Twee weken geleden overleed Guy Mathot, het laatste enfant terrible van de generatie Luikse politici van de oude PS. Wie wordt de volgende kroonprins van de ooit zo machtige federatie van de partij? Wie vult het rode vacuüm op?

Het was een van de favoriete uitspraken van Guy Spitaels, als hij het had over Luik: ‘Samen met de Drievuldigheid, blijft de Luikse Federatie het grootste mysterie van de schepping.’ Na de moord op André Cools in 1991, leek met de dood van Guy Mathot op 21 februari 2005 een nieuwe bladzijde in de Luikse geschiedenis omgeslagen. In de stad aan de Maas zou de rust nu misschien terugkeren. Hoewel, zowat iedereen lijkt het erover eens: Mathot was een consensusfiguur. Zijn dood zou een grote leemte, maar wellicht ook een nieuwe kloof achterlaten. ‘Niemand in Luik heeft vandaag hetzelfde gewicht als Guy Mathot. Niemand zit in dezelfde strategische positie als hij’, zegt de vroegere Luikse PS-burgemeester Jean-Maurice Dehousse. We ontmoeten hem in een volkscafé op de Place du Marché in Luik. Hij draagt een grote rode pet, en heeft een rood tasje om de schouder.

‘We zitten in een nieuwe tour d’opposition‘, zegt hij. Er zijn verschillende tegenspelers. ‘Michel Daerden (de huidige minister van Begroting van het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap, alsook burgemeester van Ans, nvdr) was door Guy Mathot aan de kant gezet, en hij zou graag terugkomen of een eigen kandidaat voordragen. Tegenover hem staat de Luikse burgemeester, Willy Demeyer, die een heel andere visie heeft. Het zullen nog boeiende tijden worden. Sinds de statutenwijziging van de partij moeten voorzitters rechtstreeks door de leden verkozen worden. In de Luikse federatie zijn dat er 20.000.’

De Franstalige kranten gewagen van een nieuwe rozenoorlog. Guy Mathot, die tijdens zijn politieke loopbaan nu eens de machtigste en dan weer de zwakste politicus was, had in zijn laatste levensjaar een politieke gemeenschap samengehouden. Hij had jarenlang bakken kritiek over zich gekregen. Maar tegelijk was een omstreden politicus nooit zo aanbeden als Guy Mathot. Ze kunnen van hem geen afscheid nemen. In zijn gemeente Seraing, waar hij de jongste jaren weer burgemeester was, hebben sommigen alle embleempjes met zijn beeltenis bijgehouden. En vorige week zonden de Franstalige zenders tot vijf keer toe een portret uit van de betreurde politicus. Je ziet er hoe de Sérésiens tijdens de verkiezingscampagnes van 1999 zoon Alain Mathot om de hals vliegen, omdat ze ‘altijd zoveel van zijn vader gehouden hadden’.

Alain Mathot, die hoopt om voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 de lijst van Seraing te kunnen aanvoeren, zal op al die uitstraling kunnen voortbouwen. Maar tegelijk is hij de zoon van een veelbesproken en zwaar bekritiseerd politicus. Op de cover van Le Soir Illustré prijkte Mathot ooit naast de Libische leider Khaddafi en de vroegere Zaïrese president Mobutu, ‘een van de vele, vreselijke moddercampagnes’, herinnert Alain Mathot zich. Maar de talloze beschuldigingen kregen het imago van de door en door gedreven burgervader niet stuk. ‘Mathot was de intelligentste politicus ooit’. Op ‘Guy’ kon je altijd rekenen. De ene Sérésien had hij een plaats in het rusthuis bezorgd, een andere kreeg dankzij de tussenkomst van zijn burgemeester toch de uitkering waar hij recht op had. De politiek van proximité van de PS was met Mathot nooit ver weg.

Uiteraard was hij ook het archetype van de oude Parti Socialiste. Als Luik synoniem was geworden voor zaakjes en duister affairisme, was dat mede te danken aan Guy Mathot. Paradoxaal genoeg was het ook hij, die in 2003 de vernieu- wing van de partij in Luik zou moeten uitdragen. Niet zozeer omdat hij de nieuwe waarden van Elio Di Rupo’s PS in zijn hart droeg, maar veeleer om die andere dinosaurus van de partij, de aan de Boulevard de l’Empereur weinig geliefde Michel Daerden, de pas af te snijden.

