Hubert van Humbeeck

Wellicht staat geen enkele berg zo symbool voor een land als de Fujiyama voor Japan. Hij is tegelijk een stomende, wilde vulkaan en een oord van rust, schoonheid en harmonie. Het is dan ook een plek waar godinnen thuis zijn.

De zomer op de Fujiyama is kort. De kou en de sneeuw laten zich 3776 meter hoog maar langzaam terug dringen. Wie de gelijkmatige vorm van de berg vanop een afstand bekijkt, kan niet anders dan onder de indruk komen van zijn schoonheid. De Fuji is geen ruwe hoop stenen of een plompe rots die door de natuur willekeurig is neergezet. Japanners vergelijken hun heilige berg soms met een omgekeerde waaier. De bijna altijd witte top is dan een lotusbloem, terwijl het geheel de sterren en de wolken streelt.

De kou en de sneeuw maken dat de Fujiyama eigenlijk alleen in de maanden juli en augustus open is voor het publiek. Dat wil niet zeggen dat de berg anders niet kan worden bezocht. Maar alleen in het hartje van de zomer zijn ook de hutten en stalletjes bemand, die maken dat het er in die periode altijd een beetje kermis is. De noedelrestaurantjes, de souvenirshops, het platform aan de rand van de krater waar iedereen rustig aanschuift om een foto te maken. We zijn per slot van rekening in Japan.

De bezoeker is in die tijd ook nooit alleen op de berg. Elk jaar weer stappen enkele miljoenen Japanners in de maanden juli en augustus langs de helling omhoog. Ze doen dat louter voor de sport of uit een oud religieus gevoel, maar doorgaans ter wille van een combinatie van beiden. De zonsopgang op de Fujiyama is, zo wordt gezegd, adembenemend. De berg is dan, als het ware, een groot altaar voor de zon.

Overigens wagen lang niet alleen Japanners zich aan een nachtelijke tocht over de gestolde lava naar boven. Het moment van de zonsopgang is vaak een zeldzaam ogenblik waarop de berg niet door wolken en mist is omgeven. De mythe van de Fuji is namelijk ook dat hij zich zo weinig in zijn volle glorie laat bewonderen. Het klinkt onwaarschijnlijk, maar het verhaal is bekend van wandelaars die aan de voet van de berg de verkeerde kant op liepen. Ze stonden met hun neus op een gevaarte van meer dan drieduizend meter hoog, maar ze zagen het gewoon niet.

Wie de sneltrein van Tokio naar Osaka en Kobe neemt, raast de Fuji voorbij. De treinbestuurder verwittigt de reizigers altijd als de berg ook zichtbaar is. Iedereen spoedt zich dan naar de juiste kant van de trein om het wonder te aanschouwen. Maar de Belgische voetballers, bijvoorbeeld, die tijdens de voorbije wereldbeker eind juni in het stadion van Shizuoka tegen Rusland speelden, hebben de Fuji niet gezien. Toch ligt dat stadion bij manier van spreken in de schaduw van de berg. Maar op die, nochtans zonnige, dag was er van de Fujiyama geen spoor te bekennen.

FEEST VAN HET VUUR

De Fujiyama is een nog jonge vulkaan. Hij slaapt, maar is zeker niet uitgedoofd. Hij is in de loop van duizenden jaren gevormd door de lagen lava, vulkanische as en rotsblokken die bij uitbarstingen in de lucht werden geslingerd. De meest recente, grote uitbarsting vond in 1707 plaats, toen er tot een kleine honderd kilometer verderop in de straten van Tokio een centimetersdikke laag as lag. Er zijn wandelaars die beweren dat ze de buik van de berg tijdens hun tocht hebben horen grollen en rommelen – maar het mag niet worden uitgesloten dat de inspanning hun waarnemingsvermogen tijdelijk heeft aangetast.

Een oude Japanse volksuitdrukking wil dat het wijs is om de Fuji één keer te beklimmen, maar dwaas om dat twee keer te doen. Andere Japanners zijn simpel van oordeel dat de berg dient om naar te kijken, niet om er zich in een fysieke krachtinspanning mee te meten. In ieder geval domineert hij met zijn koele schoonheid de hele omgeving – een natuurpark overigens, waarin de berg wordt omgeven door vijf meren. Die ontstonden omdat de lavastromen uit de vulkaan waterlopen afdamden en plassen water vormden. In die meren weerspiegelt de Fuji zich prachtig en vormt hij een schitterend geheel met het landschap.

