie die hij God weet waar heeft opgeslagen langs handen en voeten naar buiten, want men vergete niet dat al dit werk buiten zijn normale werk plaatsvond. Tevens waste en kookte hij zelf, hield het huis proper en deed boodschappen, want zijn levensgezellin zag het na een tijd bij zulk een werkbij niet meer zitten en zocht een partner die zijn vrije tijd met spel en dans doorbracht.

Welke waren nu de specialiteiten van onze superklusser ? Geen. Tenzij dat hij voor niets terugdeinsde. Grote vrachten vervoeren, geen enkel probleem, metselen, bepleisteren, schrijnwerkerij, gas, water en loodgieterij hadden voor hem geen geheimen. Voegen, schilderen, vloeren leggen, timmeren, ook als schouwveger voelde hij zich geroepen, en hij had zich een voor mij tot dan toe ongekende techniek toegeëigend. Hij schudde namelijk een zak van tien kilo aardappelen bovenop het dak in de schoorsteen leeg. Als het roetgordijn opgetrokken was, vergaarde hij de aardknollen en herhaalde dit drie keer. Daarna was deze lekkere groente ongeschikt voor het schoonmaken van schouwen en eveneens voor consumptie.

Soms als die bezigheden hem over het hoofd groeiden, wierf hij personeel aan. Dit waren niet altijd personages die men met een ambacht kan vereenzelvigen, want mij is opgevallen dat een metselaar na jaren in de stiel er ook uitziet als een metselaar. Een huisschilder zit het rollen en kwasten in zijn voorkomen gegoten. Paters en nonnen moeten geen soutane of kappen dragen om hen vanop een straatlengte als geestelijken te herkennen. Zo niet met de beschermelingen van onze klusjesman. Een punker, met kettingen en ritssluitingen verspreid over het hele lichaam en een vuurrode kuif van een halve meter hoog, bood zich aan om te komen behangen. Een Joseph Conrad-figuur uit ?Lord Jim? met een schipperspet op het hoofd en een voortand uit verscheen met een fles butaan en rollen roofing om het plat dak te dichten. Een goedmoedige schepping van doctor Frankenstein kwam putten maken om sierbomen in te planten en tenslotte een zeerover die op een zaterdagmorgen aanbelde.

Het was zomer en hij droeg een hemd met korte mouwen dat tot aan zijn navel openstond. Tussen meer haar dan velen onder ons op het hoofd dragen, las ik boodschappen op zijn borst als ?I love you Irene?, ?Sergeant zus en zo de pot op?, een windroos met daaronder ?Oost west, thuis best? op de armen, een nogal provocerend halfnaakt, draken en banderollen waarin namen stonden die weer uitgetatoeëerd waren tot een blauwe inktvlek. Hij droeg een woeste, zwarte baard en haren die achteruit gebonden waren door een rode hoofdband. Wat de man mankeerde waren twee pistolen in de gordel die zijn jeans ophield en een ploertendoder aan zijn zij. Toen ik hem geschrokken vroeg wie hij was en of hij aan boord wilde komen, antwoordde hij me in de zachtmoedigste der stemmen : ?Ik ben de kleine schilder.? Wat zoveel betekende dat hij schatplichtig was aan onze klusjesman die twee koppen kleiner was dan zijn vazal.

Toen zijn lichaamskrachten begonnen op te branden wierp dit veelzijdig creatuur zich op de handel. Wilde ik geen vijfhonderd lichtpaarse viltstiften kopen ? Of een takelblok met drie schrijven en zestig meter touw ? Een draagbare telefoon voor nog geen derde van de officiële prijs kon ik toch niet weigeren en, indien toch, dan heb ik een koelkast voor een tiende van wat de groothandel ervoor vraagt. Maar kom, je hebt een koelkast en je zult veel liever zo’n echte reisvest hebben met twintig zakken, een regenhoed, fleece en een paar rubberlaarzen bovenop.

Het moet gezegd, zijn zakencarrière was geen succes. Maar daarom niet getreurd, hij heeft zich na pensionering teruggetrokken in ?splendid isolation?. Hij schildert nu spijskaarten voor tavernes, is penningmeester van een biljartclub en legt zich toe op het vervaardigen van muurschilderingen in zijn veranda. Hij mag zich zonder schamen het motto ?altijd hoger? toe-eigenen. Het laatste wat ik vernomen heb is dat hij gelegenheidsgedichten schrijft voor huwelijken. Hij doet zijn motto dus geen oneer aan.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content