Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Michel Ross over de kunst van het piepkleine, ingebed in het hele grote.

ZIJN HELE oeuvre past in een koffertje. In De Rode Poort haalde de Newyorker Michael Ross (41) negen sculptuurtjes-van-de-geest tevoorschijn, en bevestigde ze op grote witte kolommen in een immens depot. Verpakkingschips in metalen houdertjes, wie zal dat hebben gezien ? Voor Knack (nr. 45, blz 81) maakte hij op een volle bladzijde een collage van de oceaan en inviteerde de lezer naar de tentoonstelling met de vraag ?Hoeveel juwelen zijn er op de bodem van de oceaan ??. Een gesprek over micromacroscopics.

?De Rode Poort? startte met een werk van u, een pagina kunst als advertentie in Knack.

MICHAEL ROSS : Ooit maakte ik voor een blad een stuk over Richard Tuttle’s werk met als enige bedoeling om mijn naam in zijn bibliografie te zien verschijnen. Bibliografie als tentoonstelling. Dat was leuk. Ik ben nochtans niet bepaald een criticus. Het idee om het magazine als tentoonstellingsplaats te gebruiken staat me aan. Een ander tekstproject maakte ik voor een krant in Ierland. Het ging ook over water, over het gooien van een sleutel in de Shannon rivier. Die kleine magazineprojecten zijn meer een soort persoonlijke onderzoekingen, dikwijls verbonden met mijn Ierse achtergrond.

Het magazineproject voor De Rode Poort, ?Hoeveel juwelen zijn er op de bodem van de oceaan ?? dreef al een tijdje in mijn hoofd rond. Het moet een nieuwsbericht geweest zijn over een armband die ergens aan de Ierse kust was aangespoeld, een echt antieke gouden armband. Dat deed me denken aan goud en juwelen onder de oceaan, met alle connotaties van folklore, verborgen schatten, kleine dingen. Een goed deel van mijn werk heeft met schaal te maken : de uitgestrekte oceaan en dan een object dat op de bodem rust en dat je niet kan zien… je weet dat het er is. Zo is het ook met mijn kleine werken in de tentoonstelling. Als ze niet belicht zijn, zal je ze niet zien.

Het kleine in het immense.

ROSS : Op de pagina spreek ik over de oceaan. En de pagina wordt verondersteld de oceaan te zijn. Een grote blauwe pagina water laten we zeggen.

In feite was ze samengesteld als een…

ROSS :… collage.

Dus fragmenten.

ROSS : Je moet proberen een foto van de oceaan te maken, dus moet je veel gezichtspunten innemen. Ik veronderstel dat het bijna een kubistisch gezichtspunt is van de oceaan in zekere zin, vreemd. Ik wou ook dat het in één kleur was, en ik probeerde een variatie van licht en donker te maken, donker rond de bodem. Er mocht niet teveel op het beeld staan. Dus vermeed ik bij het snijden van de oceaanfoto’s dat er teveel vis en zo zou op staan… Ik wilde haast een leegheid.

De pagina is de oceaan, en het juweel is de kunst ? Vijftig lezers die met hun pagina bij u kwamen, kregen een juweeltje op hun blad gekleefd.

ROSS : Ja, bij het juweel speelt de persoonlijke waarde, het menselijke element, terwijl de gedrukte pagina als de oceaan is omdat ze in feite uitgespreid is over vele blauwe pagina’s, drijvend over heel België. Wanneer ze dan binnenkomen, als de getijden, als de golven, dan breng ik het juweel aan.

De Rode Poort staat vol enorme kunstwerken. En waar is Michael Ross ?

ROSS : Ik zou mijn werk niet graag in een kleine plaats tonen. Het heeft heel wat ruimte nodig, zoals iets kleins heel wat ruimte rond zich vraagt, dat geeft het adem.

Zo is het ook met de pagina. Een volle pagina in een magazine betekent al dat er iets groots aan de hand is. En dan kom je in een grote show terecht met enorme dingen… als je dan mijn werk daarbij ziet, wordt het zelfs nog kleiner dan het is. En je krijgt een stickertje dat nog kleiner is dan de werken. De tekst daarop is dan weer nog zoveel kleiner. Uiteindelijk stuit je op het ideetje dat achter de tekst zit.

De tekst op de gulden sticker, met de loep ontcijferd, luidt : ?Een teen voor een ring in de diepte van de oceaan?.

ROSS : Het ding met de teen en de ring heeft eigenlijk te maken met het verhaal van mijn moeder die haar ring verloor. Het was niet in de oceaan, maar in de streek van de grote meren in de VS en Canada. Ze ging zwemmen en verloor haar lievelingsring uit haar schooltijd en ze kon hem niet meer vinden. Ze zocht ernaar in het water, tevergeefs, ze ging naar huis en huilde. Ze bad tot Sint Antonius. De volgende morgen begon ze opnieuw, nu bij hoog water… wie weet waar dat ding al lag. Ze ging tot aan haar nek in het water, en toen trapte ze op iets, haar teen trapte op iets, het was haar ring. Dat is het persoonlijke aspect, maar de boodschap er achter is wel universeel.

De sculptuurtjes op de muren bestaan uit een metalen element en een zachter element.

ROSS : Het persoonlijke en het onpersoonlijke. Het onpersoonlijke is voor mij het metaal.

Het zijn clips.

ROSS : Ze zijn bedoeld om dingen te klemmen. In deze depot-tentoonstelling gedragen ze zich als containertjes, en ze houden altijd iets persoonlijks vast, iets van papier of zo, iets wat niet als even waardevol beschouwd wordt als juwelen of goud.