Sinds 2003 stond Guy Mathot dus opnieuw aan het hoofd van de grootste federatie van de PS. Met 24 aangesloten gemeenten telt ze zo’n 22.000 leden. ‘Evenveel als de hele CDH’, placht Mathot er met plezier aan toe te voegen.

Na zijn overlijden op 21 februari, heeft Luik nog geen nieuwe voorzitter kunnen voordragen. Dagelijks wordt er overlegd, de inzet is groot. De voorzitter van een PS-federatie is als een kleine keizer, zegt een Vlaamse waarnemer. En dat tekent de Parti Socialiste. In de piramidale structuur van de partij staat een voorzitter bovenaan de top van een van de subpiramides. De basis bestaat uit ‘leden’, militanten uit de streek. Maar de piramide beheert nog heel wat meer. Indirect telt ze ook vakbondsleden, leden van gepolitiseerde raden van bestuur, van ziekenhuizen, van intercommunales, en zelfs vertegenwoordigers van de regionale televisie. Er staat dus heel wat op het spel. Op het eerste gezicht is er geen enkele Luikenaar die over het perfecte profiel beschikt om die voorzittersrol meteen op zich te nemen. Om zowel de uitgebreide syndicale achterban uit de Luikse staalindustrie alsook Elio Di Rupo te behagen.

Coolsiens en Perronisten

Luik is dan ook een geval apart. De PS kent er een tumultueuze en zeer specifieke voorgeschiedenis. Aan de basis liggen de fusies van de gemeenten van 1976. Omdat men toen niet wilde raken aan de politieke imperia van de industriële voorsteden zoals Flémalle – de gemeente van André Cools – en Seraing – de gemeente van Mathot- werd Luik gescheiden van haar randgemeenten. De burgemeesters hadden ieder hun netwerken in intercommunales, waar geld te verdienen was voor de gemeenten, en in sociale huisvestingsmaatschappijen en ziekenhuizen, die zeer populair waren. Daarom moesten stad en rand gescheiden blijven. Maar de ‘nieuwe’ stad telde slechts 200.000 inwoners en bleek véél te klein: Luik zou nooit als een metropool uit haar voegen barsten. Bovendien zat de tegenstelling tussen de stad en de periferie- die uiteraard ook op politiek vlak zou meetellen – voortaan in de structuren ingebakken. Voor de PS-federatie van Luik, die zowel de stad Luik alsook de periferie omvat, betekende dat een catastrofe. De breuk tussen de stad en de voorsteden was geïnstitutionaliseerd. Ze leidde tot de historische tweespalt tussen de Perronisten en de groep Jaurès.

Perron verwees naar Le Perron, het 12e -eeuwse stenen symbool van de vrijheid van de stad Luik waarrond zich de ‘stedelingen’ met Jean-Maurice Dehousse en later ook José Happart schaarden. Zij vormden de socialisten van het historische stadscentrum. De groep Jaurès – genoemd naar de Franse denker Jean Jaurès – was de clan rond André Cools uit de periferie. Zij vreesden dat bepaalde vormen van nationalisme hun partij zouden kunnen verdelen, vandaar hun keuze voor de internationalistische militant Jaurès.

Het bleef allesbehalve bij een louter theoretische tegenstelling. Het intellectuele ‘meningsverschil’ groeide zelfs uit tot een heus conflict. Toen André Cools op 1 mei 1988 het spreekgestoelte beklom om de deelname aan de regering te verdedigen, kreeg hij af te rekenen met de furieuze Perronisten van Dehousse en Happart. Zij scholden dat de Partij haar ‘ culotte sociale’ had laten zakken om uit eigenbelang in de regering te stappen. Waarop Philippe Moureaux, de Brusselse allié van André Cools, spuwde op wat hij een ‘fascistische 1e mei’ noemde.

In de maanden en jaren die volgden, zouden ‘unionisten’ proberen om de diepe kloof te dichten. Maar de verdeeldheid dook altijd wel weer in een of andere vorm op. Na de dood van André Cools in 1991, ontplofte de bom helemaal. De gespletenheid was compleet, de Luikse federatie zat aan de grond. Guy Mathot en Michel Daerden zouden als pacifisten optreden. Maar tegen de achtergrond zou de breuklijn tussen de stad en de rand blijven bestaan.

