Ann Peuteman

Ze worden weleens de laatste Belgen genoemd. Dat vinden ze zelf best, zolang ze maar geen Walen hoeven te zijn. Duitstalige Belgen zijn een volk apart. Hoe apart precies, wil hun minister-president met een volksraadpleging achterhalen.

Anno 1919. In het verdrag van Versailles worden de Oostkantons aan België toegewezen. Daarop trekken de 33.726 stemgerechtigde inwoners naar een volksraadpleging. De vraag is simpel: hebben ze zin om Belg te worden? Slechts 271 mensen zien dat niet zitten. Dus wordt ons land in 1920 uitgebreid met een gebied van 1050 vierkante kilometer: de huidige Duitstalige Gemeenschap, Malmédy en Waimes.

Ruim tachtig jaar later wil Karl-Heinz Lambertz (PS-SP), minister-president van de Duitstalige Gemeenschap, opnieuw van zijn bevolking weten hoe die de toekomst van haar regio ziet. ‘Ik ben geen radicale federalist’, aldus Lambertz. ‘Maar ik wil wel een zo groot mogelijke autonomie voor de Gemeenschap.’ En dat tot groot ongenoegen van het Waalse Gewest, dat geen zin heeft om nog veel meer bevoegdheden uit handen te geven. Daarom riep Lambertz de Duitstalige raad vorige week op om een referendum te organiseren waarbij de inwoners zich kunnen uitspreken over hun identiteit en de toekomst van hun Gemeenschap. Hij opperde het idee al eens in november 2000, maar toen stierf het een stille dood. Vandaag, in nieuwsarme tijden, vindt zijn voorstel veel meer weerklank.

Waarom vond u de tijd net nu rijp om het idee van een volksraadpleging, na bijna twee jaar, weer op te rakelen?

Karl-Heinz Lambertz: Omdat er in 2004 deelstaatverkiezingen zijn. Als we er geen politiek spelletje van willen maken, moet het referendum er heel binnenkort komen of tot de volgende regeerperiode worden uitgesteld. De omstandigheden vragen gewoon dat we de discussie over de toekomst van de Duitstalige Gemeenschap vandaag op de agenda zetten.

Met het oog op die verkiezingen wordt de adem van de radicaal federalistische Partij van Duitstalige Belgen (PDB) steeds heter. Heeft dat uw timing beïnvloed?

Lambertz: Ik voel me door niemand bedreigd, en zeker niet door de PDB. Twintig jaar geleden was die partij goed voor 30 procent van de stemmen, vandaag halen ze minder dan de helft. Het is trouwens eenvoudiger om met de PDB over meer autonomie te praten dan met de christen-democratische CSP. De PDB heeft immers heel duidelijke standpunten. We zijn het op veel vlakken oneens, maar er is wel een dialoog mogelijk. En als we als kleine regio gewicht in de schaal willen leggen, is er altijd een zo groot mogelijke consensus nodig.

Met de CSP, die sinds 1999 voor het eerst in haar geschiedenis in de oppositie zit, verloopt de samenwerking veel moeizamer. In de veertig jaar dat zij hebben geregeerd, wisten ze geen enkele nieuwe bevoegdheid binnen te halen. En nu staan ze te roepen dat wij niet genoeg doen.

Er wordt beweerd dat de CSP in 1999 werd gewipt omdat Elio Di Rupo (PS) en Louis Michel (MR) de Duitstalige Gemeenschap een paars-groene coalitie opdrongen.

Lambertz: Ik laat mij door niets en niemand onder druk zetten. Na de verkiezingen van 1999 hebben we hier inderdaad voor het eerst een regering gevormd zonder de christen-democraten. Mijn partij had voor de verkiezingen een akkoord met hen gesloten, maar uiteindelijk vonden wij de meerderheid te nipt. Natuurlijk heeft ook meegespeeld dat er elders in België paars-groene regeringen werden gevormd én hebben wij met de partijen in Namen en Brussel gepraat. Voor de socialisten hier was het heel aantrekkelijk om in een coalitie te stappen waarbij wij voor de eerste keer de minister-president konden leveren – en ook belangrijk: de Duitstalige senator. Maar niemand heeft ons daartoe gedwongen.

Verwacht u dat de oppositie in september dwars gaat liggen bij de bespreking van een eventuele volksraadpleging?

Lambertz: De meningen zijn op dit moment nog erg verdeeld en ik kan onmogelijk voorspellen welke beslissing uit de bus zal komen. Dat is nu aan de raad, want het is geenszins de bedoeling dat de regering het initiatief neemt voor die volksraadpleging.

