Hij had het altijd al moeilijk gehad met hiërarchie en gezag. Hij speelde soms met vuur. Hij loste dingen op eigen houtje op. Het leven van Peter De Vleeschauwer verliep, zoals ieder leven, niet over een kaarsrechte weg.

Donderdag 26 december 1996. Het is ijskoud. Om 13.00 uur ziet een binnenschipper bij de oever van de Schelde, ter hoogte van het standbeeld van Filip de Pillecyn in Hamme, een dode man in rijkswachtuniform drijven. Het lichaam bevindt zich in verre staat van ontbinding. Het blijkt na lijkschouwing het lichaam van Peter De Vleeschauwer te zijn, de rijkswachter die op 14 november van dat jaar uit de rijkswachtkazerne van Sint-Niklaas verdween. Uit forensisch onderzoek blijkt dat hij is afgemaakt met één professioneel drukschot in de nek, dat zijn hersenen lateraal doorboorde. Aan de hand van de soepresten in zijn maag blijkt dat hij een half uur na zijn verdwijning uit de kazerne, tussen 19.45 en 20.30 uur, overleden is.

Het moorddossier van Peter De Vleeschauwer is nu twaalf jaar oud. Zijn familie doet er alles aan opdat de moord niet vergeten wordt en de zaak opgelost raakt. Chris, de jongere broer van Peter De Vleeschauwer, heeft zich vastgebeten in het dossier, met schadeclaims tot gevolg. En veel wanhoop. Speurders tasten de meest diverse wegen af, zonder resultaat. Dat die wegen zo uiteenlopen, is te verklaren door valse beschuldigingen van deze of gene, door weerwraak in het criminele milieu, door de levensstijl van De Vleeschauwer. Hij paste niet in het rijkswachtermilieu. Hij had het altijd al moeilijk gehad met hiërarchie en gezag. Hij speelde soms met vuur. Hij loste dingen op eigen houtje op.

‘T WACHTEND WIEGJE

Wees welkom, tweede kindeke, we wachtten je zo blij.

Je viert vandaag, al weet je ’t niet, je hoogste feestgetij.

Als kindje van de Moederkerk en van de Lieve Heer,

zo kwam ons kleine kleuterke in ’t wachtend wiegje neer.

Peter De Vleeschauwer wordt op 28 maart 1959 in Lokeren geboren in een Vlaams, oerdegelijk christelijk gezin. Zijn zus Marijke is dan twee. Er volgen nog twee kinderen, Filip (1960) en Chris (1962). Zijn ouders zijn geëngageerde katholieke mensen. Zijn vader zit nog altijd in het bestuur van de gepensioneerden. Hij werkte als onderchef bij de spoorwegen, was wijkmeester van de KWB en was actief in het oudercomité van de scouts. Zijn moeder was actief lid van het KAV, van ziekenzorg, en ze zong bij het koor.

Peter is het buitenbeentje in het gezin. Soms zegt zijn moeder lachend: ‘Lief zijn in ’t gezicht en dan achter uw rug deugnieterij uitsteken.’ Hij is de stoerste van het gezin, met een grote mond maar een klein hartje. Hij is samen met zijn broers lid van de plaatselijke scouts. Op kamp gaan, daar heeft hij een hekel aan. Een week van huis weg is te lang.

Thuis slapen de jongens samen op een kamer. Chris en Peter samen in het tweepersoonsbed, Filip in het eenpersoonsbed. De band met zijn broer Chris is hecht.

