De Europeanen zijn tevreden over hun eenheidsmunt, maar de gevoelsinflatie blijft aan de hoge kant.

300 miljoen Europeanen uit twaalf van de vijftien lidstaten gebruiken dezelfde biljetten en munten. Die euro’s zijn het afgelopen jaar voortdurend zwaarder gaan wegen. Toch maakt de versterkte eenheidsmunt de gezinnen niet rijker en verhoogt hij de koopkracht van de consumenten niet. Wel krijg je nu meer dollar voor je euro: 1,03 dollar voor 1 euro om exact te zijn. Sedert midden 2000 is het Europese geld nooit meer zoveel waard geweest. De euro kwam op 1 ja- nuari 1999 sterker ter wereld dan de greenback; maar drie jaar later, toen de biljetten en munten in omloop kwamen, was hij al flink verzwakt.

De Europeanen zijn tevreden over hun eenheidsmunt. Althans, dat decreteert de Europese Commissie, die uit eigen peilingen afleidde dat de helft van de bevolking met het nieuwe geld gelukkig is. Datzelfde soort onderzoeken leert dat tweederde van de consumenten al vlot omgaat met de nieuwe biljetten en munten, en tegelijkertijd dat Europa nog niet echt in euro denkt – 42 procent rekent in euro bij het dagelijks winkelen, maar voor grote aankopen zoals een woning of een auto raken de kopers de tel kwijt en rekent 70 procent nog in de oude vertrouwde munt. De Commissie wil de eurogewenning bevorderen en roept de winkeliers op de dubbele prijsaanduiding voort- aan achterwege te laten. De meeste Belgische warenhuizen vinden trouwens dat het nu welletjes is met de dubbele prijzen, want die kosten hen een pak geld.

Intussen blijft 85 procent van de Europeanen wel vinden dat de invoering van het eurogeld de prijzen omhoog heeft gestuwd. Met dat gevoel trappen ze op de tenen van de Europese politici en centrale bankiers. Gouverneur Guy Quaden van de Belgische Nationale Bank weet dat de mensen, zelfs zijn eigen echtgenote, hem niet geloven als hij voorrekent dat het nieuwe geld de prijzen slechts met 0,2 procent heeft verhoogd. Hij liet zijn instelling de ‘gevoelsinflatie’ berekenen en die ligt inderdaad een stuk hoger dan de werkelijke stijging van de index van de consumptieprijzen (dat is overigens in alle landen van de eurozone zo). Quaden weet ook hoe dat komt: terwijl computers en televisietoestellen goedkoper werden en de meeste andere prijzen stabiel bleven, gingen de prijzen van courante goederen en diensten omhoog. De horeca speelde het met de afronding van de prijzen soms wel heel grof. In één jaar is de prijs van het populaire pintje bier met 6,8 procent gestegen. Al dat omrekenen maakt de consument bovendien prijsgevoeliger en het spreekt voor zich dat prijsstijgingen sterker opvallen dan prijsdalingen.

Er is nogal wat afgezaagd over de eerdere verzwakking van de euro. Zelfs bescheiden huisvaders vreesden dat hun spaarboekje aan het krimpen was. Maar het bedrijfsleven klaagde helemaal niet, integendeel. De verzwakte munt stuwde de Europese economie vooruit. Exporteurs maken hun kosten in slappe euro’s en schrijven hun facturen in sterke dollar. Het jonge muntje schonk hen gratis concurrentiekracht en verbreedde hun winstmarge. Dat feest is afgelopen. Het voorbije jaar gaf de dollar ruim twintig procent op de euro toe.

De euro heeft zijn herwonnen kracht niet aan zichzelf te danken. Het is de dollar die tuimelt. Financiële analisten betogen al lang dat het groene biljet overgewaardeerd was. De stoerdoenerij kon niet blijven duren. Daar is de malaise op de Amerikaanse aandelenmarkten debet aan, en de lage rente die de financiële speculanten naar de euromarkten met hogere opbrengsten jaagt. En president George W. Bush natuurlijk, die met zijn oorlogsverklaringen aan Saddam Hoessein de hele wereldeconomie in angst en beven houdt. Maar voor het Witte Huis is de verzwakking van de munt een zegen. Importeren wordt moeilijker, exporteren makkelijker: zuurstof dus voor de binnen- én de buitenlandse markten. Omgekeerd krijgt de sputterende Europese economie er een handicap bij: de sterke euro.