‘Het interne geruzie is Luik de jongste jaren duur te staan gekomen’, zegt Guido Fonteyn, voormalig journalist voor de krant De Standaard, die de situatie in Wallonië nog steeds op de voet volgt. Terwijl Luik in de periode van André Cools veruit de meeste ministers leverde, kan de grootste federatie van het land haar regionale ministers vandaag op twee vingers tellen: Michel Daerden en Jean-Claude Marcourt die het op de keper beschouwd nog allemaal moet bewijzen. ‘Het lijkt erop dat we niet zeer gewaardeerd worden door het voorzitterschap’, merkt Jean-Maurice Dehousse op. De groten in de partij komen vandaag uit Henegouwen: Elio Di Rupo, Marie Arena, Rudy Demotte, Jean-Claude Van Cauwenberghe.

Henegouwen lijkt Luik op zowat alle vlakken in te halen. Als Elio Di Rupo vandaag zegt dat er in Mons een nieuw radiostation van de RTBF moet worden gebouwd, leggen ze morgen als het ware al de eerste steen, commentarieert een Luikenaar. De netwerken zijn compact in socialistische bolwerken, klinkt het. In steden of gemeenten waar de socialisten over een absolute meerderheid beschikken, hebben ze overal waar het moet een voet tussen de deur en kunnen ze gemakkelijk kortsluiten.

Niet alleen op het vlak van cultuur timmert Henegouwen aan haar toekomst. Ook de economie wordt er met alle middelen bijgespijkerd. De provincie kan daarvoor voorlopig nog genieten van Europese cohesiefondsen, en dat doet ze met succes. Uit cijfers van de Bestendige Deputatie blijkt dat de industrië- le activiteit herneemt, en dat het bruto regionaal product sneller stijgt dan dat van andere provincies in Wallonië. Let wel, sinds de toetreding van de tien nieuwe lidstaten bij de Europese Unie zijn streken als Henegouwen statistisch gezien als het ware rijker geworden. Als de Europese Commissie bovendien het Europese werkingsbudget voor de komende jaren niet optrekt, zullen de fondsen opdrogen.

Heeft Luik dan geen recht op Europese cohesiefondsen, zolang die er nog zijn? De werkloosheid ligt er immers hoog – 23,6 procent voor het arrondissement Luik, in de stad Luik bedraagt het cijfer zelfs 28 procent. Toch is dat slechts één criterium. In Luik heerst er in bepaalde wijken een zeer grote armoede. Daartegenover staat dat de stad ook een zeer rijke bourgeoisie en aristocratie kent. Het is een duale samenleving.

Palermo

‘Als Luik door de fusies nu eens niet in tweeën was gebroken’, zegt een Luiks politicus die liever anoniem wil blijven, ‘dan konden we bouwen aan een communauté urbaine (een samenwerkingsverband van gemeenten), zoals Rijsel dat gedaan heeft. Het concept is er in de jaren ’70 uitgebouwd en heeft de stad een enorme dynamiek gegeven. Het zou Luik en haar omgeving kunnen doen heropleven.’ ‘Uit berekeningen van de Europese Unie blijkt immers dat alleen stadsgebieden van minstens 500.000 inwoners vooruitgang boeken’, zegt Jean-Maurice Dehousse, die duidelijk voorstander is van een dergelijk plan. Maar politiek zit niet iedereen op dezelfde lijn.

Daar was totnogtoe trouwens geen geld voor. Luik, dat wel eens het Palermo of ook het Firenze van België wordt genoemd, sleepte jarenlang een gigantische schuld met zich. ‘Zo’n twintig jaar geleden kampte Luik met een tekort in de ziekenhuizen en bij de brandweer. Het was zelfs zo erg dat de vuilniszakken niet meer werden opgehaald. De buurtgemeenten weigerden nog verder mee te betalen’, vertelt de huidige burgemeester Willy Demeyer. De vendetta tussen de stad en de rand woedde in alle hevigheid. ‘Ik stond toen aan de kant van André Cools. Samen hebben we ervoor gezorgd dat Luik niet langer 8000 maar nog slechts 4000 gemeenteambtenaren zou tellen. Ik heb het me later als burgemeester nog wel eens beklaagd’, lacht hij. ‘Vooral voor de uitbetaling van hun pensioenen. Maar het was noodzakelijk om de schuld af te bouwen.’

