Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Oude schilderijen : hoe ze te behoeden voor verval, hoe ze te beschrijven en bekijken.

DE LIEFDEVOLLE en deskundige zorg waarmee oude schilderijen tegenwoordig omringd worden, kan de indruk wekken dat het nationaal cultureel erfgoed op dat gebied helemaal safe is. In werkelijkheid is het nog maar een kleine minderheid van onze in verval geraakte schilderwerken uit kerken, musea en publieke verzamelingen waaraan de meest dringende zorgen konden worden toegediend. We slepen een erfenis uit het verleden mee. Er werd niet te nauw gekeken naar de omstandigheden van bewaring. De plotse omslag van extreme kou naar hitte, brutale schommelingen in de vochtigheidsgraad, brachten onherstelbare schade toe. Het evenwicht tussen de preparatielaag, de ondertekening, de picturale lagen met glacis en het eindvernis werd verstoord, de drager van levend hout kromp in of zette uit.

Ook de behandelingen waaraan de werken onderworpen werden, lijken ons vandaag eerder verminkingen : van wilde overschilderingen en retouches tot het gebruik van verkeerde vernissen, solventen en detergenten (!), onvoldoende omzichtigheid bij het transport, onoordeelkundige belichting… Ook een kunstwerk is aan een natuurlijk aftakelingsproces onderhevig, zo is iedereen gaan inzien. We kunnen dat niet te allen prijze tegenhouden maar slechts vertragen, zo goed als het gaat. Er blijft evenwel een ruime interpretatiemarge in de manier waarop in het ene geval een lichte camouflage van het verval aangewezen lijkt, waar het elders ronduit af te raden is.

Deze actuele denkwijze inzake conservering en restauratie wordt goed weerspiegeld in de verscheiden aanpak van een twintigtal oude paneelschilderijen onder de vleugels van het Fonds voor het roerend cultureel erfgoed bij de Koning Boudewijnstichting. Voor haar in 1994 gelanceerde campagne ?SOS schilderijen op paneel? werden meer dan honderd dossiers uit onze gewesten in ogenschouw genomen. De jury hield in haar uiteindelijke selectie zowel rekening met de kunsthistorische relevantie en de esthetische waarde van de werken als met hun fysieke staat : zieltogende topstukken éérst ! Zo’n vaart hoefde het echter niet te lopen. Voor het leeuwendeel van de absolute meesterwerken is er gelukkig geen SOS nodig. De verantwoordelijkheid voor ons patrimonium, dat behoorlijk rijk aan kwaliteit is, wordt er niet minder om.

CLAVECIMBEL.

Met de door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium en door freelancers behandelde werken is in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel een kleine tentoonstelling gemaakt. De bezoeken neemt echter heel wat tijd in beslag. Er staan twee videoproducties en uitvoerige informatiepanelen op het programma. Ze doen het hele proces op een visueel aantrekkelijke en bevattelijke manier uit de doeken.

De uitverkorenen prijken er, in hun vernieuwde pracht, verhoogde leesbaarheid, of minimaal opgefriste toestand. Het gaat om achttien religieuze paneelschilderijen diptieken, veelluiken of fragmenten ervan en een serie van zes schilderingen van de vijftiende tot de zeventiende eeuw, één mythologisch schilderij naar Ovidius door Hendrik van Baelen, en een pronkvol Ruckers-clavecimbel (17de eeuw) dat niet met het oog op bespeelbaarheid werd gerestaureerd maar ter wille van de lieftallige landschapsschilderijen toegeschreven aan de omgeving van Adam Frans Van der Meulen.

Een mooi voorbeeld van de minimalistische restauratiefilosofie levert de ?Epitaaf van Kanunnik Art van Pyringhen?, een laat-vijftiende-eeuws werk uit de Duitse school. Het stelt Christus en Maria voor die bij God bemiddelen ten gunste van de schenker. De meest opvallende kwetsuur is de door een barbaar weggekraste blote borst van de Maagd. Daarbij komt dat de achtergrond teloorgegaan is, terwijl de figuren de tand des tijds vrij goed hebben doorstaan. Oordelend dat het bloot gekomen hout nog enigszins past bij de bleke tinten van de rest van het schilderij, werd de grote lacune niet overschilderd. Het bleef bij een versteviging en reiniging van de verflaag. Ook de vandaleningreep werd zichtbaar gehouden, als onderdeel van de geschiedenis van het schilderij.

