Op 18 september gaat in het NTGent Vergeten Straat van Louis Paul Boon in Belgische première. Eerder oogstte regisseur Johan Simons er grote bijval mee op de Ruhr Triënnale in Bochum. ‘Je kunt in het theater niet alleen maar vragen stellen over de samenleving. Soms moet je ook trachten een antwoord te geven.’

“Je vergeet één ding,” zei Hugo Claus me indertijd toen ik zijn weergaloze stuk Vrijdag regisseerde, “de Vlamingen zijn eigenlijk de Sicilianen van Europa. Jij als Hollander kunt dat niet echt voelen. Ik mis het in jouw interpretatie. Het is heel mooi gedaan, je maakt de liefde positief, krachtig, maar daar had wat mij betreft wat meer hardheid en gemeenheid in mogen zitten, omdat Vlamingen, net als Sicilianen, plotseling een mes in je rug kunnen steken.”

‘Ik ben afkomstig uit een boerengat’, zegt Johan Simons, artistiek directeur van het NTGent. ‘Boeken had ik nauwelijks gelezen. Ik had een heel beperkte blik op de wereld. Dat heb ik snel ontdekt, tijdens mijn toneelopleiding. Toen ben ik aan een inhaalrace begonnen. Daardoor ga je een ontzettende liefde voor het woord ontwikkelen. Het is veel sneller dan het beeld en maakt bij mij de meeste gevoelens los.’

Nadat u als jong regisseur een aantal Griekse tragedies had gebracht, hebt u zich op de zogenaamde ‘Boerenstukken’ gestort. Waarom?

JOHAN SIMONS: Omdat het mijn verhouding is ten opzichte van de natuur. Ik ben opgevoed met de kunde om dieren uit hun lijden te helpen. Als ik een vogel op straat zie liggen die op sterven na dood is, dan ben ik in staat om hem de nek om te draaien of de kop in te slaan. Mijn kinderen kunnen dat al niet meer. Dat vind ik een achteruitgang. Een verzwakking van onze cultuur. Aanwijsbaar. Ook bij die Boerenstukken vind ik het sterven belangrijk. In onze maatschappij, zeker in de steden, wordt het sterven weggestopt. In vroegere eeuwen was het veel meer aanwezig. Op ditzelfde moment sterven er mensen in Gent, maar je merkt er niets van. En dat is iets wat je in een dorp wel echt voelt.

Na de Boerenstukken volgde de bewerking van romans, zoals De speler van Fjodor Dostojewski. Een merkwaardige sprong.

SIMONS: De keuze van De speler kwam voort uit mijn obsessie voor gokken. Ik kom uit een gokkersfamilie. Mijn vader deugde niet echt. Niet met vrouwen, niet met drank, en hij was verslaafd aan gokken. Paardenrennen. Het gevolg was dat hij een paar keer failliet is gegaan. Dostojewski lezen is, zoals ik tegen mijn kinderen heb gezegd, inzicht krijgen in het menselijk handelen. Daar kan Freud of wie dan ook niet tegen op.

U hebt ook De asielzoeker en Platform van Michel Houellebecq in Gent opgezet.

SIMONS: Ik vind hem absoluut geen sympathiek mens. Hij is arrogant. Ik heb een keer een heel lang gesprek met hem gehad. In Keulen. Hij zat alleen maar naar beneden te kijken en ondertussen sigaretten te roken. Ik maar vragen stellen, en daar kwam maar niets. Gelukkig heb ik dan met m’n boerenachtergrond minder vrees voor stiltes. Dus dacht ik, ja, dan zeg ik ook niets meer. Het werd een hele zwijgende toestand. Ik werd pissig, en hij zat zo ongelukkig te kijken, dat ik hem op zijn schouder tikte en zei: ‘Maar jij hoeft toch helemaal niet ongelukkig te zijn. Met Elementaire deeltjes heb je miljoenen verdiend. Je kunt toch ook eens iets zeggen wat open is, wat vrolijk is.’ Nou, toen werd het helemaal… (lacht uitbundig).

Waarom bent u dan met hem aan de slag gegaan?

SIMONS: Door een zin in een van de werken van filosoof Peter Sloterdijk. ‘Als wij in staat zijn een mens te scheppen die het beter doet dan de mens die nu rondloopt op de wereld, waarom doen we dat dan niet?’ Sloterdijk bedoelt dat we jaloersheid en allerlei gevoelens die er eigenlijk niet toe doen, dan uit kunnen bannen. Vanuit die gedachte hebben we toen het project Gen ontwikkeld. En toen kwam Houellebecq met Elementaire deeltjes, waarin een soortgelijk idee centraal staat. Zijn boek werd de concretisering van het idee voor een voorstelling in het Schauspielhaus Zurich. Daarna ben ik een tijdje blijven steken in Houellebecq.

Hoe is Vergeten straat op uw speelplein terechtgekomen?

SIMONS: Je kunt in het theater niet alleen maar vragen stellen over de samenleving. Soms moet je ook trachten een antwoord te geven – en dat heeft Louis Paul Boon naar mijn idee geprobeerd. Dat is deze utopie van Boon voor mij, het geloof dat een utopie belangrijk is.

Voor mij is de voorstelling een ode aan Vlaanderen. De poppenhoofden (van de acteurs, nvdr) zijn redelijk primitief. Ze doen denken aan James Ensor. De Vlaamse Primitieven. En carnaval. Boon is heel dualistisch. Hij heeft twee gezichten. Aan de ene kant is hij burgerlijk, aan de andere kant anarchistisch.

Na het seizoen 2009-2010 neemt u afscheid van het NTGent en gaat u aan de slag als intendant bij de Münchner Kammerspiele in Beieren. Was Gent meer dan een ideale springplank voor een internationale carrière?

SIMONS: Ik heb vijf jaar geleden voor Gent gekozen omdat ik van Vlaanderen houd. Van de chaos, de kennis van zaken, de grote intellectualistische kern, die ik mis in Nederland. Maar ik heb nooit bewust gedacht, toen ik die stap maakte, na vijf jaar ga ik naar Duitsland. Dat is toevallig op mijn pad gekomen.

Het mooiste wat ik hier heb bereikt, vind ik, is dat we met de hele ploeg een loop gekregen hebben in dit stadstheater. Een stoelbezetting van 70 tot 80 procent. En gastgroepen spelen hier graag. De zaal is trouwens de mooiste die ik ken. De akoestiek is fenomenaal. Je hebt geen zendmicrofoons nodig. Die directheid speelt toch een belangrijke rol in het theater. Ik werk hier heel graag, ja, maar in Duitsland wordt theater serieuzer genomen dan in Nederland. In Duitsland is theater politiek. Mijn benoeming in Duitsland is een politieke benoeming, geen artistieke. Dat hebben wij, in de Nederlanden, losgelaten.

Zijn acteurs politici?

SIMONS: Goede vraag. Ik vind het een goede en ongelooflijke omdraaiing. Een acteur is een politicus.

DOOR GUIDO LAUWAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content