Als Peter naar de middelbare school gaat, krijgt hij een aparte kamer met een bureau. Op zijn kamer hangt hij de Russische vlag op en een poster van de film Easy Rider. Het zijn de jaren zeventig, zijn haar hangt tot op zijn schouders en hij wil niet meer naar de kerk. Het roomse maakt plaats voor rood-groene gedachten. Af en toe gaat hij met zijn broers naar de plaatselijke jeugdclub, de T-club. Op zijn kamer draait hij platen van Black Sabbath, Led Zeppelin, Frank Zappa, Bob Dylan en The Rolling Stones. Hij heeft een hekel aan leeftijdsgenoten die dwepen met The Beatles. Die zijn voor mietjes, en hij houdt niet van mietjes. Op zijn zeventiende besluit hij te gaan boksen in een club in Laarne, wekelijks rijdt hij met zijn fiets naar de training. Boksen, daar houdt hij van. Ook later. Als beginnend rijkswachter wordt hij lid van de boksclub Golden Gloves. En in zijn latere carrière als dienaar van de wet staat hij bekend als ‘iemand die zich niet laat doen’. Hij kan een goede pandoering uitdelen, zoals men zegt.

Zijn middelbareschooltijd in de richting economie verloopt moeizaam. Verstand heeft hij genoeg, daar niet van. Hij zakt nooit, maar wordt wel vaak tot de orde geroepen door de oversten van de school. Hij kan niet tegen het schoolse gezag. Na veel waarschuwingen en huisbezoeken van de superior van het college wordt hij in zijn laatste jaar van school gestuurd. Samen met zijn grote jeugdliefde Y. moet Peter De Vleeschauwer wegens onbetamelijk gedrag weg van het college. Hij wordt naar het college van Sint-Niklaas gestuurd. Ook die superior komt op bezoek. ‘Het gedrag van Peter strookt niet met onze school’, zegt hij aan de ouders. Peter blijkt weerbarstig. ‘Ik zou hem niet meer laten studeren en hem werk laten zoeken.’

Zo gaat dat in het puberleven van Peter De Vleeschauwer: ‘Hij was een held als het erop aankwam om zich te laten opmerken. Hij stak altijd iets uit waardoor de mensen een tegenzin in hem kregen.’

Achter de rug van zijn ouders meldt hij zich aan als arbeider in de weverij in Lokeren. Hij werkt er een paar maanden, eerst in het geheim, tot zijn ouders het te weten komen. Zijn vader zegt dat ze nog volk bij de spoorwegen zoeken, ‘een veilige job bij de staat’. Peter moet er een aanvraag indienen om toegelaten te worden, maar tegelijkertijd doet hij hetzelfde bij de rijkswacht. Hij is zeventien en wordt opgeroepen bij de spoorwegen. Hij werkt er nog maar een paar weken als onderhoudsman van de sporen wanneer hij bericht krijgt dat hij bij de rijkswacht mag beginnen. Een vreemde keuze, vindt zijn broer. Zijn ouders hebben het nooit van ‘m gedacht, maar ze zijn er niet tegen. Er zitten verscheidene rijkswachters in de familie, en Peter denkt dat hij weet wat hem te wachten staat.

In september 1977, Peter is dan achttien, begint hij zijn opleiding bij de rijkswacht in Sint-Denijs-Westrem. Zijn ouders zijn opgezet met de loftuitingen die ze van de leraren krijgen. Na een jaar heeft De Vleeschauwer zijn diploma. Hoewel de oversten het hem voorstellen, wil hij toch niet voortstuderen om officier te worden. Hij wordt lid van het mobiele legioen. Na een jaar in de kazerne gewoond te hebben, kan hij nu eindelijk gaan samenwonen met zijn jeugdliefde Y. Ze huren samen een appartement in Gent.

