Vlak voor de start van het nieuwe theaterseizoen, brengt Het Theaterfestival het beste van het vorige seizoen op de planken. Daaronder ook ingrijpende toneelbewerkingen van grote klassieken. Wat ook anno 2001 controversieel blijft. De apologie van Jan Decorte en Tom Lanoye, die volgende maand allebei een ‘Medea’ op de planken brengen.

Nu vergrijpen ze zich ook nog aan Euripides! Op 6 september gaat in de Antwerpse Bourlaschouwburg Tom Lanoyes Mamma Medea in première (regie: Gerardjan Rijnders). Een week later staat Jan Decorte in het Brusselse Kaaitheater op de planken met zijn kindlijke bewerking van Euripides’ Medea. Wedden dat geen enkele professor in de Klassieke Filologie naar die voorstellingen zal gaan kijken? ‘Nederigheid tegenover de klassieke tekst’ werd er destijds bij ons ingestampt. Van grammaticale verklaringen, kritische apparaten en gortdroge stijlanalyse wisten we alles. Onze vertalingen waren trouwer aan het Grieks en het Latijn dan aan het Nederlands. Natuurlijk – wij waren immers klassieke filologen, geen neerlandici, laat staan theatermakers in spe.

Toch zullen het niet alleen ouderwetse classici zijn die de Medea’s van Lanoye en Decorte niet weten te appreciëren. Beide heren hebben al eerder veel stof doen opwaaien met hun zeer eigengereide en drastische bewerkingen van Shakespeare. ‘ tisof/ tisni/ daddist/ slape/ drome/ sterreve/ wadde/ gedacht/ vanniks/ komt niks/ tizal‘, zo klonk een van de beroemdste monologen uit de wereldliteratuur begin dit jaar in Decortes Amlett.

Voor Decorte was het zeker niet zijn proefstuk. Al twintig jaar lang bewerkt de Brusselse theatermaker grote klassieken zoals Shakespeare en de oude Grieken, en al twintig jaar lang doet hij dat op extreem eigenzinnige wijze. Enkele recente toneeltitels: Bêt Noir (naar Sophocles’ Oedipus), Mijnheer, de zot en tkint (naar Shakespeares King Lear), Titusandonderonikustmijnklote (naar Shakespeares Titus Andronicus), Bloetwollefduivel (naar Shakespeares Macbeth).

Tom Lanoyes repertoire als klassiekenbewerker beperkte zich tot nu toe tot één monsterproject: Ten Oorlog, een adaptatie van acht koningsdrama’s van Shakespeare – de zogenaamde Wars of the Roses. Achttien acteurs repeteerden veertien maanden om tien uur theatertekst van Lanoye, in een regie van Luk Perceval, op de planken te krijgen. Een klein citaat, als smaakmaker voor wie destijds – in 1997-1999 – de voorstelling(en) miste of meed: Now is the fokking winter van de walg/ Gesmolten tot een hotte zotte zomer,/ Dankzij dat zonnekind van bruur Edwaar./ Showers of doom that hung above our heads,/ Zijn in de oceaan z’n kut begraven. Zo begint Risjaar Modderfokker den derde, het laatste deel van Lanoyes bewerking.

ZONDER KAMELEN

Ten Oorlog werd ‘supernormaal ontvangen, door pers en publiek’, zei Lanoye zelf. Hij ontving er ook, samen met Perceval, de Vlaamse cultuurprijs voor toneelletterkunde voor. Ook Amlett was een succes – op een bescheidenere schaal, maar toch. Decorte: ‘Veertienduizend mensen zijn komen kijken. Dat is twee keer Vorst Nationaal. Zonder dat er kamelen te zien waren, zonder olifanten, zonder opgeschminkte dwergen, zonder slecht geschminkte figuranten. Is dat niet fantastisch?’ Het Theaterfestival selecteerde de productie als een van de veertien beste van het voorbije jaar (nog te zien in de Gentse Vooruit, op 7 en 8 september).