Het zal in ieder geval geen makkelijke discussie worden. Maar we moeten tot elke prijs verhinderen dat het hele idee ontaardt in een klassieke polarisering tussen meerderheid en oppositie. Voorts moeten de vragen heel nauwkeurig worden opgesteld en moet er duidelijke informatie worden gegeven. Ook op juridisch vlak staan we voor problemen: er is geen wettelijk kader voor volksraadplegingen die door het federale niveau of door de deelstaten worden georganiseerd. Maar dat betekent natuurlijk niet dat het verboden is. Volgens mij kunnen referenda in de deelstaten heel nuttig zijn en moeten ze een wettelijk kader krijgen. Maar dat zie ik de komende twee jaar niet gebeuren, en als het aan mij ligt, zullen we daar ook niet op wachten.

Als er snel een volksraadpleging komt, zullen de resultaten dus niet bindend zijn.

Lambertz: Maar dan weten we tenminste hoe onze mensen over hun identiteit en over de toekomst van de Duitstalige Gemeenschap denken. Natuurlijk moeten we daarnaast via onderhandelingen met vooral het Waalse Gewest aan de uitbreiding van onze autonomie werken.

Veel hangt af van de ontwikkelingen van onze federale staat. Aan de ene kant zijn er natuurlijk de gesprekken tussen Walen en Vlamingen. Daarbij zijn wij eigenlijk Zaungäste: we hebben niet echt invloed op de discussie, maar we moeten wel zorgen dat we erbij zijn om te zien welke gevolgen de beslissingen voor onze gemeenschap kunnen hebben. Veel belangrijker zijn onze onderhandelingen met het Waalse Gewest. De grondwet biedt immers de mogelijkheid om bevoegdheden van het gewest naar de gemeenschap over te hevelen.

U bent met andere woorden op de Walen aangewezen?

Lambertz: Onvermijdelijk. Ondertussen hebben we al een aantal bijkomende taken van het Gewest gekregen: in 1994 Monumenten en Landschappen en in 2000 Werkgelegenheid.

Het Waalse Gewest lijkt echter geen zin te hebben om ook nog eens de gevraagde vijf nieuwe bevoegdheden af te geven.

Lambertz: Dat probleem hebben wij niet gecreëerd. De Duitstalige Gemeenschap was bereid om stap na stap, dossier na dossier voort te werken. Het was het Waalse Gewest dat wilde weten welke richting we uitgingen, wat ons einddoel was. Dus moesten we kiezen: willen we meteen een ‘vierde gewest’ worden, of stellen we een aantal eisen voor? Dat laatste leek ons de beste optie. Na veel discussies hebben we een pakket van vijf bevoegdheden samengesteld die we van het Waalse Gewest willen overnemen: de voogdij over de gemeenten, ruimtelijke ordening, huisvesting, landbouw en het toezicht op de gewestwegen.

Vorige maand bleek echter dat de Walen daar niet mee akkoord gaan. Ze willen op dit moment alleen over de voogdij over de gemeenten praten, en dan nog alleen over een paar aspecten daarvan.

Ze vrezen dat er anders een soort ‘gewest-gemeenschap’ wordt gecreëerd.

Lambertz: Daar zijn ze inderdaad bang voor. In België komt dan immers altijd weer de delicate kwestie-Brussel in het vizier. Terwijl het voor ons simpel is: we willen een zo goed mogelijk beleid voeren op maat van onze regio. Om beter te kunnen werken, is het gewoon aangewezen dat bepaalde bevoegdheden naar Eupen komen.

Ach, vandaag worstelen we nog met dat ingewikkelde systeem van gemeenschappen en gewesten. Maar ik denk dat het concept ‘gemeenschap’ op lange termijn zal verdwijnen. De Franse Gemeenschap wordt vandaag al steeds meer door het Waalse Gewest geabsorbeerd, en oefent niet meer alle gemeenschapsbevoegdheden uit. In Vlaanderen vallen de Gemeenschap en het Gewest zelfs helemaal samen. Als we een beetje vooruitziend zijn, kunnen we maar beter proberen om nog meer bevoegdheden binnen te halen.

Uw Waalse collega Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) is daar duidelijk nog niet aan toe. Hij beweert dat Duitstalige Belgen gewoon Walen zijn die Duits spreken.

Lambertz: Dat is geen nieuw idee. Van Cauwenberghe zegt eigenlijk dat alle inwoners van Wallonië Walen zijn, onafhankelijk van hun cultuur of taal. Maar het zijn net de taal, cultuur en geschiedenis die de identiteit van een volk vormen. Wie een paar dagen in Duitstalig België rondloopt en uit zijn ogen kijkt, kan onmogelijk beweren dat wij Walen zijn. We zijn wel loyale burgers van het Waalse Gewest, maar geen Walen.