Verbazend hoe de verpakkingschips hier bij honderden op de vloer liggen. Als u er ééntje in een metalen houder klemt, krijgt het een andere waarde.

ROSS : Ik dacht in termen van het museum hier : het depot, het verpakken. Packing peanuts horen bij kratten en dozen, en zijn zogezegd waardeloos. Ik hield van het idee om er maar één te tonen : één kleine chip, één peanut, dat is totaal nutteloos. De enige manier waarop die dingen functioneren is als er honderden zijn. Als je er een doos vol hebt, dan kan je er dingen in dozen mee beschermen. Eén kan niets beschermen. En dat is interessant, misschien is dat een klein paradigma voor mij, van de kunstenaar in de maatschappij, ik weet het niet.

Voor de kunstenaar in de maatschappij ?

ROSS : Misschien. Als er honderden actief zijn, dan gebeurt er iets.

Ze hebben ook extra belichting nodig, extra ruimte.

ROSS : Ruimte is belangrijk. Die dingen gaan over ruimte, in die zin is het een groot werk. De ruimte rondom is misschien ook de geest-ruimte.

Zo is de schaal van het werk eigenlijk niet te vatten.

ROSS : Ze zijn wel vastgemaakt aan de muur, vastgemaakt aan de ruimte. Ze zweven niet, zeg maar. Elke kleine sculptuur moest in de muur vastgeschroefd worden. Ik weet niet waar dat precies mee te maken heeft, behalve met een soort van veiligheid misschien : dat ik het gevoel heb dat ze zo klein zijn dat sommige ervandoor zouden kunnen gaan of zo.

Ze hebben ook een fysieke connotatie, vrij troebel soms. Eentje heeft de vorm van een tong… ze hebben iets engs.

ROSS : Het materiaal is eng. Ik dacht dat ze seksueel waren. Denk jij dat ze iets pervers hebben ?

Het valt niet uit te sluiten.

ROSS : Dat zou met het metaal te maken kunnen hebben, en dan het menselijke element dat vastgemaakt is, of geklemd gehouden wordt. Ja. Ik denk dat het verband houdt met het zijn in de wereld. Als dit mensen van vlees en bloed zouden zijn… Wel, we zitten in stoelen, naast machines, voertuigen. We zijn niet totaal alleen. We zijn waarschijnlijk vastgemaakt aan machines in sommige opzichten, aan een computer of een wagen en een trein. Wij zijn in die dingen. Dat is waarschijnlijk één van de redenen waarom ik ze aan die metalen dingen kan accepteren. Ja, dat is een metafoor voor dat soort idee. Ik zie ze dus als een deel van het leven. Ik geef het perverse toe omdat ze zo klein zijn. Misschien hebben ze te maken met het snelle tempo van de wereld vandaag, waarin we geen tijd hebben om naar om het even wat te kijken, alles beweegt zo snel.

Mischien moet de kunst gelijkelijk snel en klein zijn : even kijken, mm, en iets vatten. Maar, ik weet het niet, ik hoop dat er langer dan dàt naar gekeken wordt ( zucht). Ik denk dat ze iets zeggen over vandaag, maar ik ben niet zeker hoe accuraat ze zijn. Er blijkt een behoefte te zijn om ze te zien, om de ene of andere reden. Ik maak ze al vijf jaar, en ik heb de schaal nog niet veranderd. Ik denk groot maar ik maak nog altijd klein, ik weet niet of ik kan veranderen. Ik houd van het idee van kleine dingen die grote dingen worden. We hebben raketten die satellietpakketten uitsturen met de omvang van een koffer, en die in de ruimte opengaan als een gebouw van tien verdiepingen. Ik hou van het idee van het samengeperste, van compressie. Compressie is boeiend. Die werken kunnen als samengeperste ruimte zijn.

Voor een tekstproject in Langenhagen tekende u ook een hele wandeling uit. Voorzien van een loep konden de bezoekers van plek tot plek de tekstjes ontcijferen.

ROSS : Als ik die tekstprojecten doe, maak ik er ook een leuke wandeling van, gewoonlijk in een cirkel. Ik wil dat je naar dingen kijkt, ik wil dat je je bewust bent van wat er in de werkelijke ruimte gebeurt, en vervolgens ook in de micro-ruimte. Hopelijk brengt je dat naar een nog grotere ruimte. Dat is het algemene idee. Ik deed er ook één in Japan.

Hoe was die ?

ROSS : De tekst ging over de kosmische ruimte, een soort hemelthema’s. Ik vond dat interessant voor Japan vanwege de aard van hun poëzie zoals hun haiku, met de zon, de maan, die dingen, en ook grootschalige thema’s.

Uw tekstje voor De Rode Poort was ook als een haiku, van Basho bij voorbeeld.

ROSS : O ja, die zijn geweldig. Ik schrijf ook poëzie, maar dat is iets anders. Het is wel altijd kort, en mijn video’s zijn ook kort. Ik waardeer die economie van dingen, van presentatie. Dat is ook een erg Japans idee. Ik denk niet dat zij mensen appreciëren die zeer woordenrijk zijn, die met veel woorden tegen hen spreken. Misschien zeg je meer met minder woorden.

Jan Braet

De Rode Poort, tot 2.2.97, Museum van Hedendaagse Kunst, Citadelpark, Gent.

Michael Ross, Pink Packing Peanut Suppressed By A Catch, 1996, piepschuim, metaal, 68x38x17mm : als dit mensen van vlees en bloed zouden zijn…

Michael Ross : Compressie is boeiend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content