DE VOET

In die periode, op vrijdagochtend 7 september 1979, roert het lot zich. Peter De Vleeschauwer vertrekt die ochtend vanuit Gent met een gepantserde troepentransportwagen naar Brussel. Aan boord tien rijkswachters. De Vleeschauwer zit achter het stuur. Ze moeten naar Brussel om er de orde te handhaven tijdens een betoging van militairen. Op de E5 ter hoogte van Wetteren moet de wagen uitwijken voor een ander voertuig. De Vleeschauwer verliest de controle over het stuur en rijdt tegen een elektriciteitspaal op de middenberm. Terwijl er rook uit de motorkap komt, zit hij met zijn been en voet geklemd in de stuurcabine. Hij schreeuwt het uit van angst. De brandweer komt eraan te pas om hem met een hydraulische koevoet te bevrijden. Hij heeft een open beenbreuk. Zijn linkervoet is geplet. Een jaar lang ondergaat hij de ene operatie na de andere. Een jaar lang blijft hij thuis. Hij is twintig en bang dat hij zijn leven lang alleen maar administratief werk zal kunnen doen. Zover komt het niet, maar hij zal zijn verdere leven een speciale schoen moeten dragen. In zijn tenen zitten ijzeren pinnen. Op een avond komt hij wenend thuis bij zijn moeder in Lokeren: ‘Het is uit met Y.’

Hij wordt lid van de brigade Gent en wordt enkele maanden later verliefd op G., ook uit Lokeren. G. zal zijn vrouw worden en de moeder van zijn drie kinderen. Ook G. komt in Gent wonen en studeren. Ze lenen op een bepaald moment geld aan Y., die het moeilijk krijgt en in de prostitutie en het drugsmilieu verzeild is geraakt. Later verhuizen Peter en G. naar Lokeren. Peter gaat werken in de brigade van Berlare. G. wordt gerante van de Aldi. Ze bouwen in Lokeren een huis, vlak bij de ouders van G. In 1987 wordt hun eerste dochter geboren. Een paar weken voor de dochter gedoopt zal worden, schrikt de familie op. De moeder van Peter gaat naar de onderpastoor, om te zeggen dat de doop waarschijnlijk niet kan doorgaan.

In 1987 wordt Peter samen met Y., zijn ex-vriendin, namelijk aangehouden; Y. werkt dan als prostituee in Antwerpen. Ze heeft een kind van haar ex-pooier. De man eist het hoederecht op en Y. zou bij Peter geïnformeerd hebben welke stappen ze kan ondernemen. Samen met haar vriendin heeft ze een plan: ze willen drugs verstoppen achter de spiegel van haar ex-pooier, waarna Peter de gerechtelijke instanties zal verwittigen. De vriendin klikt. Het complot lekt uit. Peter wordt verdacht van actieve omkoping. Veertien dagen lang zit hij in de gevangenis van Antwerpen in voorhechtenis. Hij is een gebroken man. Zijn vrouw en broer en dochtertje komen hem bezoeken. De advocaat van de vakbond waarvan De Vleeschauwer lid is, SFBR, pleit hem vrij. Peter wordt vrijgesproken. Zijn familie is geschokt, maar de mantel der liefde is groot. Nooit heeft De Vleeschauwer nog over dat voorval willen praten.

Een jaar later wordt in het district Dendermonde het feest van de rijkswacht gevierd. Naar aanleiding van de feesten bespreekt de brigadecommandant Eric Sack de deontologie van de rijkswachter: ‘Respect betonen voor de wettelijke bepalingen en voorschriften en het verbeteren van kwaliteitswerk en het professionele niveau.’ Minister Jan Lenssens reikt de eretekens uit. Wachtmeester Peter De Vleeschauwer krijgt het militaire ereteken tweede klas.

In 1990 gaat hij van de brigade van Berlare naar die van Lokeren, dichter bij huis. En met drie kleine kinderen wordt het familieleven al wat moeilijker. De Vleeschauwer wordt de lokale vertegenwoordiger van de rijkswachtvakbond SFBR. Tijdens de jaarlijkse evaluatie van het personeel krijgt hij de beoordeling ‘uitmuntend’.

Hij is lid van het oudercomité van de school van de kinderen. Hij werpt zich op als een sociaal mens, en in augustus 1995 wordt hij lid van de plaatselijke afdeling van Agalev. In het begin houdt hij zich vooral bezig met de verkeersproblematiek. Hij is een fervent fietser en trekt er vaak met de hele familie met de fiets op uit.

