Volgens VU-voorzitter Hugo Schiltz stimuleerden de Fransen actief het Vlaamse separatisme.

Allicht is Hugo Schiltz de persoon met wie het Egmontpact het meest vereenzelvigd wordt. Die periode was voor hem een shakespe-areaans drama en het culminatiepunt van een vete in de eigen partij.

Toen Schiltz in 1975 partijvoorzitter werd, keerde een derde van de Volksunieleden zich tegen de Antwerpenaar. Diezelfde groep haalde hem tijdens het Egmontpact door het slijk. De soms door afgunst ingegeven afkeer tegen de uiterlijk zelfverzekerde Schiltz was mogelijk nog heviger in de traditionele Vlaamse beweging. Schiltz voelde zich daarbij vooral verraden door Clem De Ridder, de toenmalige voorzitter van het Davidsfonds. De sinjoor moest ook opboksen tegen de neoliberaal Lode Claes. Die lenige intellectueel voelde zich thuis zowel in de salons van de Brusselse haute finance als in de catacomben van de ultrarechtse Vlaamse beweging. Bovendien was hij een eminent lid van het Volksuniebestuur en een invloedrijke bemiddelaar. Toen Schiltz de Vlaams-nationale ministers voor de Egmontregering uitkoos, keek hij naast Lode Claes. Dat was, achteraf gezien, een kapitale vergissing. Zeker omdat Schiltz in 1977 de risicovolle uitdaging aanging om de VU voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis in een federale regering te loodsen.

Anderhalf jaar na de ondertekening van het ‘historische’ Egmontpact moest Schiltz buigen voor het protest in eigen Vlaamse rangen en voor de politieke berekeningen van de traditionele partijen. Hij was daardoor zo terneergeslagen dat hij een tijdlang weinig anders deed dan voor zich uit staren aan de rand van de visvijver. In die uren aan de stille waters ontvouwde hij een paar complot-theorieën. Zo is hij altijd blijven beweren dat de toenmalige liberale partij vanuit de oppositie het Anti-Egmontkomitee financierde. Schiltz vermoedde zelfs dat de Franse geheime dienst erin was geïnfiltreerd – dat zou hem door een bevriend flamingant van de Belgische Staatsveiligheid zijn ingefluisterd.

In kringen rond de FDF’er Lucien Outers zouden volgens Schiltz snode plannen zijn gesmeed om Brussel te bombarderen tot tweede grootste stad van de Europese francofonie. Deze onversneden geopolitieke doelstelling kon, zo luidde de redenering, slechts gerealiseerd worden indien de Vlamingen voor het separatisme opteerden en in het verlengde daarvan Brussel opgaven. Schiltz daarover tijdens een toespraak voor de Antwerpse Debatclub in november 1979: ‘Sedert jaren krijg ik de hardnekkige en toch niet onbeduidende informatie van mensen die vrij goed ingelicht zijn, en die mij herhaalde malen hebben gezegd dat bepaalde Franse instanties geld geven aan Vlaamse organisaties om de tegenstellingen op te drijven, om initiatieven te nemen, om manifestaties te organiseren. Ik wens helemaal geen politie te spelen, maar het zou mij werkelijk helemaal niet verbazen omdat het gewoon normaal is. Wanneer Frankrijk ooit zijn invloedssfeer werkelijk wil uitbreiden tot Brussel, dan moet het maar één ding doen: dan moet het de Vlamingen zo op stang jagen dat we de boel afbreken en zeggen “wij gaan onze eigen weg”. Met andere woorden: voor mij is het duidelijk dat separatisme de Franse belangen dient, en het drijft 300.000 Brusselse Vlamingen in de diaspora.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content