Hij maakte van Open VLD de grootste Vlaamse partij in de hoofdstad, onderhandelde met Laurette Onkelinx een Brussels regeerakkoord en haalde Sven Gatz terug om lid te worden van de Vlaamse regering van Geert Bourgeois. Brussels minister van Financiën en Begroting Guy Vanhengel (56) is moe maar tevreden. ‘Na mijn burn-out probeer ik het gekkenhuis beter onder controle te houden.’
De fotosessie vindt plaats op het dakterras van het gebouw waar Guy Vanhengel al jaren kantoor houdt, met uitzicht over Brussel en Sint-Joost-ten-Node. Hij wijst ons de Pacifictoren, een groot appartementsblok uit de jaren 1960 naast de kerk van Sint-Joost-ten-Node. Het dakappartement, vertelt Vanhengel, is uitgerust met een overdekt zwembad en was ooit eigendom van Mobutu Sese Seko. Nu kan het voor privéfeestjes worden gehuurd. Vanhengel is geboren en getogen Brusselaar, en kent de stad als zijn broekzak.
De minister is moe. Het waren lange dagen en korte nachten de voorbije weken, zegt hij. In Brussel werd zijn Open VLD met stip de grootste Vlaamse partij. ‘Wij konden hier dus moeilijk aan de kant blijven staan. Er werd van ons verwacht dat we het initiatief zouden nemen.’ En dus bracht Vanhengel samen met PS-politica Laurette Onkelinx, die daarna het stokje doorgaf aan haar partijgenoot Rudi Vervoort, vrij vlot een Brusselse regering op de been.
Guy Vanhengel is een buitenbeentje in de Vlaamse politiek. Een tweetalige ket die het goed kan vinden met politici uit heel wat partijen, ook Franstalige. ‘Ik ben met de jaren een soort unicum geworden’, aldus Vanhengel. ‘Ik heb in de federale, de Vlaamse en de Brusselse regering gezeten. Ik heb met de meeste Belgische politici op een of ander moment weleens moeten samenwerken. En dus ken ik ze haast allemaal. Hun nummers zitten allemaal in mijn telefoon.’
Vanhengel heeft al heel wat meegemaakt in de politiek, maar de stroomversnelling van de voorbije weken heeft ook hem verrast. Onverwachts kwam Open VLD samen met CD&V en N-VA in de Vlaamse regering. De onderhandelingen over de vorming van een federale kamikaze- of Zweedse coalitie zijn nog gaande. Een opmerkelijke prestatie van partijvoorzitster Gwendolyn Rutten, maar de zoektocht naar een geschikte Brusselse minister voor de nieuwe Vlaamse regering verdient geen schoonheidsprijs. Rutten wilde graag Jean-Jacques De Gucht of Noël Slangen op die stoel, maar die wonen niet in Brussel, en uiteindelijk won Sven Gatz, een goede vriend van Guy Vanhengel, het lot uit de loterij.
Fijn dat Sven Gatz zijn comeback maakt in de politiek, maar wat was dat allemaal?
GUY VANHENGEL:(lacht) De hectiek van de politiek. Ik heb dat al vaker meegemaakt. Het samenstellen van een regering en vooral de snelheid waarmee dat moet gebeuren, zijn soms verbijsterend. In 2009 werd ik, na lange onderhandelingen over de vorming van een Brusselse meerderheid, in 48 uur tijd geswitcht van de Brusselse naar de federale regering. De voorzitter heeft vorige week in korte tijd alle mogelijke opties moeten doornemen. En dan is het zaak de beste te kiezen, en dat is hier zonder enige twijfel gebeurd.
Maar Gwendolyn Rutten wilde eigenlijk een niet-Brusselaar voordragen: Jean-Jacques De Gucht of Noël Slangen. Die laatste, op vakantie in Turkije, is op het eerste vliegtuig gesprongen in de ijdele hoop zich nog snel in Brussel te kunnen domiciliëren.