Bij het bewaard gebleven zijluik van een vijftiende-eeuws Passieretabel uit de Zuid-Nederlandse school ?Jezus voor Pilatus? aan de voorzijde, ?Sint-Joris? achteraan werden de lacunes om een andere reden opengehouden : ze waren te groot om correct te worden geïnterpreteerd. Maar het werk als geheel is door de minimale reiniging zichtbaar opgefleurd. En dat geldt zeker ook voor Joos Van Cleves ?Sint-Anna te Drieën?, een mooi werk uit de collectie van het museum van Brussel, dat aan een uitklaring van de picturale laag genoeg had om er spectaculair beter uit te zien.

De keerzijde van het paneel ?De boodschap aan Maria? door Pieter Coeck van Aelst, was door een ander probleem getroffen. Een preutse hand had Maria’s borst overschilderd. De restaurateurs legden de oorspronkelijke verflaag vrij, verwijderden de geoxideerde vernis en ?herstelden? naar eigen zeggen de kleurenharmonie. Het paradepaardje van de SOS-campagne en één der hoogtepunten uit de collectie van het museum van Antwerpen is wel ?De Madonna van Etienne Chevalier? door Jean Fouquet, medio vijftiende eeuw. Zich vrij inspirerend op de legendarisch mooie Agnes Sorel, minnares van de Franse koning Charles VII, gaf Fouquet zijn voorstelling van de perfect rondborstige moedermaagd, het Christuskind en de Engeltjes, de kleuren van de Franse vlag rood, wit en blauw.

Ondanks de vrijmoedigheid, de zin voor doorgedreven stilering en abstrahering, vond het schilderij met gemak zijn plaats in de religieuze traditie. Het behoefde geen grondige restauratie. Een reiniging van de vernislaag ter herstel van de ?vormelijke en chromatische kracht? volstond. Maar die bleek volgens specialiste Regine Guislain-Wittermann tijdrovender en delicater dan een eventuele volledige verwijdering van de vernislaag.

GLACIS.

Michiel Coxcie schilderde in 1567 de ?Triptiek van de verrezen Christus? voor het graf van de familie Morillon in de Leuvense Sint-Pieterskerk. Het middenpaneel raakte zwaar beschadigd, de zijluiken bleven gaaf. Levensgrote lacunes ontsierden de centrale figuur van de stralende Christus. Om de eenheid van het hele werk te herstellen, werd besloten tot een meer doorgedreven restauratie. Met andere woorden : er kwamen pigmenten bij kijken. Christus heeft, onmerkbaar haast, een facelift gekregen.

Ook het gezicht van Maria Magdalena op de ?Graflegging? (1510-1525) uit het museum van Gent moest worden bijgespijkerd. Zo kan de serene schoonheid van dit schilderij, in de stijl van Quinten Metsys geschilderd door de meester van de Mansi-Magdalena, opnieuw in haar geheel worden genoten. De onnodige overschilderingen die dank zij röntgenfotografie werden ontdekt, werden met zachte hand verwijderd. (Bij tal van panelen zijn de bijhorende röntgenfoto’s of de infraroodopnamen tentoongesteld. Ze maken het verhaal van de restauratie boeiend en compleet.)

Zorgt Gent slecht voor zijn kunstschatten of wat ? Neen, de hachelijke toestand van Marinus Van Reymerswaeles ?Roeping van de heilige Mattheus? schijnt deels aan de uitvoeringstechniek te wijten te zijn : de zeer dunne en gladde verflaag en de slechte hechting van de verflaag op sommige plaatsen. Vrij snel traden vele kleine lacunes op, die tot ondoordachte overschilderingen aanleiding gaven. Ze werden weggenomen, drager en picturale laag werden gestabiliseerd. Onomkeerbaar helaas was de verkleuring van het glacis op de mantel van Christus.

Een verhaal apart ten slotte is het wedervaren van de zesdelige reeks ?De Triomf van de Kerk?, een zeventiende-eeuws werkstuk uit de Zuid-Nederlandse School, bestemd voor de Sint-Bartolomeuskerk in Houx. Een plaatselijke baron bewaarde het tijdens de Tweede Wereldoorlog in zijn kasteel. Toch ontsnapten twee van de zes panelen niet aan kogelinslagen of granaatscherven. De gaten werden nu gedicht met stukjes eik en aan de voorzijde schilderden de restaurateurs het gat dicht.

Aan de achterzijde lieten ze het spoor open, bij wijze van herinnering aan de verminking. Nu hadden de slechte bewaringsomstandigheden ook voor zware averij gezorgd : lacunes door houtkevers, afschilferingen en opstuwingen van de verflaag, grote spleten tussen de voegen. Voor de doortastende onderdelen van de restauratie was het bestaan van een quasi identieke reeks ?Triomf van de Kerk? door Otto Vaenius welkom : het interpreteren van de lacunes werd een makkie.