Maar Lanoye en Decorte mogen dan gevierd worden (en ze zijn niet de enige succesvolle bewerkers), veel liefhebbers van de klassieken blijven grote vragen hebben bij hun soort bewerkingen. ‘We horen toch ook liever de échte Mozart dan een synthesizerversie?’, zoals een collega op de redactie het formuleerde. Een paar variaties op dit thema: ‘Waar halen ze de lef vandaan – verbeelden ze zich werkelijk dat ze iets toe te voegen hebben?’ ‘Is een mooie, maar getrouwe vertaling niet veel zinvoller?’ ‘Bewerken, tot daar aan toe, maar wat die jongens doen is het origineel verminken.’ ‘Wat is er in godsnaam mis met klassiek theater?’ ‘Wat hebben jongeren, die Shakespeare of Euripides willen leren kennen, nu aan al dat geëxperimenteer?’

Tom Lanoye vindt zeker dat van die jongeren grote onzin. ‘ Ten Oorlog, de extreemste bewerking van het grootste theatermonument, heeft ook bij jongeren goed gelopen. Ik ben zelf met mijn teksten op tournee geweest, en ik heb veel jongeren gezien. Ik ben gaan kijken naar een groep jonge gasten uit het amateurtoneel in Herentals, die het aartsmoeilijke laatste deel hadden geënsceneerd. Ze hadden flink zitten rotzooien met die tekst, knippen en plakken. Ze hebben zich daar rot mee geamuseerd. Toegegeven, de moeilijkheidsgraad van Ten Oorlog ligt hoog. Maar is dat voor de stukken van Peter Handke, Thomas Bernhardt, Peter Verhelst, om die maar te noemen, ook niet zo? Je kunt je natuurlijk altijd aanpassen aan het domste jongetje van de klas. Maar daar is dat domste jongetje ook niet mee geholpen. Dat blijft dom.’

Uiteindelijk is de hele discussie over het bewerken van klassieken natuurlijk terug te brengen tot de fundamentele vraag wat theater eigenlijk is, of zou moeten zijn. Jan Decorte doet daar niet moeilijk over. ‘Theater is een heel klein kunstje en zal dat ook altijd blijven. Je gaat op een kist staan en je bent interessant of niet.’ Meer woorden hoeft hij daar niet aan vuil te maken.

Lanoye definieert theater als ‘ensceneringskunst’. ‘Daarbij moet je juist gaan zoeken wat een stuk voor het hier en nu betekent. Sommige mensen willen nog altijd toneel zien zoals dat vijftig jaar geleden werd gebracht. Je kunt die illusie invullen, maar dan krijg je geen theater meer. Dan gaan de mensen naar de schouwburg zoals ze naar Disneyland gaan, waar ze verwachten Goofy en Donald Duck te zien rondlopen.’

KRUISPUNT VAN STIJLEN

Klassiek theater bestaat volgens Decorte helemaal niet. ‘Er was theater in de tijd van Euripides, in die van Shakespeare, en nu in mijn tijd. Dat is allemaal evenwaardig’, stelt hij. ‘Om de oude meesters te spelen in de slechte vertalingen die er zijn, met middelen die verwijzen naar een theater dat van 1900 dateert, daar is gewoon geen plaats meer voor. Dat is uit de tijd. De Comédie Française is van geen enkele betekenis meer. Mijn Meneer, de zot en tkint is trouwens veel meer van Shakespeares tijd dan wat de Comédie Française zou doen.’

Lanoye roemt onze vrijheid, in vergelijking bijvoorbeeld met het Angelsaksische toneel, dat compleet gestuurd wordt door wat in West End en Broadway gebeurt, en door sitcoms op televisie. Lanoye: ‘Wij hebben het geluk dat we op het kruispunt liggen van die verschillende stijlen, die verschillende talen in Europa. Wij worden niet verstikt door Molière, niet verstikt door een Shakespeare waaraan je niks mag veranderen. Wij zitten niet vast in het keurslijf van een opvoeringstraditie, een teksttraditie, een vedettentheater of een regisseurstheater. Alles kan, alles mag. Wij hebben de vrijheid om twintig verschillende Shakespeares te maken. Laat al die verschillende stijlen, figuren, tijden maar door elkaar spatten.’