Niemand weet wat Peter De Vleeschauwer bezield heeft en waarom hij zich zou hebben beziggehouden met verzekeringsfraude. Maar op 11 april 1995 zou hij een inbraak geënsceneerd hebben in zijn huis. Zijn vrouw was op dat moment aan zee. Bij de inbraak verdwenen rijkswachteruniformen en drie verzekerde schilderijen van de kunstschilder Bram Bogaert. Hij zou ten onrechte 1,2 miljoen frank (circa 30.000 euro) hebben opgestreken van de verzekering. Die feiten worden onderzocht in 1995, en in 1996 vlak na de verdwijning, maar ze worden pas later, in 1999, uit het moorddossier gelicht. De weduwe van Peter de Vleeschauwer moet voor de feiten terechtstaan, hoewel de familie volhoudt dat zij er niets mee te maken heeft en dat het een poging is om de familie te intimideren. Zij wordt in 2001 veroordeeld door het hof van beroep in Gent wegens valsheid in geschrifte en oplichting. Ze moet het uitgekeerde bedrag terugbetalen. Peter De Vleeschauwer had er een stuk landbouwgrond mee gekocht. Maar met die veroordeling is de moord nog niet opgelost.

DE GROENE JONGEN

Het jaar 1996 is een woelig jaar in het leven van De Vleeschauwer. Privé krijgt hij het moeilijk. Zijn jeugdvriendin Y., die hij geregeld ziet sinds ze in 1990 weer in Lokeren is komen wonen en wier kinderen naar dezelfde school gaan als de zijne, zoekt een huis. Hij helpt haar aan een woonst. Een jaar eerder was hij verliefd geworden op Z., toen hij haar een werkbezoek bracht in verband met een dossier over haar zoon. Hij begon een relatie met haar. Het huwelijk van Peter De Vleeschauwer wordt broos, de druk op het gezin is groot. Hij wil zijn gezin en zijn hart redden, wat niet altijd te verzoenen valt. De verwarring op amoureus vlak groeit.

Op professioneel vlak krijgt hij het ook moeilijk, hoewel onderzoekers van het Instituut voor Veterinaire Keuring, die in 1995 op zoek zijn naar hormonenzwendel in het Lokerse, opmerken dat ze binnen het rijkswachtkorps van Lokeren veel vertrouwen hebben in De Vleeschauwer. Ze noemen hem integer. Maar binnen zijn korps ligt zijn persoonlijkheid steeds moeilijker. In maart 1996 stelt zijn brigadecommandant een tuchtdossier tegen hem op. Er worden drie aantijgingen tegen hem geformuleerd. Schriftvervalsing is er een van: De Vleeschauwer was afgestapt bij een ongeval met een fietser. De fietser was op de straat onwel geworden en gevallen. De Vleeschauwer bezocht de fietser later in het ziekenhuis van Lokeren en tekende zijn verklaringen op in zijn notitieboekje. De volgende dag overleed het slachtoffer. De Vleeschauwer officialiseerde de aantekeningen nadien in een pv. En dat mag niet: zoiets moet officieel als een interpellatie worden geduid.

‘Peter kan pv’s van een dode maken’, zo noemen ze dat. Als voorlopige maatregel stelt de personeelschef voor dat De Vleeschauwer tijdelijk wordt verwijderd uit de brigade van Lokeren. De personeelschef van het provinciecommando vindt die maatregel niet in verhouding staan met de feiten en stuurt het dossier zonder gevolg terug.

