Het leven van de geniale, gokverslaafde epilepticus Dostojevski leent zich bij uitstek tot het scheppen van een spannend, dramatisch verhaal. Onbegrijpelijk dus dat Leonid Tsypkins ‘Zomer in Baden-Baden’ zo taai en wijdlopig is.

Leonid Tsypkin, ‘Zomer in Baden-Baden’. Roman ingeleid door Susan Sontag. Vertaling Jos Vonhoff en Arjen Uijterlinde. De Bezige Bij, Amsterdam, 206 blz., euro 18,50.

Ik kan het enthousiasme van de Amerikaanse essayiste Susan Sontag voor het werk van de Russisch-joodse schrijver Leonid Tsypkin (1926-1982) niet delen. De enthousiaste inleiding die Sontag twee jaar geleden schreef bij Tsypkins in 1980 voltooide roman Zomer in Baden-Baden had verwachtingen gewekt die naar mijn gevoel nergens worden ingelost. Het is niet zo simpel om aan te tonen wat er nu precies mis is met deze Dostojevski-roman van Leonid Tsypkin, die in het dagelijkse leven een toegewijde arts was die zich gedwongen zag voor de bureaulade te schrijven.

Tot de taferelen die Sontag zo knap vindt, behoren de beschrijvingen van Dostojevski’s liefdesspel met de vierentwintig jaar jongere Anna Grigorjevna, de stenografe aan wie de Russische schrijver De speler dicteerde, op wie hij verliefd werd en met wie hij in 1867 trouwde. Dat liefdesspel wordt herhaaldelijk voorgesteld als een zwempartij. Mij konden deze uitgesponnen taferelen (‘ze zwommen weer heel ver, zo ver dat de kust uit het zicht verdween’) niet bekoren, integendeel, in hun doorgedreven preutsheid zijn ze obsceen en ook wel hilarisch.

TERUGZWEMMEN IN DE TIJD

Zomer in Baden-Baden is een raamvertelling. De verteller zit in een trein die hem van Moskou naar Leningrad brengt. In de coupé leest de reiziger de memoires van Anna Grigorjevna Snitkina. Die lectuur brengt hem in een roes die maakt dat de verteller op zijn manier ’terugzwemt’ in de tijd. We zijn getuige van Dostojevski’s derde chaotische buitenlandse reis die net als zijn vorige tournees in het teken staat van zijn goklust, zijn epilepsie, zijn onverteerde vernederingen en zijn algehele psychische ontreddering. In de ogen van die verteller is de grote schrijver een vreselijke zielenpoot.

Om aan de schuldeisers te ontkomen, was het koppel Dostojevski vlak na de voltrekking van zijn huwelijk uit Rusland naar Europa gevlucht. Ze verbleven destijds in Dresden, Bazel en Genève, waar de kleine Sonja, het eerste kind van de Dostojevski’s, vlak na de geboorte overleed. Net als vier jaar eerder, toen Fjodor Dostojevski voor de eerste keer zijn geluk in het spel had beproefd en uiteraard alleen maar ongeluk had geoogst op de roulettetafel – in Wiesbaden had hij van Toergenjev vijftig daalders moeten lenen om naar huis te kunnen terugkeren – vergokte de schrijver van Boze geesten in Duitsland al zijn geld. In juli 1871 reisde het koppel, even berooid als tevoren maar nu wel in het bezit van een dochtertje dat Ljoebov heette, terug naar Petersburg.

Je kan niet zeggen dat er in het leven van Dostojevski ook maar één periode was die zich niet leende tot het scheppen van een spannend, dramatisch en tragisch verhaal. Het is dus maar de vraag hoe het komt dat Leonid Tsypkin een roman heeft geschreven die al na veertig bladzijden implodeert. Er volgt niets meer dat de roman, die zichzelf wurgt in een streng van taaie zinnen, nog zou kunnen redden. Op geen enkel ogenblik wordt ons inzicht in het leven van Fjodor Dostojevski (zijn goklust, zijn anti-semitisme, zijn politieke denkbeelden) ook maar enigszins verdiept, integendeel, in plaats van een man die aan contouren wint, maken we kennis met een fantoom waar je doorheen lijkt te kunnen wandelen.

Toen ik bij Sontag las dat jaren voorbereiding aan het schrijven van de roman waren voorafgegaan, dat Tsypkin vele archieven had geraadpleegd en dat hij talloze foto’s had gemaakt van de plaatsen die een rol hadden gespeeld in het leven van Dostojevski, kreeg ik een vermoeden waarom Zomer in Baden-Baden was mislukt. De schrijver heeft zich overgedocumenteerd, met het gevolg dat hij zijn vleugels met lood belastte. Of ook: de pedante wetenschapper in Tsypkin heeft de scheppende kunstenaar dwars gezeten en een been gelicht. Het loopt zelden goed af als de fictie al te zeer op de werkelijkheid gaat steunen. Dat geeft een vals gevoel van veiligheid waarvan de schrijver het eerste nietsvermoedende slachtoffer wordt.

Ook stilistisch zit het niet mee. Het is waar dat Tsypkin een meanderende stijl hanteert die hier en daar doet denken aan het werk van Saramago en Bernhard, schrijvers die de auteur van Zomer in Baden-Baden niet gekend kan hebben, zoals Sontag terecht opmerkt. Maar zeker bij Bernhard drukken de zinslussen een obsessie uit waarin ook de lezer ingesponnen wordt. Die lasso’s brengen de lezer in een roes die deel uitmaakt van een proces dat lezen tot een genot maakt. Bij Tsypkin, helaas, kunnen we alleen maar taaie wijdlopigheid signaleren, zodat onze oorspronkelijke nieuwsgierigheid en goodwill als meeuwenpootjes vastlopen op een strand dat met olie is besmeurd. Van zwemmen is geen sprake meer, van vliegen nog veel minder.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content