Hij verwijst naar de vele Nederlandstalige versies van Hamlet. ‘Engelstaligen kennen alleen to be or not to be. Wij kennen tisof tisni – ik vond dat fucking fantastisch. Wij kennen de vertalingen van Hugo Claus. Een van de beste vertalingen vind ik die van de jonge Nederlandse dramaturg-acteur Oscar Van Woensel, zijn of azijn maakte die ervan. Al die verschillen, dat is toch een rijkdom! Maar nee, mensen die zelf to be or not to be, that’s the question volledig fout citeren, helemaal tegen de versvoet, beroepen zich op een traditie die ze duidelijk niet kennen, om een nieuw werk af te kraken zonder het gezien te hebben.’

Niet dat andere werkwijzen volgens de Antwerpse toneelschrijver geen recht van bestaan zouden hebben. Lanoye: ‘Een exacte, filologische verantwoorde maar toch bekbare vertaling maken, en vandaaruit de enscenering beginnen, dat is ook perfect legitiem. Maar het is niet mijn ding. Ik zou niet kunnen vertalen. Ik heb geen zin om met al die andere vertalers in competitie te gaan. Ik lees wel met interesse wat ze hebben gedaan, net zoals ik beschouwingen over specifieke tekstinterpretaties belangrijk vind. Maar ik ben een bewerker, ik ben een podiumbeest. Ik werk liefst al van bij het begin samen met de regisseur, om na te denken hoe de tekst op de planken kan worden gebracht.’

Ontrouw tegenover de oorspronkelijke auteur? ‘Net zoals in het werkelijke leven, kun je als kunstenaar soms heel betekenisvol ontrouw zijn’, zegt Lanoye. ‘Maar wat wij doen, is eigenlijk heel klassiek. Shakespeare gebruikte ook bestaand materiaal, dat hij dan naar zijn eigen hand zette. Zijn Richard II was een antwoord op Christopher Marlowes Edward II, Henry V een reactie op Marlowes Tamburlaine. En ga zo maar door. Ook Euripides was een bewerker. De mythe van Medea bestond al lang voor hem, maar dat zij uit wraak om de ontrouw van Jason haar eigen kinderen ombrengt, is meer dan waarschijnlijk Euripides’ eigen vinding. Als Euripides een verhaal zo ingrijpend veranderde, dan mogen wij dat toch ook?’

Gebrek aan respect voor het origineel kan de bewerkers ook niet worden verweten, vindt Decorte: ‘Het belang van de grondtekst blijft allesoverheersend. Als Euripides zijn Medea niet had geschreven, had ik er niet mijn eigen beeld van kunnen vormen. Mijn stuk gaat over dezelfde personages, dezelfde gevoelens, maar natuurlijk over een andere samenleving. Ik lig tweeduizend jaar voor op Euripides, als ik voor mijn eigen tijd wil schrijven. Euripides stond aan het begin van de toneelspeelkunst, waardoor hij ook over veel minder middelen beschikte. Ik voeg aan zijn werk mijn eigen tijd en mijn eigen poëzie toe.’

LIEFDE ALS LITTEKEN

Welke poëzie mogen we in Decortes ‘Betonliebe + Fleischkrieg’ Medeia verwachten? Hoe wil Lanoye zijn Mamma Medea geënsceneerd zien? Wat hebben beide theatermakers aangevangen met Euripides’ tekst? Decorte heeft het stuk herleid tot drie personages, gespeeld door hemzelf, zijn vrouw Sigrid, en een bevriende Israëlische danseres. De tekst is opnieuw in Decortes kindlijke idioom geschreven, maar deze keer gedeeltelijk in het Engels. ‘Gewoon, Sharon spreekt geen Vlaams. Het was wel spannend voor mij om eens in het Engels te kunnen schrijven’, licht de auteur-regisseur-acteur toe.