Het samenwerkingsverband was dus opgeborgen. Tot Michel Daerden, die zijn macht tijdens de afwezigheid van Guy Mathot stilletjes aan het vestigen was, anderhalve maand terug plots op de proppen kwam met het concept van een eerder economische samenwerking tussen de gemeenten. De meerderheid van de Luikenaars begrijpt allang niet meer waar het allemaal om draait. Tenzij dan dat Michel Daerden en zijn zoon Frédéric bedrijfsrevisoren zijn en de holding die alle gemeenten zou beheren, onder hun toezicht zouden plaatsen. ‘Niet democratisch en niet transparant’, zeggen verschillende Luikse politici.

Het maakt het er allemaal niet gemakkelijker op om een geschikte kandidaat-voorzitter naar voren te schuiven. Niet dat er niemand is die aast op deze spilfunctie. Naast Michel Daerden zijn er zelfs nog twee personen die maar wat graag zouden chaperonneren bij het voordragen van de kandidaat. De huidige burgemeester Willy Demeyer wil graag een vinger in de pap. En dan is er ook Jean-Claude Marcourt, de Waalse minister van Economie en Werkgelegenheid, die steeds vaker uit de schaduw treedt. Het was naar verluidt Elio Di Rupo die hem belde, met de vraag een oogje in het zeil te houden. En Marcourt lijkt die taak met alle graagte aan te nemen. ‘Tijdens het voorzitterschap van Guy Mathot heb ik deelgenomen aan de modernisering van de partij in Luik, waarbij we ze wilden openstellen voor alle nieuwe bewegingen van links, zowel de andersglobalisten als de progressieve christenen’, zegt hij. ‘Ik zou graag zien dat die modernisering wordt voortgezet.’ De PS-voorzitter kan kennelijk op beide oren slapen.

Hoe staan ze trouwens in Luik tegenover de vernieuwingsoperatie van Elio Di Rupo? Niet iedereen lijkt even enthousiast. ‘In Luik zijn we daar niet mee bezig’, zegt Jean-Maurice Dehousse. ‘Een partij is een levend wezen dat voortdurend moet worden aangepast. Wat telt, is dat de kleine mensen erdoor geholpen worden. Daarin onderscheiden we ons nog altijd van de liberalen. We hebben geen vernieuwing nodig.’

Burgemeester Demeyer nuanceert: ‘Sommigen kunnen zich vinden in de verjonging en de vernieuwing van de partij. Toch zijn niet alle militanten er onverdeeld gelukkig mee. Voor bepaalde mensen staat de vernieuwing zoals zij die percipiëren, té ver van de traditionele waarden van de partij. Vergeet niet, de Luikse federatie is met 22.000 leden de belangrijkste politieke machine van het land. Historisch gezien, met de staalnijverheid en de steenkoolmijnen, zijn we de streek waar het militantisme en syndicalisme het sterkst zijn verspreid. De industrie bevindt zich in een volle reconversiefase, maar alle structuren zijn blijven bestaan, de militanten zijn actief gebleven. Eén voor één werken ze constant voor de partij. Ze zetten zich elke dag van de week in en dat maakt ook het succes van de partij. De Belgische PS heeft trouwens een paar specifieke kenmerken: anders dan socialistische partijen in sommige buurlanden, zijn we niet in de eerste plaats een partij van de massa. We zijn ook een kaderpartij. Enerzijds tellen we duizenden militanten die overal in de dorpen aanwezig zijn, waardoor we de opkomst van extreem-rechts hebben kunnen indijken. Maar tegelijk beschikt de partij ook over heel wat hoogopgeleiden. Daardoor zijn we alomtegenwoordig in de maatschappij. Het is de beste manier om de politieke uitwassen tegen te gaan.’

Een militant, een vijftiger, wenst daar nog iets aan toe te voegen. ‘We zetten ons inderdaad in, zoals we dat ook vroeger deden. Maar tot voor kort ging het er in de PS heel anders toe. Je kon er aan je loopbaan bouwen. Je was een militant, je werd gemeenteraadslid, dan werd je schepen, eventueel kon je naar het parlement. En dan was het afwachten, of je misschien minister werd. De leeftijd en de hiërarchie werden altijd gerespecteerd. Vandaag duiken nieuwe ministers helemaal op uit het niets. Alles is tot communicatie herleid.’ En dat zet kwaad bloed bij oude militanten.

In de zaak-Arena bijvoorbeeld, rond de hoge factuur voor de renovatie van Arena’s kabinet, suggereerde het weekblad Le Vif dat de hele heisa mogelijk door de eigen oude garde was aangewakkerd. Precies omdat de flamboyante Waalse minister-presidente het symbool geworden is van de bruuske vernieuwing van de kaderleden, en van de almacht van Elio Di Rupo.