VANHENGEL:(lacht) Je zou voor minder. Kijk, als je mensen polst voor een functie, dan kunnen zulke dingen gebeuren. Het geeft aan hoe gevoelig het allemaal ligt, en je begrijpt ook hoe teleurgesteld mensen zijn als het uiteindelijk niet doorgaat.
Hebt u de voorzitster richting Sven Gatz gestuurd?
VANHENGEL: Sven had een ijzersterke reputatie als parlementslid, maar greep in zijn politieke carrière twee keer net naast een ministerfunctie. Dat is een van de redenen waarom hij op een gegeven moment iets anders is gaan doen. Hij was een beetje uitgekeken op het parlementaire werk. Maar ik heb hem inderdaad gebeld om te vragen of hij een ministerfunctie zou overwegen. Omdat hij, met al zijn kennis en zijn ervaring, nu eenmaal de beste man voor de job is. Vervolgens heeft hij lang gesproken met Gwendolyn.
En nu stapt Open VLD met uitgerekend de N-VA, de partij waartegen jullie jaren hebben gefulmineerd, in een Vlaamse regering, en straks mogelijk ook in de federale regering. Hoe kan dat nu?
VANHENGEL: Een regering met de N-VA? Potverdorie nog aan toe! (lacht) Maar dat komt omdat in dit land, als gevolg van ons kiessysteem, ook partijen die er heel verschillende meningen op na houden punten van overeenkomst moeten zoeken om een regering te kunnen maken. Wat was de eerste dominosteen die viel? De supersnelle Franstalige coalitievorming tussen PS en CDH, die iedereen met verstomming heeft geslagen. Dat was echt het confederalisme in de praktijk. Samen vertrekken en zich van de rest niets meer aantrekken. Het onmiddellijke gevolg was dat N-VA en CD&V elkaar veel sneller dan verwacht in de armen vielen.
En toen?
VANHENGEL: Toen waren we op weg naar een nieuwe patstelling op federaal niveau. De enige opties waren deze Zweedse coalitie of een klassieke driepartijencoalitie. Maar voor die laatste formule hadden we de intussen gevormde gewestregeringen opnieuw moeten openbreken.
En toch. Vooraanstaande liberalen als Karel De Gucht en Guy Verhofstadt hebben de N-VA de laatste jaren ‘extreemrechts’ en ‘levensgevaarlijk’ genoemd, en het nationalisme de bron van alle kwaad. En ook u hebt af en toe een duit in het zakje gedaan.
VANHENGEL: Bij mij ging het dan meestal over het N-VA-programma voor Brussel, of wat daarvoor moet doorgaan. Daar heb ik me tijdens de verkiezingscampagne scherp tegen afgezet, en dat is ook een van de redenen van het succes van de Open VLD in Brussel geweest. De Brusselse standpunten van de N-VA staan haaks op wat de doorsnee-Brusselaar wenst. Vandaar dat N-VA in Brussel wel de laatste partij was waarmee ik wilde besturen.
Het Brusselse programma, zegt u, maar is het Belgische programma van de N-VA dan zo anders?
VANHENGEL: Nee, maar je kunt ervan uitgaan dat de sociaal-economische agenda in de federale regering de absolute voorrang krijgt. De sanering van de overheidsfinanciën en de economische groei – daar is het ons nu om te doen.
U noemde de N-VA ‘een zootje ongeregeld’ na hun weigering om tot de ALDE-fractie van Guy Verhofstadt toe te treden.
VANHENGEL: Iedereen weet dat ik Guy goed ken en dat ik dat allemaal van dichtbij volg. Ik heb me toen inderdaad eens goed laten gaan, maar dat had op zich niets met de ideologie van de N-VA te maken. Als er iets is waar ik niet tegen kan, waar ik echt wild van word, is het dat mensen zich niet correct gedragen in een onderhandelingsproces. Heel die komedie, waarbij de N-VA-mensen de tegenpartij wekenlang aan het lijntje hebben gehouden, om dan op het eind te zeggen, het was maar om te lachen…
Dat kon niet door de beugel?
