De Britse zangeres Felicity Lott repeteert momenteel in de Brusselse Munt voor ‘Der Rosenkavalier’. En de diva vindt het nog altijd fantastisch dat ze mag zingen.

Lott is een van de meest genereuze zangeressen uit de operawereld van dit moment. Het tegendeel van wat we ons bij de grilligheid van een diva voorstellen. Hoewel, ongewild en tot haar grote schaamte speelde ze onlangs de beroemde anekdote van Kathleen Battle na. Battle belde ooit vanuit haar limousine in Rome naar haar agent in New York om te vragen of die haar chauffeur wou telefoneren om hem te zeggen dat de airconditioning wat lager moest worden gezet. En na een repetitie in de Munt verdwaalde Flott diep in duistere kelders en dus belde ze haar agent in Londen op om te vragen alarm te slaan, want diens nummer was het enige nuttige in de telefoonlijst van haar gsm. Ze is joviaal, open en allerminst een Einzelganger. Als zangeres voelt ze zich aangetrokken tot rollen die een diepe psychologische inhoud hebben.

Haar moeder zong, haar vader speelde piano en samen gaven ze tijdens de oorlog recitals. De carrière van Felicity is die van een oppassend meisje. Het liefst van al zong ze, maar plicht ging voor. Lott: ‘Ik was verlegen en helemaal niet aantrekkelijk. Toen we op tv naar musicals keken, bedacht ik dat ik daaraan mee zou willen werken. Maar ik wist niet hoe. Ik was heel leergierig, maakte mijn huiswerk, behaalde goede punten en had geen sociaal leven. Ik zong wel in het kerkkoor, maar het kwam niet in mijn hoofd op dat ik met zingen ook mijn kost zou kunnen verdienen.’ Pas vanaf haar twaalfde mocht ze op zangles, waar ze leerde om juist te ademen. Vanaf haar veertiende kreeg ze een echte zanglerares. Toen ze op de middelbare school zat, won ze in haar geboortestad Cheltenham bekers in zangwedstrijden voor amateurs.

VOLLE ZALEN

Toen Lott moest kiezen wat ze na de middelbare zou doen, opteerde ze toch maar voor zekerheid: ze ging Frans en Latijn studeren. Met dat Latijn doet ze nu niets meer, behalve dat ze haar dochter van zeventien helpt bij de voorbereiding van haar examens. Frans ligt haar nog steeds na aan het hart. Als kind werd ze al door die taal gefascineerd. Meer nog dan van de Franse literatuur hield ze van de taal zelf. Omdat die zo on-Engels is en haar zo exotisch in de oren klonk. Na haar studie trok ze een jaar naar Frankrijk en werd daar assistente aan de universiteit van Grenoble. Tegelijkertijd volgde ze zanglessen aan het plaatselijke conservatorium. De zangleraar drong eropaan om het zingen toch maar ernstig te nemen. Toen ze na een jaar terug in Londen was, schreef ze zich dan ook in aan de Royal Academy of Music. Daar behaalde ze in 1973 haar diploma, en haar zangcarrière kon van start gaan.

Als jonge zangeres was het toen moeilijk om aan de bak te komen, vooral in het liedgenre. Zalen liepen alleen vol als de allergrootsten langskwamen. Jonge zangers zongen voor zalen die maar voor een kwart gevuld waren. Niet erg motiverend. Daarom stichtte pianist Graham Johnson een klein ensemble dat als kwartet kon functioneren, maar waarvan de leden ook apart konden zingen.

De Songmakers’ Almanac kende enorm veel succes: de programma’s waren geestig, vernieuwend, intelligent, en de zangers bulkten van het talent. Voor hen liepen de zalen vol. Felicity Lott zong mee, net als Ann Murray, Anthony Rolfe Johnson en Richard Jackson. Namen die nu nog klinken als een klok. Maar zoals dat gaat met groepen met te veel aan talent, viel het ensemble uit elkaar.

Elk ging zijn eigen weg. Lott ging opera zingen en debuteerde in 1975 bij de English National Opera als Pamina in Die Zauberflöte van Mozart en trad in 1977 in Gluyndebourne op als gravin in Capriccio van Strauss. In diezelfde rol was ze in 1983 in Brussel te horen, waarna zo ongeveer half Brussel aan haar voeten lag. En in onze hoofdstad zong ze drie jaar later ook voor de eerste keer de rol van de Marschallin in Der Rosenkavalier, een rol waarmee ze de wereld zou veroveren.