FLEMALLE.

De basis van een adequate conservering en restauratie is het grondige onderzoek naar de biografische, historische, iconografische, stilistische en technologische aspecten van de werken. Deze kennis moet worden neergeschreven in een wetenschappelijke catalogus van elke verzameling. Voor de vijftiende-eeuwse schilderijen uit onze gewesten, in het bezit van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel waar we vandaag op bezoek zijn, is daar nu werk van gemaakt. Onlangs verscheen het eerste van vijf delen, gewijd aan de ?Flemish Primitives?. Het is een samenwerkingsproject tussen vijf wetenschappelijke instellingen van het land.

De exclusief in het Engels gestelde tekst wijst al op het specialistische en internationale karakter ervan : het is letterlijk en figuurlijk een kostbaar studieboek. Scholars only ? Het eerste deel ziet er vervaarlijker uit dan het is. Het telt 275 bladzijden waarin slechts 18 werken opgenomen zijn. Ze zijn van de hand van de grondleggers van de ?Vlaamse Primitieven?, de Meester van Flémalle, Rogier van der Weyden en hun navolgers. In een ingewikkeld, maar helder zakelijk geschreven verhaal, blijkt elke hand bij nader toezien uit meederere handjes te bestaan. Aan wie ze eigenlijk toebehoren, wordt stukje bij beetje onzekerder, naarmate er meerdere lagen en aspecten van een werk aan een kritisch onderzoek onderworpen worden.

Neem nu de Meester van Flémalle. Van enkele verwante paneelschilderijen, bewaard in Frankfurt, werd aanvankelijk aangenomen dat ze uit het klooster van Flémalle afkomstig waren. Alleen, daar staat helemaal geen klooster. Wie was die man dan ? Eerst werd gedacht aan Van der Weyden, maar infrarood-reflectografie op de ondertekeningen wees uit dat dit niet kon. Ten slotte kwam men uit bij Robert Campin uit Doornik, Van der Weydens leermeester.

Gemakshalve blijft men daar nu bij, hoewel de waarheid ingewikkelder is : Campin goed en wel, maar uit het onderzoek van de ?Boodschap aan Maria? uit het museum van Brussel blijkt alvast dat er meerdere kunstenaars aan dit schitterende paneel hebben gewerkt. Bovendien verschilt deze ?Boodschap? in beslissende details van het verwante ?Merode?-drieluik uit het Metropolitan Museum of Art in New York, dat ook op naam van de Meester van Flémalle alias Robert Campin staat. De specialisten concluderen dat deze panelen uit hetzelfde atelier komen, en dat de Meester van Flémalle eigenlijk een groep is.

De lezers van de eerste bezoekersgids in zakformaat bij de topstukken uit de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel, worden niet met dergelijke finesses bezwaard. Zij volgen de kleurtjescircuits die de eeuwen van elkaar onderscheiden, en krijgen bij elk geselecteerd werk dat ook in kleur is afgebeeld een korte, trefzekere beschrijving annex commentaar geserveerd. Een klare opmaak biedt bovendien ruimte voor biografische notities, een algemene introductie bij elk tijdvak (van de vijftiende eeuw tot heden) naast allerlei praktische informatie over het leven in deze reusachtige schatkamer die dit eerbiedwaardige maar dynamisch geleide museum is.

Jan Braet

?SOS Oude Schilderijen? tot 8.12 in de KMSK, Regentschapstraat 3, 1000 Brussel, open van 10 tot 17 u. Gesloten op maandag en op 1 en 11 november. Met catalogus./ Cyriel Stroo & Pascale Syfer-d’Olne, The Flemish Primitives Volume 1, Catalogue Royal Museums of Fine Arts of Belgium, Brepols./ Gids voor de collecties oude en moderne kunst van de KMSK van België, Alice Editions. Vrijwilligerslaan 21, 1160 Brussel.

Duitse School, 1497, Epitaaf van kanunnik Art van Pyringhen, Tongeren, Basiliek Onze-Lieve-Vrouw geboorte : barbaars weggekraste borst.

Jean Fouquet, 1451-1452, De Madonna van Etienne Chevalier, Antwerpen, KMSK : de kleuren van de Franse vlag.

Michiel Coxcie, ca. 1567, Triptiek van de verrezen Christus, Leuven, Stedelijk Museum Vanderkelen-Mertens : facelift voor het gelaat van Christus.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content