De comeback van Terrence Malick: een lyrisch-episch gedicht over wat de oorlog jonge mannen aandoet.
Misschien waren de verwachtingen té hoog gespannen. Twintig jaar lang al zat de filmliefhebber te wachten op het nieuwe meesterwerk van Terrence Malick. Nu de film er eindelijk is, wekt het resultaat meer respect op dan enthousiasme.
In de jaren zeventig maakte Malick (49) twee films, zijn debuut “Badlands” (1973) en “Days of Heaven” (1978), om daarna niets meer van zich te laten horen. Die twee films volstonden echter om van de man een levende mythe te maken: de mysterieuze kluizenaar die niemand te zien krijgt (Malick geeft nooit interviews), die koppig zijn weg gaat en tot geen compromissen bereid is. De J.D. Salinger van de film werd hij soms genoemd. Toen hij zich dan eindelijk verwaardigde om nog eens achter de camera te gaan staan, voor de verfilming van de oorlogsroman “The Thin Red Line” van James Jones, stonden allerlei grote namen te trappelen om te mogen meedoen; veel van de jonge acteurs waren nog niet eens geboren toen Malick zijn laatste film draaide.
Waarom is Malick zo weinig productief? Is hij dermate kieskeurig, besluiteloos of moeilijk om mee te werken? Of maakt hij precies het soort film dat in Hollywood nauwelijks of niet gefinancierd geraakt? Het zal wel een combinatie van al deze factoren zijn.
“The Thin Red Line” is de kroniek van de oorlogsexploten van een legereenheid – Charlie Company – deel uitmakend van de Amerikaanse strijdkrachten die in 1942-1943 Guadalcanal, een eiland van groot strategisch belang in de Stille Zuidzee, op de Japanners moeten heroveren.
We krijgen een min of meer chronologische vertelling van de operatie: de ontscheping en landing op het eiland, de bloedige en uitputtende gevechten, de rustpauze van de manschappen na de overwinning en het vertrek van de overlevenden uit Guadalcanal. De moeizame verovering van een heuvel die door de Jappen verbeten wordt verdedigd, vormt de hoofdbrok van de film.
Het klinkt als een traditionele WOII-“platoon”-film, nee? Toch vormen deze gebeurtenissen slechts een vage structuur waaraan Malick allesbehalve een conventionele oorlogsfilm ophangt.
“The Thin Red Line” zal onvermijdelijk vergeleken worden met “Saving Private Ryan”, maar heeft afgezien van de WOII-achtergrond niets gemeen met het realistische epos van Steven Spielberg.
ZINTUIGLIJKE WONDEREN
“The Thin Red Line” moet het alvast niet hebben van de camaraderie, het soldaten-onder-elkaargevoel, waarop het genre gewoonlijk teert. De soldaten smeden niet echt broederbanden, lijken elkaar nauwelijks te kennen, kunnen elkaar vaak niet luchten. Er is niet één protagonist, maar een opeenvolging van figuren die plotseling, soms voor langere tijd, soms zeer vluchtig, op het voorplan treden en van de rest geïsoleerd worden. En iedereen is een eiland, zit opgesloten in zijn eigen subjectiviteit.
Ofschoon het om een welbepaalde episode uit de Tweede Wereldoorlog gaat, had het net zo goed een andere oorlog kunnen zijn. Het gaat trouwens niet in de eerste plaats over deze concrete oorlog, maar over een ruimere strijd daarbuiten: het eeuwige gevecht van de beschaving tegen de natuur, van de mens tegen zichzelf.
De film begint met een idyllische proloog, waarin een deserteur in volmaakte harmonie leeft met de inheemse bevolking van de Solomoneilanden. Maar ook als we in de strijd worden gedropt, wordt onze aandacht voortdurend afgeleid naar ogenschijnlijk irrelevante beelden van planten en beestjes, van de hemel, van het water, van ruimte en licht.
Dat zijn kosmische terzijdes waarmee Malick kennelijk het onbeduidende en vergankelijke van de mens laat contrasteren met de eeuwige natuur (de film werd opgenomen in het Daintree-regenwoud nabij Port Douglas in Australië).
Zelfs in het heetst van de strijd heeft Malick nog oog en oor voor zintuiglijke wonderen. Net voor de soldaten een heuvel moeten veroveren en door de mortiergranaten en machinegeweren weggemaaid worden, staat Malick even stil bij betoverend serene beelden van wuivende grassprieten en een mild zonlicht dat over het volmaakte landschap valt. In één adem vat hij zowel de hemelse glorie van de natuur als de genadeloze slachtpartij van de mens. Dit contrast wordt inderdaad gebundeld in een picturale rapsodie, maar de tegenstelling tussen horror en verrukking die de oorlog op de spits drijft, is – eerlijk gezegd – niet echt origineel, noch echt verhelderend.