VANHENGEL: Nee, het was boerenbedrog. En dat voor een partij die zelf graag moraalridder speelt en grote ethische beschouwingen heeft over het politieke bedrijf. Van het laagste allooi vind ik dat.
Was het niet vreemd dat Guy Verhofstadt zich het vuur uit de sloffen liep om die ‘levensgevaarlijke’ N-VA erbij te halen?
VANHENGEL: Je mag dat niet door een Belgische bril bekijken. In het Europees Parlement zitten 750 verkozenen die zich in grote politieke fracties moeten verenigen. Je moet eens kijken wat er in de christendemocratische fractie allemaal bij elkaar zit. Vier extra parlementsleden maakten voor de ALDE-fractie ook een wereld van verschil. Bovendien sporen de sociaal-economische standpunten van de N-VA met die van de liberalen.
Hoe schat u de positie van de MR eigenlijk in? Hoe moeilijk is het om als enige Franstalige partij aan een federale regering met de N-VA deel te nemen?
VANHENGEL: Je moet dat zo rationeel mogelijk bekijken. Ofwel nemen zij nu hun verantwoordelijkheid samen met drie Vlaamse partijen, ofwel zijn we weer vertrokken voor een heel lange crisis. De MR heeft in deze verkiezingen ook behoorlijk goed gescoord. Dat ze desalniettemin brutaal aan de kant zijn geschoven, is onrechtvaardig. Ik heb dat ook gezegd tegen de Franstalige collega’s in Brussel, maar ik kan daar hoogstens mijn mening over geven. Wat heb je nodig in de Kamer om een regering te vormen? Een meerderheid, en die is er.
Zou het ook omgekeerd kunnen: één Vlaamse partij met nog geen derde van de Vlaamse zetels die een federale regering zou vormen met drie Franstalige partijen?
VANHENGEL: In de vorige regeerperiodes was er ook geen meerderheid aan Vlaamse kant, al waren de verhoudingen toen minder extreem. Kijk, Open VLD pleit ook voor een federale kieskring. Dan maak je in de Kamer gewoon de meerderheid die je het best uitkomt. De helft plus één volstaat.
Er wordt nu gesproken over een federale kamikazeregering geleid door Kris Peeters (CD&V). Maar moeten de liberalen, die in die formule de grootste politieke familie vormen, het premierschap niet opeisen?
VANHENGEL: Daarvoor is het nog te vroeg. Laten we daarop niet vooruitlopen.
U bent als federaal minister van Begroting vaak gebotst met uw collega’s uit de deelregeringen over de verdeling van de budgettaire lasten. Als straks in het Overlegcomité een centrumrechtse federale minister moet gaan onderhandelen met zijn linkse Waalse evenknie, kan dat vonken geven, niet?
VANHENGEL: Daar maak ik me inderdaad wel wat zorgen over. Hoe zal de eerste vergadering van het Overlegcomité, dat ik soms de raad van bestuur van België noem, straks verlopen? De asymmetrie in dit land is nu compleet. Voor de verkiezingen zei iedereen: we moeten naar meer politieke symmetrie tussen de verschillende regeringen. In de hoop dat daardoor bijvoorbeeld het uitrollen van die zesde staatshervorming, wat toch nog een hoop samenwerkingsakkoorden vergt, makkelijker zal verlopen. En waar komen we uit? Bij nog nooit geziene asymmetrie! Ik ben benieuwd. Maar geen enkele entiteit heeft er belang bij om de dingen in de soep te doen draaien. Europa houdt ons in de gaten.
U hebt als minister haast altijd op de centen gepast. Maar doet u dat ook graag? U was daar toch niet voor in de wieg gelegd?
