Er zijn te weinig tweetalige artsen in Brussel. De Nederlandstalige patiënt blijft al te vaak in de kou staan.

Uiteraard is het leuker om arts te zijn in het groene Sint-Martens-Latem dan in Sint-Jans Molenbeek, maar anderzijds is Brussel een echte uitdaging voor elke arts. Brussel heeft u nodig, zei minister Jos Chabert tijdens de persvoorstelling van het project Pro Medicis Brussel.

Nochtans heeft Brussel een vrij groot artsenbestand. Voor elke 511 inwoners is er één arts te vinden. Maar er is een tekort aan tweetalige huisartsen en specialisten, wat de verzorging van Nederlandstalige patiënten in het gedrang brengt.

Naar schatting is 30 procent van de 250.000 patiënten die zich jaarlijks laten verzorgen in een Brussels ziekenhuis Nederlandstalig. Daartegenover staat dat slechts één op de tien artsen in de openbare ziekenhuizen het Nederlands machtig is. Ook al geldt daar een tweetalig statuut.

Uit de vaststelling dat Nederlandstalige patiënten nog al te vaak in de kou blijven staan, groeide Pro Medicis Brussel. Dit door de Vlaamse Gemeenschapscommissie gesubsidieerde project wil de tweetaligheid van het medische verzorgingsaanbod in Brussel bevorderen. De vaststelling dat Nederlandstalige zorgenverleners zich niet in Brussel willen komen vestigen of Brussel ontvluchten, noopt tot onderzoek. Door formules uit te werken om meer tweetalige gezondheidswerkers naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te halen, hoopt men in de toekomst de Nederlandstalige patiënt meer in de eigen taal te kunnen verzorgen.

Ook vandaag geldt het Frans in heel wat Brusselse verzorgingsinstellingen als lingua franca. Alhoewel er geen bikkelharde bewijzen zijn van zaken die faliekant afliepen voor de patiënt vanwege de taalbarrière, is het duidelijk dat een verzorging in de eigen taal alleen maar bijdraagt tot de kwaliteit van de geneeskunde en het welbehagen van de patiënt.

Nog steeds komen heel wat Nederlandstalige patiënten ongewild in het Franstalige ‘circuit’ terecht, waar ze vaak ook niet zo snel weer uit raken. Dat dit als problematisch wordt ervaren, is niet altijd zo duidelijk voor de beleidsmakers. De afhankelijkheid van de patiënt ten opzichte van de zorgverlener maakt hem in veel gevallen monddood.

Luc D’Hooghe (ondervoorzitter van de vzw Brusselse huisartsen en huisarts in Vorst): ‘Maar al te vaak werd er in het verleden geconcludeerd dat er geen problemen waren omdat er geen klachten werden ingediend. Maar patiënten verkeren sowieso in een zwakkere positie en willen hun zorgverlener ter wille zijn.’

SPOEDGEVALLEN

Voor de Brusselse privé-ziekenhuizen geldt geen enkele wettelijke regeling inzake taalgebruik. De enige morele verplichting die in het verleden door de privé-ziekenhuizen werd aangegaan, is dat het onthaal van patiënten in de twee landstalen zou gebeuren.

D’Hooghe: ‘Veel hangt af van het diensthoofd en de directie. Indien Nederlandstalig, zijn ze zich automatisch meer bewust van de noodzaak patiënten in de eigen taal te verzorgen. Maar heel wat Franstalige artsen merken zeer snel dat hun patiënt zich uitstekend in het Frans kan beredderen en doen dan ook geen moeite om de patiënt in de eigen taal te ondervragen.’

Voor een correcte anamnese is het echter van groot belang dat de geneesheer de patiënt in de eigen taal en binnen de context van de eigen cultuur kan benaderen. Een voorbeeld.

D’Hooghe: ‘Onvoldoende kennis van de taal kan problemen geven bij het stellen van de diagnose, zeker wat psycho-somatiek betreft. Een krop in de keel hebben, kan worden vertaald als een probleem aan de schildklier. En voor je het weet, heb je een reeks nutteloze schildkliertesten aan je been terwijl je eigenlijk wilde zeggen dat je je niet goed voelde.’

Nog problematischer is het wanneer je onverwacht in spoedgevallen belandt. Vele spoedgevallendiensten beschikken over weinig of geen Nederlandstalig personeel. Zo bestrijkt de dienst spoedgevallen van ‘Erasme’ een groot deel van Pajottenland. ‘Erasme’ is echter een Franstalig ziekenhuis. Een gewonde en paniekerige patiënt zit niet direct in een ideale onderhandelingspositie om een Nederlandstalige arts te eisen. Als die al aanwezig is. Bovendien kan tijdverlies bij spoedgevallen theoretisch het verschil tussen leven en dood uitmaken.

Verder kunnen verkeerde anamneses niet alleen pijnlijk en tijdrovend zijn, maar ook duur.

D’Hooghe: ‘Een patiënt met hyperventilatie wordt binnengebracht op de spoedgevallen. Hij heeft tintelingen aan de mond en vingers, hartkloppingen en valt soms flauw. Dezelfde symptomen treden op bij een infarct. Bij een gebrekkige ondervraging wordt men dan afgevoerd naar cardiologie terwijl een ondervraging van vijf minuutjes in de eigen taal dit overbodig zou kunnen maken.’

Ook in de pediatrie en de psychiatrie leiden communicatiestoornissen vaak tot onbegrip.