Heeft de bewogen geschiedenis van de Oostkantons vandaag nog invloed op de identiteit en samenhorigheid van de Duitstalige Belgen?

Lambertz: Gedeeltelijk. In de vorige eeuw hebben we heel moeilijke tijden gekend en dat laat natuurlijk sporen na. In 1920 werden de Oostkantons door het verdrag van Versailles onder problematische omstandigheden aan België toegewezen. Voor de nieuwe Belgen was het allesbehalve makkelijk om zich te integreren zonder hun eigen cultuur op te geven. En net toen dat begon te lukken, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Het gebied werd toen door de Duitsers geannexeerd en haast alle mannen werden bij de Wehrmacht ingelijfd. Daardoor volgde na de oorlog een ontzettend overdreven repressie, en moesten wij jarenlang opboksen tegen ons imago van nazi’s. Alles wat we deden, voorstelden of eisten werd met argwaan bekeken. Daar is pas sinds de jaren zeventig verandering in gekomen.

Vanwaar die ommekeer?

Lambertz: Enerzijds hebben de Duitstalige Belgen altijd hun eigenheid bewaard en die ook uitgedragen, waardoor de rest van het land ons heeft leren kennen. Anderzijds is er op politiek vlak een heel positieve evolutie geweest, in het kader van de algemene ontwikkeling van onze federale staat: er werden taalwetten goedgekeurd, de Duitstalige Cultuurgemeenschap werd opgericht en later kregen we een eigen regering en parlement. Nu hebben we al bijna twintig jaar lang een raad met wetgevende bevoegdheden, maar de autonomie blijft evolueren.

Wordt de leefwereld van de Duitstalige Belgen vandaag nog in grote mate door Duitsland beïnvloed?

Lambertz: De mensen hier voelen zich zeker geen Duitsers, maar er zijn natuurlijk nog heel wat contacten met Duitsland. Duitstalige Belgen kijken vooral naar de Duitse televisie, ze gaan vaak de grens over om boodschappen te doen en velen werken zelfs in Duitsland. Toch zijn wij een apart gebied met een heel specifieke mentaliteit. De Duitstalige Gemeenschap staat of valt echt niet met het voortbestaan van Duitsland. Wel doen we inspanningen om zo goed mogelijk met ons buurland samen te werken. Wij hebben volgens mij een heel belangrijke rol te vervullen als link tussen België en Duitsland.

In de krant ‘De Morgen’ zei de Duitstalige Belgische journalist Freddy Derwahl onlangs: ‘Lambertz flirt met Bonn, gaat overal in Duitsland de Oostkantons voorstellen als de kleinste van de Länder.’

Lambertz: (geërgerd) Als ik in Duitsland over onze gemeenschap spreek, heb ik het inderdaad altijd over het Duitstalige Bundesland. De Duitsers hebben geen idee wat wij bedoelen met termen als gewest en gemeenschap, dus gebruik ik woorden die ze wél begrijpen. Op de wereldtentoonstelling in Hannover waren we aanwezig onder de noemer ‘ eines der kleinsten Bundesländer auf der Welt‘. Daar is toch niets mis mee? Wij zijn nu eenmaal een van de kleinste regio’s met wetgevende bevoegdheid in Europa, en dat is op zich al geen gemakkelijke situatie.

Wat is er zo moeilijk aan die situatie?

Lambertz: Het is bijvoorbeeld onaanvaardbaar dat de Duitstalige Belgen wel vertegenwoordigd zijn in het Europees parlement, maar niet in hun eigen federale Kamer. Daar zit niet één Duitstalige volksvertegenwoordiger. Door de uitbreiding van de kiesarrondissementen zal het nog moeilijker worden om Duitstalige verkozenen te hebben. Veel zal afhangen van de samenstelling van de kieslijsten van de provincie Luik. U ziet, we zijn er nog niet. En dan heb ik het nog niet eens over de taalproblemen.

Ga gerust uw gang.

Lambertz: Onze taalwetten zijn prachtige instrumenten, maar in de praktijk worden ze niet altijd geëerbiedigd. Zowel de federale als de Waalse overheid sturen Duitstaligen nog geregeld brieven in het Frans. Dat gaat van officiële documenten tot informatieve berichten. Daarnaast worden in ons land nog steeds wetten uitgevaardigd die een deel van de bevolking niet kan lezen. Het Waalse Gewest moet alle decreten en reglementen in het Duits publiceren, maar op federaal niveau wordt niet alles automatisch in het Duits vertaald. Hoewel dat inspanningen vergt, lijkt het me logisch dat alle wetten onmiddellijk in de drie landstalen worden gepubliceerd. Voor alle duidelijkheid: dat betekent in het Nederlands, Frans en Duits.

Ann Peuteman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content