“Als een schrijver niet in staat is om datgene wat hij wil zeggen binnen het bestek van 200 bladzijden uit te drukken, doet het er allemaal niet toe.” Deze woorden komen van een personage uit Suzanne Bríggers nieuwste roman. Ze typeren de “huidige literaire consument” om wie de schrijfster duidelijk geen moer geeft. In Kat van Jade, een saga van 573 pagina’s, vertelt ze over de Levins, een arme joodse familie die in de negentiende eeuw uit Polen naar Denemarken emigreerde en er dankzij het talent van de mannen uit de eerste en tweede generatie steenrijk werd. Terwijl de stamvader streng orthodox bleef leven, is het tweede geslacht al totaal geassimileerd: om hun naam een Deens tintje te geven, noemen ze zich voortaan Lívin, de kinderen worden gedoopt en nergens wordt het kerstfeest intenser gevierd. Maar om de christelijke moraal bekommeren ze zich niet. “De erotiek is een wetteloos gebied in tegenstelling tot de wereld van het geld, waar de wet van kracht is,” luidt hun motto. De mannen zijn dan ook stuk voor stuk rokkenjagers.

Door de speel-en verspilzucht van de derde generatie slinkt het geldimperium zienderogen. De Lívin-dynastie verloedert echter ook psychisch. De vrouwen, om wie het Brígger vooral te doen is, kunnen het leven niet aan. Ze raken aan de drank of aan de drugs, hun huwelijken mislukken en hun moederrol kunnen ze niet waarmaken.

De familie is een vervloeking, een addernest waar haat en jaloezie hoogtij vieren en bloedschande niet ver weg is. Een mooi onderwerp natuurlijk als je nog maar aan de schitterende decadente taferelen uit The damned van Visconti denkt. Kat van Jade bevat ook zulke prachtige passages, maar het grondthema, de aftakeling van een familie, wordt door Brígger tot vervelens toe uitgemolken. Haar psychologische bedenkingen ruiken naar theoretische boekjes. Over haar personages zegt ze soms rake dingen, maar het blijft veelal te cerebraal. Als ze de context schetst waarin de saga zich afspeelt, komt ze dan weer belerend over: er kan geen familielid naar het buitenland vertrekken of je krijgt een portie socio-culturele details opgediend. Slikken dus, al wordt de spankracht van het verhaal er niet beter van. Zich schikken naar de eisen van de consument is wellicht het ergste waartoe een schrijver kan overgaan. Maar als je een turf op de markt brengt, moet je om de lezer te blijven boeien de touwtjes van je werk strakker in handen houden dan Brígger in Kat van Jade.

Suzanne Brígger, “Kat van Jade”, De Geus, Breda, 573 blz., 998 fr.

Agnès Van Emelen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content