D’Hooghe: ‘Zodra je dossier in het Frans is opgesteld, blijf je veelal in het Franstalige circuit. Een kind dat bij de geboorte een zuurstoftekort had opgelopen, kampte jaren met de gevolgen. Aangezien het dossier opgemaakt was in het Frans werd de patiënt doorgestuurd naar Franstalige kinesisten en logopedisten. Per toeval kwam men in aanraking met Nederlandstalige artsen, waarna het kind sneller vordering maakte. Niet omdat het voordien een slechte of verkeerde behandeling kreeg, maar gewoon omdat alles nu in de taal van het kind gebeurde.’

MEDISCHE CULTUUR

In de openbare ziekenhuizen geldt de wettelijke verplichting tot tweetaligheid inzake onthaal én zorgverstrekking wel. Dat deze tweetaligheid niet altijd gegarandeerd wordt, is een publiek geheim. Maar alhoewel de gebrekkige tweetaligheid in het Brusselse een oud zeer is, gaat het niet langer op ze op louter onwil af te schuiven. Feit is dat Nederlandstalig medisch personeel dat in Brussel wil werken moeilijk te vinden is.

In 1997 was slechts 7,3 procent van de Brusselse artsen in het bezit van een Vlaams diploma. De oorzaken zijn uiteenlopend. Brussel is niet alleen duur, maar daarenboven verdient een arts in Vlaanderen gemakkelijk tot 30 procent meer. Werken in een multiculturele grootstad vereist andere sociale vaardigheden en een ander engagement dan werken in zijn geboortedorp. De werktaal voor de arts in de tweetalige hoofdstad blijft in belangrijke mate Frans. Contacten met collega’s, vertegenwoordigers van pharmaceutische bedrijven, ziekenhuizen, sociale diensten van de andere taalgroep zijn veelvuldig en ook het patiëntenbestand bestaat voor een flink deel uit Franstaligen. En ten slotte is er een verschil in medische cultuur. Of zoals een arts uit Gent het uitdrukte na een dagje Brugmann-ziekenhuis: ‘Ik heb een ware cultuurschok ondergaan.’

Daarenboven gaan in de nabije toekomst de gevolgen van de numerus clausus zich doen voelen. Tegen 2004-2005 verwacht men dat er net voldoende artsen zullen zijn om Vlaanderen te kunnen bestrijken. Dit zal Vlaamse huisartsen en specialisten nog minder motiveren om de stap naar Brussel te wagen.

Pro Medicis Brussel wil pro-actief te werk gaan om die stap toch enigszins te vereenvoudigen. Het belangrijkste en meest innoverende onderdeel van het project omvat een makelaarsfunctie. Dokter Ann Michielsen, project-coördinator, hoopt dat betere informatiedoorstroming over opleidingsplaatsen en vestigingsmogelijkheden in Brussel, Nederlandstalige studenten geneeskunde en artsen zal aanzetten zich in Brussel te komen vestigen.

Ann Michielsen: ‘Het is niet altijd eenvoudig voor Nederlandstalige specialisten om de dubbele handicap van de verzuiling binnen de ziekenhuizen en de taal te doorbreken. Sowieso is de concurrentie met kandidaten van de andere taalgroep die de gevraagde opleiding hebben genoten aan de universiteit waarvan het ziekenhuis afhangt, zeer groot. Meestal heeft men stage gelopen in datzelfde ziekenhuis en werden de technische en sociale vaardigheden reeds geëvalueerd. Een buitenstaander zal dan al aardig wat extra troeven moeten hebben om daar tegenop te boksen.’

COMMUNICATIE

Een soort binnenlands Erasmus-programma voor studenten zou hier een oplossing kunnen bieden. Door studenten stage te laten lopen in Brusselse ziekenhuizen van de andere taalgroep kunnen zij zich gemakkelijker inburgeren. Voorkennis kan iemand in staat stellen om zich op een voor de dienst interessantere manier te profileren. Als een soort makelaar zou Ann Michielsen op een vertrouwelijke manier contacten leggen tussen diensthoofden en studenten om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.

Michielsen: ‘Het begint bij communicatie. Het zou al enorm interessant zijn aanbod en vraag te inventariseren. Ik denk dat het gebrek aan informatie ons behoorlijk parten speelt. Informatie inwinnen, is dus een van mijn prioriteiten. Aan de ene kant staan directie en diensthoofden die op een vertrouwelijke manier informatie verschaffen over in te vullen plaatsen in de ziekenhuizen. Aan de andere kant hebben wij een zicht op mogelijke kandidaten. Daarenboven kunnen studenten-stagiairs en specialisten in opleiding hun curriculum bijsturen naargelang de noden van een dienst.’

Dat veel afhangt van de goodwill van de diensthoofden is duidelijk. Het blijft dansen op het slappe koord. Het is dus nog maar de vraag of het project veel zoden aan de dijk zal zetten. Dokter Jan Snacken, voorzitter van de stuurgroep die Ann Michielsen bijstaat, is voorzichtig optimistisch.

Jan Snacken: ‘Het project is ambitieus. Maar we zijn realistisch. We schatten onze slaagkansen op vijftig procent. We willen het probleem pragmatisch aanpakken en de realiteit in de meeste instellingen is dat de medische continuïteit en medische vaardigheden belangrijker zijn dan de talenkennis. Pro Medicis Brussel heeft als opzet die vaardigheden bij tweetaligen te zoeken en in te grijpen vooraleer vacatures uitgeschreven worden. Elke tweetalige arts die we aan de slag krijgen, is er één gewonnen.’

Pro Medicis Brussel, tel.: 02/534.67.83.

Shaheda Ishaque

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content