De berg ontleent zijn naam wellicht aan de vuurgodin van het Aino-volk. Dat woonde vroeger in grote delen van de Japanse eilandengroep. Tegenwoordig zijn er nog alleen Aino in het noorden, op de Koerilen en op het Russische schiereiland Sakhalin. Veel plaatsnamen in het oosten van Japan gaan nog altijd op Aino-woorden en begrippen terug.

Om de vuurgodin mild te stemmen, werd er al heel vroeg aan de voet van de vulkaan een schrijn gebouwd. De priesters die daar voor de eredienst instonden, moesten er voor zorgen dat de godin niet boos werd en vuur spuwde. Als dat dan toch gebeurde, was dat hun schuld. Dan waren ze in hun plicht te kort geschoten.

Het jaarlijkse klimseizoen eindigt eind augustus trouwens nog altijd met het grote vuurfeest in het stadje Fuji-Yoshida. Dat feest draait rond de godin Konohana Sakuya Hime, die ondertussen de belangrijkste godin van de berg is geworden. Konohana Sakuya Hime betekent zoiets als ‘bloeiende bomen’ of ‘bloeiende bloemen in de bomen’. Een oud verhaal vertelt dat de godin met een god trouwde. Die werd snel wantrouwig, toen bleek dat de godin al kort na hun huwelijk zwanger was. Om hem van haar trouw te overtuigen, trok ze zich terug in een brandend boudoir waar ze hem een zoon baarde. De vlammen raakten haar niet, en het kind al evenmin. De plechtigheid die ter gelegenheid van het vuurfeest wordt opgevoerd, moet de stad tegen het vuur beschermen.

ZO SPRAK DE KEIZER

De Fujiyama is een symbool van Japan en van het traditionele Japanse geloof, het shintoïsme. Het shintoïsme wil zoveel zeggen als ‘de weg van de geesten’ of ‘van de goden’. Het staat in die zin tegenover ‘de weg van Boeddha’, de religie die in de zesde, zevende eeuw uit China binnensijpelde en in een proces van eeuwen door de Japanse samenleving werd opgeslorpt. Het shintoïsme verkondigt geen dogma’s en geen leerstellingen, het gelooft in de kracht van de menselijke geest en van de natuur.

Europeanen die in Japan op bezoek zijn, mogen niet hopen dat ze de ziel van dat land gemakkelijk zullen begrijpen. De waarden die er worden gehanteerd, hebben wortels in een rijk, maar ver en complex verleden. Zo werden de mythes van het shintoïsme in het begin van de achtste eeuw door geleerden opgeschreven en vastgelegd. Dat gebeurde niet zomaar. De positie van de clan die op dat moment de keizer leverde, moest worden verklaard en versterkt. De verhalen die te maken hebben met de zonnegodin Amaterasu werden daarom goed in de verf gezet. De eerste keizer zou namelijk uit die godin zijn geboren.

De huidige keizer van Japan is ondertussen nog altijd een rechtstreekse nazaat van de clan, die toen haar heerschappij over de eilanden vestigde. Tot 1945 geloofden de Japanners dat hun keizer een goddelijke afkomst had. Na de Japanse nederlaag in de Tweede Wereldoorlog verplichtten de Amerikanen de toenmalige keizer Hirohito om dat in een radioboodschap tegenover de bevolking te ontkennen. Het is nog altijd niet helemaal duidelijk wat Hirohito toen precies heeft gezegd. Hij sprak namelijk een vorm van oud-Japans, dat nog alleen aan het hof werd gebruikt. Het verhaal maakt in ieder geval duidelijk hoe belangrijk de aanbidding van de zon in het traditionele Japan was – en de plaats die de Fujiyama daarin kon hebben.

De shintogoden werden namelijk vooral met natuurlijke plaatsen in verband gebracht. Ze hadden daarbij zelfs een voorkeur voor bergen. Die bevinden zich dichter bij de hemel en bij de zon en ze voorzien het omringende land bovendien van water dat noodzakelijk is voor het leven. Misschien zijn veel van die berggoden daarom wel godinnen – omdat ze het land vruchtbaar maken. Overigens waren die bergen eerst zélf god. Onder invloed van het boeddhisme werden ze later de plek waar de goden wonen. Op zo’n berg kunnen trouwens verschillende goden een onderkomen hebben. Dat is geen probleem, dan krijgen ze elk hun eigen schrijn.