ONVOLLEDIGE OMRUILING

Gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank schrijft dit jaar een cheque uit aan de regering van 200 tot 250 miljoen euro. Dat geld gaat naar het Zilverfonds om de uitbetaling van de toekomstige pensioenen te waarborgen. De begroting profiteert van de onvolledige omruiling van franken naar euro’s. Nog 3,4 procent van de bankbiljetten die eind 2001 in omloop waren zijn niet ingeruild en niet minder dan 45,8 procent van de oude Belgische muntstukken, goed voor fortuinen van respectievelijk 314 miljoen euro en 204 miljoen euro. De kans dat de muntjes nog boven water komen is klein. Veel is naar huis meegenomen door buitenlandse toeristen. Slechts dertien procent van de halve franken werd voor euro’s ingewisseld, blijkbaar de inspanning niet waard.

In de voorbije periode heeft de Europese Centrale Bank zich niet populair gemaakt. De verbetenheid waarmee de monetaire autoriteit in Frankfurt zich blind staart op de inflatie ergerde niet weinig politici, vakbondsmensen en bedrijfsleiders. De aanhoudend hoge rente – een stuk hoger dan die in de Verenigde Staten – remde de economische groei af en deed de werkloosheid stijgen, heet het. De economische wetenschap gelooft niet dat de jaarlijkse munterosie absoluut beperkt moet blijven tot twee procent. Een heleboel landen stijgen daarboven. Trouwens, zelfs met zijn streng monetair beleid krijgt de centrale bank de gemiddelde Europese inflatie niet onder de twee procent – met de vervelende complicatie voor een efficiënte politiek dat de prijsstijgingen in landen als België en Duitsland laag zijn en in landen als Nederland of Ierland hoog. Onder druk van de aanhoudende kritiek komt er wellicht verandering: de herziening van het inflatiebeleid, inbegrepen de rente dus, ligt ter studie.

Maar vooral heeft Frankfurt bitter weinig inspanningen geleverd om met de bevolking te communiceren. Blijkt nu dat de centrale bankiers mannen zijn van het grote geld, die weinig afweten van het dagelijkse betalingsverkeer. Zo had een beetje marktonderzoek hen kunnen vertellen dat zeven verschillende muntstukken, die bovendien fel op elkaar lijken, een beetje van het goede te veel is. Idem voor de acht biljetten, temeer daar die van 200 en 500 euro in de omgang onbruikbaar zijn en wellicht alleen dienen voor het zwarte circuit en de maffia. De Belgische nationale bankier zegt naar de mensen te luisteren en hij hoort dat zij liever een biljet van één euro zouden hebben dan het bestaande muntstuk. Quaden vindt dat geen slechte gedachte en krijgt alvast in de Europese Centrale Bank de steun van zijn collega’s uit Oostenrijk en Italië. Het biljet van één euro zou de internationalisering van de munt bevorderen, net zoals de Amerikaanse munt zijn wereldwijde populariteit aan het één-dollarbiljet te danken heeft. Bovendien zouden de consumenten prijsbewuster met de euro omgaan; een biljet lijkt meer waard dan een muntstuk. Dat kan dan de inflatie afremmen. Tegenstanders voeren aan dat een biljet minder lang meegaat dan een muntstuk, zodat de kostprijs zal stijgen. Wellicht kunnen bankbiljetten in de toekomst in plastic worden vervaardigd, antwoordt Quaden. Ze kosten maar half zoveel als het papieren geld, gaan lang mee en zijn buitengewoon veilig. De ECB zou best een haalbaarheidsstudie verrichten. Een twintigtal landen, vooral in Azië, gebruikt al plastieken geld. En die piepkleine muntjes van één en twee cent? Die verdwijnen vanzelf, naarmate de prijzen op vijf- en tientallen worden afgerond.

De invoering van het eurogeld heeft vooral het betalingsverkeer veranderd. De waarde van de biljettenomloop in België is in 2002 met een kwart gedaald en sinds eind 2000 met de helft. Dat valt deels te verklaren doordat België geen biljetten meer uitgeeft voor Luxemburg. Maar het is vooral het gevolg van de boom in het elektronische betalingsverkeer. Omdat de consument het moeilijk heeft met het euro-rekenwerk kiest hij massaal voor elektronisch betalen. Het aantal transacties met Proton-kaarten is in de eerste tien maanden van het afgelopen jaar verdubbeld tot 330.000 per dag. Het aantal verrichtingen met Bankcontact/mister Cash is met twintig procent gestegen, tot 1,4 miljoen ‘bewegingen’ per dag. Uitgevers van kredietkaarten stijl Visa doen gouden zaken. En ook de banken wrijven zich in de handen. Dankzij het toenemende elektronische be- talingsverkeer kunnen zij fors besparen op hun personeelskosten.

Guido Despiegelaere

De waarde van de biljettenomloop in België is sinds eind 2000 gehalveerd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content