DINGEN DIE VOORBIJGAAN

Lott heeft de gave om zich zo met haar rol te identificeren dat zij en haar personage inwisselbaar worden. ‘Mijn verlegenheid geraakte ik kwijt toen ik op de operascène stond’, zegt ze. ‘Toen kon ik iemand anders spelen, ik was een rol in een opera. Dat was een ongelooflijk bevrijdende ervaring. Dat is nog altijd zo. Ik stuit nog altijd op zaken waarvan ik nooit gedacht had dat ik die kon doen.’ Daarbij heeft ze een voorkeur voor rollen die edel en lichtjes melancholisch zijn en die een hoog erotisch gehalte hebben. Zoals de Marschallin in Der Rosenkavalier: een vrouw van begin de dertig die haar minnaar naar een jongere vrouw ziet neigen. Ze is zich bewust van het feit dat ze niet eeuwig jong blijft en geeft de jonge minnaars haar zegen. Lott: ‘De Marschallin is een prachtige rol, ze groeide terwijl Strauss en Hoffmann de opera aan het schrijven waren. Aanvankelijk wilden ze niet dat ze zo belangrijk werd. Maar iedereen identificeert zich met haar, ik denk zowel vrouwen als mannen. Wat ze vertelt over het voorbijgaan van de tijd is zo waar: over je voordeel doen met de roos in de knop, met wat het leven je biedt. Maar ze zegt ook dat je geen beslag op iemand anders mag leggen. Je moet mensen laten gaan. Ze is elegant en ook ondeugend, en ze heeft een ongeoorloofde relatie. Maar wanneer ze Octavian zijn vrijheid teruggeeft, doet ze dat met zoveel gratie en waardigheid. Je moet die rol niet te melancholisch zingen. Zoals ze in Wenen zeggen: met één oog vol tranen en het andere droog. Ik denk dat ze na dit verhaal niet nog een andere jonge minnaar zal nemen. Toch even niet. Dit was een te belangrijke gebeurtenis in haar leven. Ze zal wat meer naar de kerk gaan. Maar misschien dat ik na deze repetities van gedachten verander. Het is een beetje pathetisch van mij. Ik verander altijd van mening. Ik zou meer uitgesproken ideeën over deze rol moeten hebben. Ik heb hem meer dan honderd keer gezongen. Op die manier kan ik me natuurlijk wel gemakkelijker aan nieuwe ideeën van de regisseur aanpassen.’

Lott is gelukkig met de nieuwe productie in Brussel. Ze mag lang repeteren, en ze kan werken met Antonio Pappano, die vanaf volgend seizoen in Covent Garden de baas zal zijn en die haar _ ondanks het feit dat ze de rol al zo vaak gezongen heeft _ toch nog altijd kan wijzen op details en lijnen in de rijke partituur waar ze geen weet van had. ‘Hoe ouder je wordt, hoe meer je je realiseert dat je er niets van afweet. Dat is het vreselijke van ouder worden. Toen ik voor het eerst hier in Brussel de Marschallin zong, en ik in de spiegel keek terwijl ik zong over de tijd die voorbijgaat, dacht ik: het is niet zo erg. Als ik nu in die spiegel kijk, denk ik: oh dear oh dear, keep smiling! De Marschallin zegt op een bepaald moment: ik was het jonge meisje en ik zal de oude vrouw zijn. Maar ik blijf altijd dezelfde. En dat is zo! Dat is zo verschrikkelijk. Je leert niks, alleen maar de manier om daarmee om te gaan. Het is prachtig om dit te mogen doen. Ik kan mijn fantasie op scène uitleven.’

Felicity Lott is niet fanatiek op zoek naar nieuwe dingen, in feite toert ze de wereld rond met enkele rollen waarin ze zich goed in haar vel voelt. Maar ondanks het beperkte aantal rollen maakt ze er telkens iets nieuws van. Ze identificeert zich met haar rol en valt nooit op routine terug. In het tweede bedrijf van Der Rosenkavalier treedt de Marschallin bijvoorbeeld niet op. Toch blijft Lott in haar loge borduren, want lezen kan ze dan niet. Ze wil met haar geest bij wat zich op scène afspeelt aanwezig blijven. Zo blijft ze in haar rol. Identificatie met haar personage is ook een voorwaarde: ‘Ik kan geen rollen zingen waarvoor ik geen sympathie voel. Ik kan niet iets zeggen wat me niet ligt. Zo heb ik altijd problemen met de rol van Elvira in Don Giovanni van Mozart. Wel een mooi personage, maar ik kan me niet inbeelden dat iemand op die manier zo lang zo verbeten zou kunnen doorgaan.’

Lukas Huybrechts

[{bull}] ‘Der Rosenkavalier’ in de Munt van 11 tot 28 december (070-23 39 39).

[{bull}] ‘Der Rosenkavalier’ met Felicity Lott in de Weense Staatsopera is verkrijgbaar op dvd (Deutsche Grammophon 073 008-9).

[{bull}] Onlangs kwam een cd uit van ‘La Voix Humaine’ van Francis Poulenc op tekst van Jean Cocteau met natuurlijk de stem van Lott (Harmonia Mundi France HMC 901759).

[{bull}] De live-opnamen van ‘La Belle Hélène’ van Offenbach zijn uit op cd (Classics 2cd’s 7243 5 45477 2).

‘Ik zou meer uitgesproken ideeën over deze rol moeten hebben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content