Het ontbreekt “The Thin Red Line” zeker niet aan indrukwekkende strijdtaferelen, zo is er een verbluffend in beeld gezette bestorming van een oninneembaar geachte bunker. Maar ondanks de flinke porties actie, is er vooral veel introspectie. Malicks stijl is anti-spectaculair en gericht op verinnerlijking en abstrahering. Een tijd lang krijgen we nauwelijks greep op de film, met het springen van het ene personage naar het andere, de ene getuige die de andere wegduwt, overlapt, tegenspreekt of aanvult. Tot er geleidelijk een soort koorzang ontstaat van allerlei stemmen. Personages zijn in zichzelf gekeerd en praten tegen zichzelf, mijmeren en klagen (soms begeleid door zweverige flashbacks). Elk getuigen ze over een of ander aspect van de oorlogservaring, meestal van zeer levensbeschouwelijke aard, van diep christelijk ( Elias Koteas) tot harteloos pragmatisch ( Nick Nolte) of egocentrisch existentialistisch ( Sean Penn). Ik wist niet dat je in één patrouille zoveel filosofen kon samenproppen.
En van poëzie weten ze ook flink mee te praten. Private Bell ( Ben Chaplin) zegt tegen zijn verloofde dat mocht hij sterven: “I’ll wait for you, on the other side of the dark waters.”Private Witt spant de kroon met zijn kreunende litanieën over de spirituele ondergang van de mens en zijn streven naar het sublieme. “What’s keeping us from reaching out, touching the glory?” mijmert hij. Nieuwkomer Jim Caviezel vertolkt hem met een raadselachtig charisma en een weemoedige blik die onpeilbare droefheid uitstraalt (en waar Malick maar niet genoeg kan van krijgen).
EEN DROMERIGE KWALITEIT
Er zijn occasioneel ook daden van zelfopoffering en arrogantie, militaire waanzin, heldenmoed en lafheid, zenuwinstorting, uitputting, en ongehoorzaamheid. Malick toont waartoe mensen uit puur lijfsbehoud in staat zijn en de tol die dit eist op hun gemoed, hun moraal en hun psyche. De cineast probeert vooral door te dringen tot de ziel van de krijger, tot het diepste zijn van het individu dat in de oorlog met de essentie wordt geconfronteerd. Met wisselend succes brengt hij in zijn film gedachtenprocessen tot leven, maar vaak is de toon half-incoherent en zijn de ideeën halfbakken.
In Malicks twee vorige films werd de handeling verteld door een naïeve stem. Nu krijgen we een soort kakofonie van subjectieve voiceovers, innerlijke monologen, poëtische beschouwingen en metafysische terzijdes. Ook het geluid wordt zelden op een realistische manier gebruikt, maar zorgt voor effecten van vervreemding. De score van Hans Zimmer is niet de in het oorlogsgenre gebruikelijke overscoring die de actie op pleonastische manier kracht bijzet, maar vormt een aparte geluidswand, verheven en quasi-religieus. De hele film door is er een kloof tussen beeld en geluid, waardoor de hele film een dromerige kwaliteit krijgt. Het minst interessant zijn de conventionele dialoogscènes; op zijn best lijkt “The Thin Red Line” op een zwijgende film waarop achteraf stemmen, geluidseffecten en muziek werden gezet.
Opgevat als een lyrisch-episch gedicht over de wijze waarop jonge mannen door de oorlog worden getransformeerd (en zelfs getransfigureerd als je er de mystieke implicaties bijneemt) is “The Thin Red Line” afwisselend hyperromantisch en ontluisterend.
Ondanks de vele flarden briljante cinema, werkte het voor mij niet echt. Komt het misschien omdat Malicks poëtische benadering van het oorlogsgeweld moeilijker te slikken is dan dezelfde zweverige effecten in zijn pastorale visioenen van Amerikaanse archetypes in “Badlands” en “Days of Heaven”?
Alhoewel “The Thin Red Line” bijna drie uur duurt, is dit duidelijk het soort film waar tijdens de montage te veel sneuvelde. Toen Mickey Rourke in ons land de nieuwe film van Eric Van Looy draaide, kreeg hij van Malick een telefoontje met het slechte nieuws: zijn bijrolletje was uit de film geknipt. Maar ook de steviger uitgewerkte personages vertonen storende hiaten: Nick Nolte zegt plotseling dat hij de officier ( John Cusack) die hij met een levensgevaarlijke missie belast, als zijn zoon beschouwt, zonder dat we ook maar een beeld zagen waaruit dit zou moeten blijken.
Veel bekende acteurs (onder wie John Travolta, George Clooney en Woody Harrelson) komen nauwelijks uit de verf, maar lopen gewoon even langs. In oubollige oorlogsfilms, genre “The Battle of the Bulge” en “The Longest Day”, leveren zulke cameo’s een leuk spelletje op van om het meest beroemde sterren herkennen. In een zelfverklaarde oerserieuze film als “The Thin Red Line” leidt dit de aandacht af en verbreekt het de trance waarin Malick de toeschouwer wil gevangen houden. De meeste beroemdheden hebben niets te doen dat hun aanwezigheid rechtvaardigt, afgezien van hun functie als lokmiddel om de financiering van ruim vijftig miljoen dollar rond te krijgen.
Vanaf 24 februari in de bioscoop.
Patrick Duynslaegher