Met de bundel Navagio rondt dichter Peter Holvoet-Hanssen een reis in vijf etappes af. ‘Ik heb met een enterhaak lezers meegesleurd, hen haast hersenschade bezorgd. Maar wat een avontuur!’

In de Aantekeningen achter in zijn nieuwe bundel Navagio geeft de dichter Peter Holvoet-Hanssen enige uitleg over zijn bezigheden. ‘Sommige woorden wilden niet in verbinding treden met andere aangespoelde woorden – sommige wilden niet meer van mekaar scheiden. Proces van afstoten en aantrekken. Opbouw en afbraak op de scheepswerf in mijn hoofd.’ Peter Holvoet-Hanssen, moet u weten, is bedreven in omkaderend blabla. De vraag is of poëzie dat wel nodig heeft.

Geen bezwaar, vond de jury van de Vlaamse Cultuurprijzen 2007, die hem begin dit jaar de driejaarlijkse poëzieprijs toekende. En een cheque van 12.500 euro. De Antwerpenaar kreeg de prijs voor zijn vorige bundel, Spinalonga uit 2005, de felle storm die hem naar de schipbreuk van Navagio zou leiden. Of zoiets. Holvoet-Hanssen, ook dat moet u weten, heeft een piratenfetisj.

peter HOLVOET-HANSSEN: Navagio, met zijn ‘wrakhoutgedichten’, voltooit een reis die vijf bundels duurde. Spinalonga eindigde met een storm, barok haast, maar daarom ben ik nog geen barokke dichter. Navagio is veel intiemer. Gebroken woorden spoelen aan. Ik verzamelde die woorden eerst op de Antwerpse begraafplaats het Schoonselhof, waar mijn moeder begraven ligt. Of ze verschenen voor mijn geestesoog tussen droom en ontwaken. Ik heb altijd geweten dat deze poëziereis zou eindigen met dood en verstilling. De teneur van Navagio móést dus heel anders zijn, dat wist ik al tijdens het componeren van Spinalonga. Ik zocht andere kusten op, andere samenwerkingsverbanden, andere schrijfopdrachten. Dankzij het concept van Navagio, dat de monding is van een ooit explosief begonnen avontuur, kwamen mijn allermooiste verzen eraan, maar ik had ze niet kunnen schrijven zonder de voorafgaande bundels.

Betekent dit dat u bij het begin van de reis al wist waar u heen zou varen, of hebt u de route gaandeweg uitgestippeld?

HOLVOET-HANSSEN: Het drieluik Strombolicchio, Dwangbuis van Houdini en Santander was begin jaren negentig al helemaal uitgestippeld. Ik dacht met Santander de reis te kunnen beëindigen, maar ik moest de uit de hand lopende hersenspinsels van mijn kwaadaardige alter ego J. Enterhaeck afbreken met de antiroman De vliegende monnik, om mij weer te kunnen opbouwen. ‘Ik breek mij af, bouw mij op’ is trouwens mijn lijfspreuk. Maar Santander bleek niet het einde van de reis. Elke bundel, elk gedicht daagt mij als dichter uit en elke bundel is voor mij een nieuwe stap. Ik werkte tot op heden filmisch, met scenario’s en uitgekozen reisroutes, die dan tot in het secuurste detail werden ingevuld. Toen ik het ex-leprozeneilandje Spinalonga bij Kreta bezocht, en nadien het Navagio-strand in Zakynthos met het scheepswrak, ontvouwden zich al vlug twee aanvullende draaiboeken: Spinalonga en de tegenpool Navagio.

Momenteel werk ik aan proza, de tegenhanger van De vliegende monnik. Deze keer wordt het geen helse leeservaring, integendeel. De titel luidt Zoutkrabber Expedities, naar het gelijknamige gedicht uit Navagio. Een modern sprookje, maar met de voeten in dit tranendal.

Samen met jeugdschrijfster Noëlla Elpers vormt u Het Kapersnest. Kapers overvielen schepen van landen waarmee het eigen land in oorlog was. Wat kaapt u precies? De taal allicht.

HOLVOET-HANSSEN: Uiteraard kaap ik de taal, en ik ben daar erg ver in gegaan. Zo ver zelfs dat al eens iemand dacht dat ik écht krankzinnig was, dat professoren met de handen in het haar zaten. Maar een kaper heeft een brief, met andere woorden: ik publiceer boeken binnen een circuit, ik word gesubsidieerd. Tegelijkertijd ben ik een outsider. Zoals de ontsnappingskunstenaar Harry Houdini sta ik binnen én buiten de wet. Ik ben diep in mijn brein gedoken, zeer diep. En heb met een enterhaak lezers meegesleurd, hen haast hersenschade bezorgd. Maar wat een avontuur! Het Kapersnest was de naam van mijn vrijbuiterswoonst, later werd het de naam van de samenwerking met Noëlla voor kinderen. We enteren scholen en bibliotheken, maar ik spéél geen piraatje: het zijn verregaande, avontuurlijke maar ook diepgaande lezingen en workshops.