Zeven dagen heeft hij aan zijn Medea-versie geschreven, in sessies van anderhalf tot twee uur. En veel meer heeft hij er niet over te vertellen. Waaarom hij nu dit werk brengt, weet hij zelf niet. ‘Ik word gestuurd van boven, zo’n stuk valt mij te binnen, dan zie ik flarden van een beeld, en dan begin ik daaraan.’ En wat zijn interpretatie is? Decorte: ‘Al wat goed is, heeft geen bedoeling. Want een bedoeling laat geen vrijheid. Mijn werk is politiek in die zin dat het publiek emancipeert naar een vrijheid toe. Als ik op de scène al met bedoelingen begin, ben ik totaal fout bezig. De toeschouwer is toch groot genoeg? Iedereen moet gewoon zijn goesting doen.’

Voor Tom Lanoye is Mamma Medea – ‘lekker smartlapperig, die titel, je kunt dat direct zingen’, vindt hij zelf – een voortzetting van Ten Oorlog. ‘Waar Ten Oorlog stopt met de Modderfokker die twee neefjes vermoordt, is dit het verhaal van een moeder die eigenhandig haar twee zoontjes ombrengt. Dat is nog een stap verder in monsterachtigheid.’ Lanoye bewerkte niet alleen de tragedie van Euripides, over Jasons nieuwe huwelijk en Medea’s gruwelijke wraak, maar trok er ook de Argonautica van Appolonius van Rhodos bij. Daarin wordt de voorgeschiedenis verteld: hoe Medea, de koningsdochter van Kolchis, haar magische krachten aanwendt om Jason te helpen het gulden vlies te ontvreemden, en hoe ze na dat verraad mee naar Griekenland vaart met haar grote liefde.

Het resultaat is een tweeluik: thuis en in den vreemde ( Medea), in den vreemde en thuis ( Jason). Lanoye: ‘Het eerste deel speelt zich af in een vreemd en magisch land, en handelt tegelijk ook over het vreemde en magische land van de verliefdheid – de grote kalverliefde die geen werkelijkheid heeft. Na de pauze zijn we in Griekenland, en in het werkelijke leven aanbeland. Nadat Medea en Jason met hun zotte koppen hun verliefdheid zijn gevolgd, zitten ze nu met de scherven, de sleur van het huwelijksleven.’

De twee verschillende culturen – de barbaarse, zoals de Grieken alles wat niet-Grieks was noemden, en de Griekse – worden ook in het acteursspel beklemtoond. De man, de Grieken, de wereld van de rationaliteit worden gespeeld door Nederlanders in een enigszins koel en zuinig Nederlands van boven de Moerdijk. De vrouw, de ingewikkelde inwoners van Kolchis, de passie en de retoriek worden vertolkt door Vlaams acteurs, die in vijfvoetige jamben praten.

Maar voor Lanoye zijn de culturele verschillen niet de oorzaak voor de breuk tussen Medea en Jason. ‘Ze leveren enkel munitie voor het conflict tussen man en vrouw – dat eeuwige en universele conflict’, zegt hij. ‘Uiteindelijk gaat de voorstelling over een vent die zegt, laat me nu eens een keer met rust, en een vrouw die geen tas koffie kan zetten zonder dat dat een opera wordt. En ondanks alle ruzies is de liefde er nog altijd. Misschien als litteken, maar ze is er nog.’ Een klassiek verhaal, toch?

Het Theaterfestival, in Gent van 29 augustus tot 9 september, toont de meest belangwekkende voorstellingen van het afgelopen seizoen, waaronder ook ‘Amlett’.

‘Mamma Medea’ loopt van 6 tot 14 september in de Antwerpse Bourlaschouwburg en gaat daarna op tournee door Vlaanderen en Nederland.

‘Betonliebe + Fleischkrieg’ Medeia gaat op 12 september in het Kaaitheater in première. Tot 12 oktober in Brussel, Gent en Antwerpen.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content