Waalse Dehaene

‘Als Luik de affaires niet had gekend, zouden we nog steeds de voorzitter van de partij leveren’, zegt een oudgediende. De Luikse federatie is belangrijk, ‘om 25 procent van het totaal aantal leden kan je niet zomaar heen’, aldus Jean-Maurice Dehousse. Al moest hij vaststellen dat de mening van de Luikse federatie over de Europese grondwet, waarover in Luik zeer hevig werd gedebatteerd, maar zijdelings werd gehoord. Dehousse is immers een grote tegenstander: ‘De Europese grondwet is een slecht project. Het hele linkse landschap zal erdoor verdeeld raken. Wat positief is, is dat het de socialisten aan het denken zet. Ze zijn verplicht zich af te vragen wat socialisme in de eenentwintigste eeuw voor hen betekent.’ Wat betekent socialisme voor Dehousse vandaag? ‘Voor mij kan je de markteconomie wel aanvaarden, maar dan moet je voldoende overheidsinstanties behouden die controle uitoefenen over de marktwerking en ingrijpen waar het nodig is. Zonder controle van de overheid evolueren we zo naar een Amerikaanse maatschappij, die wel zeer performant is, maar geen ruimte laat voor de gezondheidszorg. En daarom moeten we ingrijpen. Als we willen voorkomen dat onze kleinkinderen voor water zullen afhangen van Nestlé, moeten we stilaan optreden. Maar Europa zette wat dat betreft een stap achteruit, en weigerde een speciaal statuut voor water te voorzien.’

Was de visie van Di Rupo dan zo verschillend? ‘Di Rupo heeft veel kritiek geuit op de grondwet. Op een bepaald moment zegde hij zelfs dat hij ze niet zou goedkeuren. Later beloofde hij tal van debatten, maar er is er maar één geweest. Uiteindelijk heeft hij de grondwet gewoon goedgekeurd. De steun van de andersglobalisten is hij naar mijn mening kwijt.’

Jean-Claude Marcourt verdedigt de mening van zijn partijvoorzitter: ‘Om te beginnen staan de PS’ers in Luik uiteindelijk niet achter de Europese grondwet. Maar omdat ze het proces van de Europese constructie niet willen tegenhouden, hebben ze gevraagd dat België pas dan zou ratificeren, als de grondwet ook door alle anderen ondertekend is. Wat de inhoud van de grondwet betreft, geef ik hen gelijk. De grondwet is onrechtvaardig op bepaalde vlakken, maar het is geen echte grondwet en dus kan ze nog gewijzigd worden. Bovendien bevat ze elementen die voor bepaalde landen vooruitgang betekenen, ook al zijn ze voor ons een kleine stap achteruit. Voor hen waren ze er zonder de Europese Unie nooit gekomen.’

Jean-Claude Marcourt is diplomatisch en zeer genuanceerd. ‘Hij is een man van de top, ik van de basis’, zegt Willy Demeyer, die net zoals Marcourt het voorzitterschap van Luik op de voet volgt. Marcourt is onder meer voormalig kabinetschef van Guy Mathot en van Laurette Onkelinx, en werd als minister van Economie door Di Rupo – en niet door de kiezers – aangewezen. Op dit moment heeft hij met andere woorden geen rechtstreeks mandaat.

Hij heeft wel een duidelijke visie, en steunt ook de hervormingen van Di Rupo met zijn volle gewicht: ‘De partijvoorzitter heeft de Parti Socialiste gemoderniseerd. Hij heeft de partij haar historische waarden teruggeschonken door ze precies naar de moderne tijden om te zetten.’ En wat met het hernieuwde belgicisme van Elio Di Rupo? ‘Di Rupo wil alleen maar aantonen dat het niet per definitie zo is, dat Walen geen premier kunnen worden. Bovendien is Di Rupo in de grond een federalist, maar hij zal alles doen om België te behouden. We leven in een federale staat die we zo goed mogelijk moeten doen werken. Aan dat federalisme is hij zeer gehecht.’

Een Waalse Dehaene noemt men Marcourt, en met dezelfde politieke aanpak zonder franjes. Een geknipte voorman voor Di Rupo.

Door Ingrid Van Daele

‘Als Luik de affaires niet had gekend, zouden we nog steeds de voorzitter van de partij leveren.’

‘Niet alle militanten zijn onverdeeld gelukkig met de verjonging en de vernieuwing binnen de PS.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content