In mei organiseren enkele mensen van de brigade Lokeren een vergadering waarbij iemand hem een amoureuze relatie met Y. verwijt. Peter ontkent dat, en beschuldigt de klachtindiener van laster. Door handopsteking wordt er gestemd of Peter De Vleeschauwer moet worden verwijderd uit de dienst. De helft stemt voor, de helft tegen. Men verwijt hem ook dat hij zich zou inlaten met verdachte personen. Een van hen is zijn informant uit het drugsmilieu. De aantijgingen worden onderzocht en door het parket geseponeerd. Er komt een intern onderzoek in de brigade. Aan de 23 leden van het team wordt gevraagd of ze nog willen samenwerken met De Vleeschauwer. Vier willen niet, vier zeggen dat het ervan afhangt of de roddels kloppen die over hem de ronde doen. Vijftien rijkswachters hebben geen probleem met hem. De kolonel sluit het tuchtdossier op 19 september 1996 af en geeft er geen gevolg aan. De Vleeschauwer vermoedt dat enkele van zijn collega’s zich tegen hem keren wegens zijn lidmaatschap bij Agalev. Hij verwijt hen extreemrechtse sympathieën. De sfeer blijft bars. Zijn evaluaties blijven positief.

Samen met de provincieverantwoordelijke bespreekt hij wat hij moet doen. Hij besluit zijn overplaatsing aan te vragen naar de rijkswacht van Sint-Niklaas tot de rust is weergekeerd. Op 28 oktober 1996 verhuist hij voor de tweede keer in zijn leven van Lokeren naar Sint-Niklaas.

Hoewel hij er in die periode op Agalev-partijvergaderingen nooit met de plaatselijke Agalev-vertegenwoordiger Eddy Van Bocxlaer over sprak, moet het toen zijn geweest dat hij zich is gaan verdiepen in de zaak rond Tankterminal, een bedrijf dat is gespecialiseerd in het chemisch reinigen van tankwagens. Er loopt op dat moment een gerechtelijk onderzoek tegen dat bedrijf onder leiding van onderzoeksrechter Walter Van de Sijpe. Van Bocxlaer was al in 1992 in nauwe samenspraak met toenmalig Agalev-Europarlementslid Paul Staes een dossier aan het samenstellen over Tankterminal. De Vleeschauwer kent Van Bocxlaer goed, ze hebben samen op het Sint-Lodewijkscollege in Lokeren gezeten en waren samen lid van de scouts. Het gerechtelijk onderzoek tegen Tankterminal wordt in 1996 afgesloten. In 2001 krijgt Chris De Vleeschauwer, broer van Peter, een gerechtelijk verbod opgelegd om Tankterminal nog te noemen indien hij de naam van het bedrijf in verband brengt met het moorddossier. In 2002 wordt het bedrijf veroordeeld voor illegale lozingen – na de dood van Peter De Vleeschauwer dus. De Vleeschauwer zelf was nooit officieel betrokken bij dat onderzoek en heeft in verband daarmee ook nooit pv’s opgesteld. Pas wanneer hij doodsbedreigingen krijgt, wil hij een map met oude krantenknipsels van Van Bocxlaer.

PETER. NU. DOOD.

Op donderdag 7 november 1996, hij zit ruim tien dagen op zijn nieuwe job, is Peter De Vleeschauwer met plantonwacht in de rijkswachtkazerne van Sint-Niklaas. Dat wil zeggen dat hij bij de poort het algemene toezicht moet houden naar binnen en naar buiten. Tussen 11.00 en 12.00 uur krijgt hij een telefoon. Iemand met een Noord-Nederlands accent zegt: ‘Peter. Nu. Dood.’ Hij legt de hoorn terug op de haak. De volgende dag haalt hij zijn kinderen en die van zijn broer op van school. Hij spreekt met hem over de telefonische doodsbedreiging. Hij noemt een naam. Het is zijn vermoeden. De kinderen komen tussenbeide. Op zaterdag 9 november gaat hij eten met G. Hij zegt: ‘Ik ga een klacht indienen in Dendermonde.’ Na het weekend belt hij met Eddy Van Bocxlaer om hem de map met de persknipsels van het milieudossier te vragen. Hij verontschuldigt zich voor het feit dat hij, door moeilijkheden op het werk, een paar keer niet aanwezig kon zijn op de maandelijkse partijvergaderingen. Hij zegt dat hij dreigtelefoons krijgt. Iemand heeft hem gezegd: ‘Als je nog een schoon leven wilt, dan moet je zwijgen.’ Hij zegt dat hij ook de volgende dag niet op de Agalev-vergadering zal raken.

