Zal een nieuw Fonds voor de Letteren de Vlaamse literatuur redden ? Helaas niet.

Minister van Cultuur Luc Martens (CVP) toonde zich erg geïrriteerd door wat zijn collega van Onderwijs Luc Van den Bossche (SP) had gezegd in een interview met het blad Taalschrift. Hoezo, het schaamrood stijgt hem naar de wangen als hij ziet hoe weinig de Vlaamse Gemeenschap maar besteedt aan de literatuur ? Nooit, zegt Martens, heeft Van den Bossche zich in de Vlaamse regering sterk gemaakt om dat budget te verhogen. Diens idee om het literatuurbeleid toe te vertrouwen aan een Fonds voor de Letteren, naar Nederlands model, ja, om zelfs een gemeenschappelijk Vlaams-Nederlands Fonds op te richten ? Ook nooit wat van gehoord in de regering, zelfs niet toen ze delibereerde over Martens’ recente Beleidsbrief Letteren.

Even leek tussen de ministers een rel te broeien. Maar hoezeer de soep ook stond te dampen, ze werd bijlange niet zo heet gegeten als ze was opgediend.

Ondertussen ligt in het Vlaams parlement een voorstel van decreet over zo’n Fonds ter tafel. Het werd ingediend door SP-parlementslid Kathy Lindekens en mee ondertekend door haar collega Tuur Van Wallendael (SP). En het voorstel is wel degelijk tot stand gekomen onder auspiciën van de cultuurcel bij het kabinet-Van den Bossche, die het cultuurbeleid van minister Martens moet ?bewaken? (omgekeerd bestaat in het kabinet-Martens een soortgelijke schaduwcel voor onderwijs). Als basis daarvoor diende een voorstel dat enkele jaren geleden was bedacht door de (intussen ingeslapen) Vereniging van Auteurs en Vertalers (VAV).

SMACHTEND KIJKEN NAAR NEDERLAND

Dat model inspireerde zich dan weer uitdrukkelijk op het Nederlandse Fonds voor de Letteren. Dat Fonds is in het literatuurbeleid een toonbeeld van de ?afstandelijkheid van bestuur? die de Nederlandse overheid nastreeft. Het Fonds werkt geheel autonoom : het beslist eigenmachtig over de verdeling van de beschikbare subsidies en verricht ook alle administratie daarrond. Literair Vlaanderen kijkt haast smachtend tegen dat model aan. Het werkt degelijk, snel en flexibel en lijdt allerminst onder de chronische traagheid waarmee in Vlaanderen subsidies worden beslist en uitbetaald.

Een autonoom Fonds zou vooral de politisering van het beleid moeten tegengaan. Want in Vlaanderen ligt de beslissingsmacht alleen bij de minister van Cultuur, zij het dat hij eerst advies vraagt aan de zogeheten Letterencommissie. Ze is niet populair, deze commissie, want ze moet volgens het Cultuurpact worden samengesteld, wat het vermoeden wekt dat ze uitsluitend bestaat uit incompetente en misschien wel corrupte partijcreaturen.

De Vlaamse politiek liep nooit warm voor een autonoom Fonds. Volgens de vorige minister van Cultuur, Hugo Weckx (CVP), strookt deze beleidsmethode niet met ?onze politieke cultuur? die, wist Weckx toen veel, ondertussen als ?oud? en verwerpelijk is geschandvlekt. Ook vond hij dat een Fonds te veel overhead-kosten zou vergen, een argument dat Luc Martens ook vaak hanteert.

En nu is er dat voorstel-Lindekens, dat uitdrukkelijk naar het Nederlandse model verwijst. Toch ontbreekt in het voorstel de essentie daarvan, namelijk de autonomie : het Vlaamse Fonds blijft gewoon binnen de administratie van Cultuur functioneren. Daarvoor beroept het voorstel zich op ?de concrete politieke, sociale en culturele situatie in Vlaanderen?, wat dat ook moge betekenen. Wel legt het voorstel het beslissingsrecht niet bij de minister van Cultuur, maar bij de algemene commissie van het Fonds.

GELD IS DE ENIGE WAARHEID

Lindekens stelt optimistisch dat de leden daarvan deskundig moeten zijn en zich in hun oordeel moeten laten leiden door kwaliteit en, warempel, objectiviteit. Maar die eisen worden, in theorie, nu al gesteld aan de leden van de huidige Letterencommissie. Bovendien zijn dit volgens het voorstel slechts ?bijkomende selectiecriteria? ; primair zijn en blijven de normen van het Cultuurpact, wat ook moeilijk anders kan, want wet is wet. Dat betekent dat de mandaten in dat Vlaams Fonds alweer partijpolitiek moeten worden verdeeld. Ook daarin onderscheidt het Fonds zich dus niet van de huidige regeling. Het enige significante verschil is dat de minister van Cultuur er in de besluitvorming niet meer aan te pas komt. Het Fonds beslist alleen en daarmee uit.

Maar is dat wel een écht verschil ? Ook nu volgt de minister in belangrijke mate de adviezen van de Letterencommissie, zelfs stipter dan Luc Martens zelf dacht, hij heeft het laten uitrekenen. Het voorstel-Lindekens valt dus wel erg minimalistisch uit, zelfs in die mate dat de vraag rijst of zo’n mager beestje echt wel de moeite van een wetgevend initiatief waard is.

Kon minister Martens het gemopper over het literatuurbeleid tot nu toe over zich heen laten gaan, met het voorstel-Lindekens wordt hij er wel politiek door gevat. Voor hem moet zo’n Fonds passen in het kader van een harmonisering met het Nederlandse literatuurbeleid. Daar ontkomt Vlaanderen niet aan, omdat ?Europa? discriminatie naar nationaliteit verbiedt. Dus kunnen Vlaamse auteurs in Nederland subsidies aanvragen, zoals Nederlandse schrijvers voor steun aan Vlaamse deuren mogen komen aankloppen. Dat vergt onderlinge afspraken, of nog beter, zoals Van den Bossche suggereerde, een gezamenlijk Fonds.

Vooral Nederland is daar vragende partij voor, omdat er veel meer Nederlands subsidiegeld naar Vlaanderen gaat dan omgekeerd. Een Vlaams letterenfonds moet voor Martens alleen dienen om het Vlaamse beleid op het Nederlandse af te stemmen. Daarvoor is de eerste vereiste dan weer dat het Vlaamse literatuurbudget nu goed 100 miljoen frank gevoelig wordt verhoogd. Wil het verhoudingsgewijs op dezelfde hoogte als het Nederlandse budget komen, dan moet het minstens worden verdubbeld. En dat zit er de eerste tijd zeker niet in.

M.R.

Kathy Lindekens : een mager beestje.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content