U bent een jutter van woorden, uw gedichten lijken associatief. Maar aan de andere kant huist in u een mathematische dwangmatigheid. Is het allemaal wel zo gek als het lijkt, of zit er net heel veel structuur en voorbedachten rade in uw werk?

HOLVOET-HANSSEN: Goed dat u het zegt: ‘ze lijken associatief’. Driekwart van de verzen van Navagio was puzzelwerk met vergaard materiaal, tot de chemie begon te werken. Sommige woorden werden verliefd op elkaar, andere stootten elkaar af. Wanneer de chemie werkte, kon een gedicht als een organisme ontstaan, dat dan weer paste in een niet toevallig scenario. Dat mathematische is niet overdreven hoor, zelfs extreem met af en toe een welbepaald aantal lettertekens per regel, maar ik probeer wel zo te schrijven dat je de inwendige machinerie en structuur vergeet, zoals de mensen vroeger naar Harry Houdini keken: tot het uiterste voorbereide ontsnappingspogingen, waar erg veel lef voor nodig was.

Ik heb maanden gewerkt aan de inhoud en de passende vorm van de wolkengedichten in Santander. Het duurde zes maanden voor mijn eerste wrakhoutgedicht Nachtraaf visueel áf was. Pas dan was ik goed en wel vertrokken. Ik ben een perfectionist en een controlefreak, maar ook iemand die het koord durft te lossen. Als mijn poëzie gek lijkt, zegt dat soms meer over de lezer. Die moet zijn geijkte paden durven te verlaten en in een onstuimig bootje stappen. Maar dat wordt secuur naar een duistere bestemming geloodst.

U koestert uw fantasie. Misschien is uw vastgehouden kinderlijkheid wel uw sterkste punt.

HOLVOET-HANSSEN: Dan zult u ook weten dat kinderen niet altijd engeltjes zijn. Of altijd onbevangen. Maar dan komt het moment waarop verbeeldingskracht overgaat in ontluistering, ontluistering gaat over in aanpassing, en aanpassing dreigt te verzanden in materialisme. ‘Echte reizen maak je in je hoofd’ – het motto van mijn kaperskapiteine – is een meer dan waardevolle slagzin. De verbeeldingskracht, met de voeten in het lijden op aarde, met levenslust ondanks alles, is van onschatbare waarde. ‘Blijf doen wat je goed kunt en graag doet’, zeggen we dan ook tegen kinderen en jongeren, of dat nu sport is of tekenkunst: verbittering is des duivels oorkussen. Gefrustreerde mensen vallen veel te vlug in een neerwaartse spiraal. Ik ben geen positivo, maar ik geef me niet zomaar gewonnen tegen oprukkende zwarte gaten.

Tot slot: uw gedichten hebben vaak een ondertitel die naar een liedvorm verwijst, of er staan twee muzieknoten naast de titel. Zijn die gedichten zingbaar?

HOLVOET-HANSSEN: Sommige wel. Ik noem me graag een troubadour, een adept van de Franse dichter-vagebond François Villon. Gaandeweg liet ik meer en meer muziek in mijn werk binnen, hoewel dat al van bij het begin aanwezig was. In Spinalonga staat bijvoorbeeld een ‘Rozenbloedje’. Dat zing ik op een eigen melodie en het blijkt erg te ontroeren. In Navagio staat een verstillend ‘Lied voor Vogel Kenny’, opgedragen aan een kind dat een eeuwigheid te vroeg stierf. Krijg je gewis kippenvel van. Of neem het titelgedicht uit Navagio. Daar staan inderdaad niet zomaar twee muzieknootjes naast. Ik zing het op de muziek van One Spring Morning van Akron Family uit de dubbel-cd Rogue’s Gallery, met onder anderen Johnny Depp als producer. Dat zeemanslied stond model, qua metrum en alles. Kruisbestuiving alom dus. Voorts denk ik inderdaad dat een flink aantal van mijn gedichten ‘getoonzet’ kan worden. Maar dat moet de lezer zelf maar aanvoelen, vind ik. Een nieuw gedicht, De meeuw, heeft als ondertitel ‘muziekdooslied’. Maar het heeft geen muziekdoosje nodig om tot leven te komen in je hoofd.

www.kapersnest.be

DOOR PHILIP HOORNE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content