Een legende wil dat de Fuji ooit op één nacht uit het Biwameer oprees. Toen een Chinese keizer daarvan hoorde, besloot hij dat zo’n berg wel een zeer grote hoeveelheid van het levenselixir moest bevatten. De Fujiyama wordt niet zomaar onder meer ‘de berg van het eeuwige leven’ genoemd. De keizer verzamelde een gezelschap van mooie jongens en meisjes rond zich en zeilde naar het land van de rijzende zon. Zijn jonken trotseerden wind en storm. Toen die ging liggen, zag de keizer de witte top van de vulkaan hoog boven de zeilen van zijn schepen uittorenen. Hij nam de leiding van de processie die naar boven klom. Toen ze bijna de top van de berg hadden bereikt, kon de keizer zich niet meer intomen. Hij rende de laatste honderden meters naar boven om als eerste van het levenswater te drinken. Als de anderen hem even later terug zagen, had hij het eeuwige leven gevonden. Hij lag op zijn rug, dood. Maar de glimlach om zijn lippen was nooit tevoren zo vredig geweest.

Een andere Chinees maakte dezelfde reis, om dezelfde reden. Maar ook hij faalde, en stierf op de flanken van de Fuji. Hij werd desalniettemin beschouwd als een heilige. Op de plaats waar hij neerviel, werd een schrijn opgericht. Een jongen die daar later bad, kreeg voor zijn gebed een kleine, papieren kraanvogel. Die werd in zijn handen echter ineens reuzengroot. Op de rug van de vogel vloog de jongen naar het land van de eeuwige jeugd. Tot zijn verbazing bleek iedereen daar bijzonder ongelukkig. De mensen wilden er sterven, maar dat lukte niet. Wat ze ook probeerden, ze slaagden er niet in om dood te gaan. De jongen maakte dat hij weg kwam. Na wat hij had gezien, was hij bij zijn terugkeer uitermate tevreden met de jaren die hem werden toebedeeld.

Zo is de Fuji al honderden jaren niet alleen een stuk prachtige, woeste natuur maar misschien ook en vooral een bedevaartplaats. Als gevolg van dat religieuze karakter was de berg ook lange tijd verboden terrein voor vrouwen. Er zijn in Japan om die reden trouwens nog altijd bergen waar vrouwen niet welkom zijn. De eerste vrouw die op de Fuji helemaal naar boven liep, was een Lady Parkes in 1867. Ze was de vrouw van de toenmalige Engelse ambassadeur in Japan. Het is niet bekend hoe de priesters boven op haar komst hebben gereageerd.

HET WEER OP DE BERG

De instroom van Chinese culturele en religieuze invloeden veranderde de bergcultus vanaf de zesde eeuw langzaam maar zeker. Heilige bergen werden geleidelijk plekken waar gelovigen zich terug trokken. Rondreizende monniken vonden er een onderkomen. Boeddhistische sekten zochten doorgaans een bergtop uit om er hun hoofdkwartier te vestigen. Het is daarom geen wonder dat zoveel oude verhalen zich op en om bergen afspelen. Japan bestaat overigens voor bijna tachtig procent uit onherbergzaam berglandschap. Het land worstelt sinds jaar en dag met de ruimte om te wonen en voedsel te verbouwen.

De Chinese cultuur die de Japanse eilanden binnendrong, werd door de Japanners zoals bekend eindeloos aangepast en geïntegreerd. Zo had de godin Konohana Sakuya Hime in eerste instantie niets met de Fuji te maken. Ergens tussen de 14e en de 16e eeuw groeide bij de mensen het geloof dat ze hen tegen de uitbarstingen van de vulkaan kon beschermen. Zoals ze haar zoon van het vuur in het brandende boudoir had gevrijwaard. In de periode daarna ontstond de Fuji-ko, een beweging die de godin op de berg ging vereren. Konohana Sakuya Hime werd zo de belangrijkste godin van de Fujiyama. In alle belangrijke schrijnen aan de voet van de berg en aan de rand van de krater neemt ze een centrale plaats in. Veel pelgrims beklimmen de Fuji ook vandaag nog volgens de oude gewoonte, in witte kleren en met een brede strohoed op hun hoofd. Ze luiden daarbij onderweg een bel en ze zingen: ‘Mogen onze zes zintuigen zuiver zijn en het weer op de honorabele berg goed.’