Op dinsdag 12 november gaat Peter De Vleeschauwer naar Dendermonde en vraagt er naar de onderzoeksrechter die belast is met het milieudossier van de firma. Onderzoeksrechter Van de Sijpe is op afstapping, maar Peter wil niet bij iemand anders een klacht indienen. Hij wacht. Wanneer de onderzoeksrechter binnenkomt, dient hij een klacht in tegen onbekenden met burgerlijkepartijstelling. Hij noemt geen namen aan de onderzoeksrechter. De volgende dag is De Vleeschauwer vrij. Hij rijdt met zijn kinderen naar de turnles, hij zet ze af bij de muziekles. Wanneer hij zijn familie een bezoek brengt, kijkt hij afwezig uit het raam.

Op donderdag 14 november haalt hij ’s middags eerst de kinderen af van school, dan rijdt hij naar zijn werk in Sint-Niklaas. Hij heeft plantonwacht vanaf 13.00 uur. Hij doet wat administratieve taken. Als het donker wordt, na 18.00 uur, gaat hij in de verschillende lokalen de lichten doven. Hij belt naar huis en vraagt om zijn kinderen voor het slapengaan nog eens te spreken. Dat is zijn gewoonte als hij late dienst heeft. Dan belt hij naar Z. en vertelt haar over de doodsbedreigingen. Rond 19.30 uur verlaten twee mobiele ploegen de kazerne. Peter staat in voor het opendoen van de poort die het binnenplein van de kazerne met de straat verbindt. Zijn collega verlaat als laatste het kwartier om 19.45 uur. Peter doet ook voor hem de poort open. De collega die de avonddienst vanaf 21.00 uur waarneemt, komt rond 20.45 aan in de kazerne. Hij merkt dat de toegangspoort openstaat. Hij ziet niemand in het plantonlokaal. Hij ziet alleen dat de stoel waarop Peter De Vleeschauwer heeft gezeten omgestoten is. Er is een kop soep gemorst, en de epauletten van zijn collega liggen op de grond. Hij roept Peter. Hij is nergens te vinden. In de dagen die volgen, kammen rijkswachters en politiemensen de omgeving af naar De Vleeschauwer. De persdienst van de rijkswacht verspreidt vier dagen na de verdwijning een communiqué: ‘Volgens de rijkswacht heeft geen enkel personeelslid van de rijkswachtbrigade Lokeren extreemrechtse sympathieën en kan er geen sprake zijn van enige wraakactie, laat staan van enige afrekening tussen rijkswachters.’

Er wordt geopperd dat hij de ontvoering zelf geënsceneerd zou hebben. Als de brigadecommandant bij de familie komt, bespreekt hij de mogelijkheid dat Peter De Vleeschauwer zelf vertrokken zou zijn. Een ontvoering uit de rijkswachtkazerne als het spreekwoordelijke ‘even een pakje sigaretten halen om de hoek’. Hij zegt: ‘Jullie kennen jullie zoon maar voor 95 procent.’ De vader denkt: ‘Wie kent iemand voor 100 procent?’

Toen het lichaam van Peter De Vleeschauwer werd teruggevonden, tikte zijn horloge nog. De familie wil nu dringend weten, ook al kennen ze door het dossier en de talrijke ondervragingen hun zoon nu voor meer dan 95 procent, wie voor hen de tijd heeft stopgezet. Voor het dossier verjaart.

DE NAMEN Y. EN Z. ZIJN FICTIEF OMWILLE VAN DE PRIVACY VAN DE BETROKKEN PERSONEN.

DOOR ANNA LUYTEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content