VANHENGEL: O nee, helemaal niet. Ik ben in de politiek begonnen als woordvoerder van Annemie Neyts en hield me aanvankelijk alleen bezig met de communicatie van de collega’s. Op een zeker ogenblik ben ik voor Guy Verhofstadt gaan werken. Die werd begin jaren 1980 opeens vicepremier en minister van Begroting. (lacht) Hij noch ik wist daar ook maar iets van af. Maar wat je niet weet, kun je leren, niet? Wij hebben toen de eerste maand van zijn ministerschap intensief cursus gevolgd. We kregen privéles van een paar door de wol geverfde inspecteurs van Financiën. Nadien heeft Guy grote bezuinigingsoperaties doorgevoerd, die ik dan aan de pers en de publieke opinie moest gaan uitleggen. Toen ik jaren later in de Brusselse regering belandde, kwamen ze voor het departement Begroting al snel bij mij uit. Voor je het weet ben je daar continu mee bezig.
Hoe was het om in Brussel met Laurette Onkelinx te onderhandelen? De reacties op dit Brusselse regeerakkoord waren vrij positief.
VANHENGEL: Terecht. Van alle regeerakkoorden die hier zijn opgesteld, is dit een van de beste. Concreet, maar met een duidelijke lijn en goed doorgesproken. Laurette heeft er echt haar werk van gemaakt. Met veel respect voor de standpunten van iedereen.
In Vlaanderen staat ze te boek als een rode furie, de pasionaria van de PS.
VANHENGEL: Dat is een karikatuur, maar wel een die ze zelf onderhoudt natuurlijk. Omdat ze toch zo graag strijdlustig de pers te woord staat op het trottoir van de Wetstraat 16, net vóór de ministerraad begint. Sommige politici beseffen kennelijk niet dat ze door telkens op die manier de huiskamer binnen te komen, een beeld van zichzelf creëren dat niet strookt met hun persoonlijkheid, of toch maar gedeeltelijk. Maar goed. Toen ik in de federale regering zat, zijn Laurette en ik elkaar ook een paar keer luidruchtig in de haren gevlogen. En als het moet, schreeuw ik harder dan wie ook, in het Brussels bovendien. Maar tijdens deze onderhandelingen is dat niet één keer gebeurd.
Sommigen vragen zich af waar die ruim 400 miljoen euro die Brussel er vanaf 2015 jaarlijks extra bovenop krijgt eigenlijk naartoe gaan.
VANHENGEL: Komaan. Zal ik u zeggen waar dat geld naartoe gaat? Naar de ontwikkeling van het metronet. Zo eenvoudig is het.
Het hele bedrag?
VANHENGEL: Uiteraard, want als je aan de metro begint te werken, reken je meteen in honderden miljoenen. Dat zijn mega-investeringen. We gaan bijvoorbeeld de komende jaren het bestaande metronetwerk automatiseren, waardoor de capaciteit in één keer met een derde zal toenemen. Maar dat kost wel 500 miljoen euro. (lacht) Ping! Nog een voorbeeld. We gaan de metro doortrekken naar Schaarbeek en Evere. Ping! 600 miljoen euro. Maar die investeringen zijn broodnodig om de stad leefbaar en bereikbaar te houden, ook voor de 500.000 pendelaars die hier dagelijks komen werken. Zonder die extra middelen komt de boel tot stilstand en verstikt men de economische motor van het land.
U kreeg banbliksems toegeworpen vanuit Vlaanderen toen bekend raakte dat u met het FDF een Brusselse regering zou gaan vormen. Zelfs uw eigen partijvoorzitster tikte u op de vingers.
VANHENGEL: Ik ben opgegroeid in de jaren van Rogel Nols. Ik weet dus wel dat iedereen schrikt in Vlaanderen als je het FDF ter sprake brengt. En ook vandaag heeft het FDF nog een aantal programmapunten, denk aan de uitbreiding van Brussel, die op institutioneel vlak voor mij even moeilijk liggen als die van de N-VA. Vanuit de oppositie heeft het FDF de voorbije jaren ook hard geprotesteerd tegen een aantal legislatuuroverschrijdende dossiers. Maar als je in de ene regeerperiode al je tijd en energie steekt in plannen voor de bouw van een stadion, wil je niet dat een nieuwe regeringspartner die in de volgende regeerperiode opnieuw om zeep helpt.