Dat de Fujiyama oorspronkelijk een plek was waar shintogoden woonden, was voor boeddhisten geen beletsel om er op hun beurt betekenis aan te hechten. Waar precies de grens ligt tussen shintoïsme en boeddhisme is in Japan niet altijd even duidelijk. Onder de indruk van zijn schoonheid, vonden boeddhisten de Fuji een uitgelezen plaats om er te mediteren. Zoals de top van de berg boven de mist en de wolken uitsteekt, zo ontstijgt iemand die mediteert de passies en de illusies die de blik van gewone mensen verduistert en vertroebelt.

In werkelijkheid is de Fuji overigens lang niet zo volmaakt als hij doorgaans wordt afgebeeld. Hij bewaart zijn mysterie omdat hij zelden echt goed kan worden bewonderd. Bij de recentste grote uitbarsting in het begin van de 18e eeuw is er in een flank een kratertje bijgekomen, dat daar nu de vorm aanneemt van een lelijke puist. Bovendien is de rand van de krater aan één kant merkelijk meer verbrokkeld en gekarteld dan aan de andere kant. Maar bij de goddelijkheid van de natuur verzinken de werken van de mens vanzelfsprekend in het niets.

MONUMENT VAN HARMONIE

Ook daarom is de Fuji zo eindeloos vaak beschreven, bezongen, getekend en geschilderd. De beroemdste afbeeldingen zijn wellicht de ’36 zichten op de Fujiyama’ van Katsushika Hokusai (1760-1849), die de kunst van de houtsnede precies in deze serie werken naar de perfectie voerde. Hokusai legde de verscheidenheid vast, die de aanblik van de berg biedt. De witte sneeuwtop in de winter, die ’s zomers een delicaat kroontje wordt dat boven de wolken uitsteekt. De blauwige flanken in het volle daglicht. Het dieprode berglichaam als de zon naar de kim neigt.

Het werk van Hokusai werd en wordt in het Westen vaak meer op prijs gesteld dan in Japan zelf. Kunstenaars zoals hij hadden nauwelijks sociaal aanzien. Hun prenten gingen voor enkele stuivers van de hand. Maar toen het werk van Hokusai in het midden van de 19e eeuw in Parijs langzaam bekend raakte, werd het daar enthousiast bewonderd en verzameld door jonge schilders zoals Claude Monet, Edgar Degas en Henri de Toulouse-Lautrec. De invloed van Japanse houtsnede-kunstenaars zoals Hokusai maar ook Utagawa Hiroshige op de impressionisten was groot. Ook van Vincent van Gogh is bekend dat hij er zich door liet inspireren.

Eigenlijk was de kring daarmee ook rond. Want wat de aanstormende Parijse avant-garde in het midden van de 19e eeuw niet wist, was dat Hokusai op zijn beurt met veel belangstelling naar werk van Hollandse landschapsschilders had gekeken. Hij kreeg daar een glimp van te zien, via de handelsvestiging die de Hollanders als enige westerse mogendheid bij de haven van Nagasaki mochten hebben.

In die jaren nam de druk op Japan ook toe om zich meer voor handel met Europa en de Verenigde Staten open te stellen. Het was bijna tijd voor de zogenaamde Meiji-restauratie. Met een omgekeerde revolutie werd de shogun, de militaire dictator, ten val gebracht en de keizer in zijn wereldlijke macht hersteld. Japan werd uit de middeleeuwen getild en als het ware in de moderne tijd gekatapulteerd.

Toch onderging het die ontwikkeling ook op eigen wijze. Het probeerde zich aan te passen, op zo’n manier dat het tegelijk zoveel mogelijk zichzelf kon blijven. Het vangt schokken op, zoals een grote golf tenslotte uitloopt in enkele rimpels op een wateroppervlak. Japan is een land van vulkanen en aardbevingen. De ondergrond is permanent in beweging. Maar daarboven troont de Fujiyama als een monument van rust en harmonie. Alleen de godin weet wanneer de berg weer wakker wordt. Wij weten alleen dat die dag ooit komt.

Hubert van Humbeeck

In het land van de eeuwige jeugd leven de meest ongelukkige mensen. Ze willen sterven, en dat lukt maar niet.

In werkelijkheid is de berg lang niet zo volmaakt als hij altijd wordt afgebeeld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content