Een beetje zoals Oosterweel, zeg maar?
VANHENGEL: Precies, dat is hetzelfde verhaal. Maar in die zin kwam de interventie van Wouter Beke en Gwendolyne Rutten, die overigens in overleg met Brigitte Grouwels en mezelf is gebeurd, me goed uit. Het is altijd handig als je in een onderhandeling de schuld bij de buitenwacht kunt leggen. En ik had Laurette ook vooraf gewaarschuwd. Als jullie met het FDF komen aanzetten, zullen we toch eerst de puntjes op de i moeten zetten! Ik wilde namelijk geen discussie over de zesde staatshervorming, niets horen van het communautaire programma van die partij, en ze moesten ook de grote dossiers slikken waarmee we in de vorige regeerperiode waren begonnen. Uiteindelijk hebben alle regeringspartijen een tekst in die zin ondertekend. Mocht een FDF’er straks alsnog proberen om de kantjes ervan af te lopen, dan heb ik dat document.
Brussel is een kosmopolitische maar soms ook moeilijke stad. Zo zie je dat het conflict in Gaza ook in de Brusselse wijken wordt geïmporteerd. Bent u bezorgd?
VANHENGEL: Voorkomen dat buitenlandse conflicten hier worden uitgevochten is een permanent aandachtspunt voor onze ordediensten, buurtwerkers, sociaal assistenten en politici. Maar ons parlement en onze gemeenteraden zijn gelukkig heel divers samengesteld – een goede weergave van de bevolking in de Brusselse wijken. In Vlaanderen is er vaak kritiek op de Brusselse gemeenteraadsleden. Maar je hebt die mensen nodig. Publieke mandatarissen, die met enig gezag in de wijken kunnen spreken.
En dat maakt ook dat Brussel pakweg Parijs niet is?
VANHENGEL: Daar geloof ik rotsvast in. Extreme standpunten gedijen het makkelijkst op plaatsen waar de afstand tussen de overheid en de bevolking het grootst is. Die afstand klein houden, kun je alleen door middel van politieke mandatarissen. Trouwens, die mensen doen dat vaak voor niet meer dan een kleine zitpenning. Als je ze allemaal door sociaal werkers zou moeten vervangen, zou je dat een pak meer kosten. We hebben in Brussel in vergelijking met Vlaams-Brabant bovendien een derde minder mandatarissen voor hetzelfde aantal inwoners.
Dat laatste zegt u elke keer als u daartoe de kans krijgt, maar in Vlaanderen maakt dit vooralsnog weinig indruk…
VANHENGEL:(lacht) En toch zal ik het blijven zeggen! Ik ben een onderwijzer, ik blijf op dezelfde spijker slaan tot ze het doorhebben.
U hebt een aantal jaren geleden een burn-out gehad. Hoe zorgt u ervoor dat u dit niet opnieuw overkomt?
VANHENGEL: Ik probeer de dingen beter te managen en het gekkenhuis beter onder controle te houden. Ik las pauzes in, ook als het superdruk is. Dit weekend niets, besluit ik dan. Of ik neem alleen nog echt dringende telefoons aan. Mijn medewerkers en collega’s weten dat.
De wereld vergaat ook niet als u dat doet.
VANHENGEL: Voilà. En nadien ben je veel frisser en productiever. De voorbije maanden zijn slopend geweest, maar mijn maand augustus wordt heel rustig. Mijn agenda is leeg. Nieuwe afspraken kunnen pas per 1 september. Politici hebben vaak de neiging te denken dat hun agenda hen wordt opgedrongen, maar dat klopt niet. Je moet je ervan bewust worden dat je die dingen zelf in de hand hebt.
HAN RENARD, FOTO’S TOM VERBRUGGEN
‘Zonder die extra middelen voor Brussel komt de boel tot stilstand en verstikt men de economische motor van het land.’
‘En als het moet, schreeuw ik harder dan wie ook, in het Brussels bovendien.’