Domweg gelukkig, in de Cyriel Verschaevestraat

© FRANKY VERDICKT

Krijgt de Cyriel Verschaevestraat in Breendonk straks een andere naam? De kwestie werd zopas voorgelegd aan de inwoners en blijft de lokale politiek beroeren. ‘Collaboratie en repressie zijn in Vlaanderen nog altijd niet helemaal verwerkt.’

1937 was een glorierijk jaar voor Cyriel Verschaeve. Niet alleen vereerde de Katholieke Universiteit Leuven de toen 63-jarige Vlaams-nationalistische priester en schrijver met een eredoctoraat, hij kreeg ook een eerbetoon in de vorm van een straatnaam.

Dat de schrijver nog bij leven een straatnaam kreeg, is zonder meer opmerkelijk. Dat het uitgerekend in Breendonk gebeurde iets minder. De burgemeester van Breendonk was Albert Moortgat, eigenaar van de gelijknamige brouwerij en eveneens overtuigd Vlaams-nationalist. Een verzetsheld was deze Albert Moortgat bepaald niet. Zo had hij tijdens de Tweede Wereldoorlog geadverteerd in het tijdschrift van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), de rechts-nationalistische partij die – eerder weifelend, maar toch – collaboreerde met de Duitsers. De slogan van Moortgat: ‘Eén Volk, één Staat, één Bier’.

Weinig subtiel is dat, maar toch: zo bont als Verschaeve had Moortgat het nooit gemaakt. Hoe diep Verschaeve aan het eind van de oorlog in de collaboratie zat, blijkt uit een verslag van een Duitse gezant aan zijn ministerie van Buitenlandse Zaken. In het verslag, dat dateert van mei 1944, wordt bericht over de huldiging van Verschaeve, naar aanleiding van diens zeventigste verjaardag. De gezant laat weten dat de huldiging, ondanks Verschaeves grote populariteit in Vlaanderen, niet meteen de grote massa op de been heeft gebracht. Als verklaring noemt hij, behalve het onderbroken treinverkeer, de verharde politieke en militaire standpunten van Verschaeve. De priester-dichter, zo schrijft de gezant, was de laatste tijd almaar nadrukkelijker ingezet als ronselaar van vrijwilligers voor de Waffen-SS, een onderdeel van het Duitse leger. Die verregaande collaboratie veroorzaakte een groeiend schisma met het VNV van de meer gematigde Hendrik Elias, die net als veel VNV-leden was weggebleven bij de huldiging.

Het bericht van de Duitse gezant vertelt veel, ook en niet het minst over de toenmalige positie van Verschaeve. Naarmate het einde van de oorlog nadert, radicaliseert hij almaar verder. Kort na de huldiging voor zijn verjaardag heeft hij een ontmoeting met Heinrich Himmler. Aan het eind van het gesprek overhandigt Verschaeve de SS-hoofdman zijn geschrift over de synthese tussen christendom en het heidense Germanendom, en verzoekt hem het aan Adolf Hitler te bezorgen. Nog eens een maand later verruilt Verschaeve zijn kapelanij in Alveringem (West-Vlaanderen) voor een post als adviseur bij de Vlaamsche Landsleiding in Duitsland. Wanneer Duitsland in mei 1945 capituleert, is Verschaeve al gevlucht naar een pastorie in Tirol, waar hij in 1949 zal overlijden.

De krijgsraad zou geen genade kennen voor Verschaeve. Eind 1946 wordt hij bij verstek veroordeeld tot de dood voor het vuurpeloton. Een jaar later wordt hem ook nog eens de Belgische nationaliteit ontnomen, een straf die je in zijn geval natuurlijk ook als een verlossing kunt beschouwen.

Haatprediker

Over de rol van Cyriel Verschaeve tijdens de Tweede Wereldoorlog bestaat, zeventig jaar en talloze historische onderzoeken later, geen twijfel meer. ‘Als je zijn toenmalige speeches en zijn correspondentie leest, maar ook kijkt naar de manier waarop hij in de media van de SS werd opgevoerd, kun je hem gelijkstellen met wat wij vandaag haatpredikers noemen’, zegt historicus Bruno De Wever (UGent). ‘Verschaeve was een prominent lid van wat “de intellectuele collaboratie” wordt genoemd. Het waren figuren zoals hij die het kader hebben geschapen waarbinnen het mogelijk was dat duizenden jonge Vlamingen naar het Oostfront trokken.’

Een zeldzaam zwart-witverhaal dus. En toch. Ondanks alle duidelijkheid omtrent zijn rol blijft de manier waarop Vlaanderen zich Verschaeve moet of mag herinneren voor discussie zorgen. Aan voorbeelden geen gebrek. In het kader van de WO I-herdenkingen besloot het gemeentebestuur van Alveringem om Verschaeves woning te transformeren tot een herdenkingssite genaamd Kapelanij Verschaeve. De deuren waren nog niet geopend, in september 2015, of het project werd onder vuur genomen omdat het ’te eenzijdig’ was. Een jaar eerder had Herman Van Rompuy (CD&V), in die tijd voorzitter van de Europese Raad, de wind van voren gekregen toen een journalist van de Franse krant Libération ontdekte dat er een gedicht van Verschaeve op zijn website stond te blinken.

En dan zijn er nog de geregeld weerkerende polemieken over de Verschaevestraten en -lanen. Die vind je vandaag in Kapelle-op-den-Bos, Zoersel, Lanaken en Marke. Maar het is vooral de Cyriel Verschaevestraat in Breendonk, deelgemeente van Puurs, die de gemoederen beroert. Toeval is dat allerminst: ze ligt op een steenworp van het Fort van Breendonk, het befaamde transitkamp van de nazi’s. Voor actievoerders, met socioloog Jan Hertogen (KU Leuven) voorop, is dat ook de belangrijkste reden om de straat te herdopen. Daar valt veel voor te zeggen, maar de zaak zit ingewikkelder in elkaar dan het lijkt.

Vlees noch vis

Zoals gezegd: de Cyriel Verschaevestraat in Breendonk kreeg haar naam in 1937, toen de gemeente werd bestuurd door Albert Moortgat. Dat de burgemeester daar ook politieke bedoelingen mee had, lijdt weinig twijfel. Maar wellicht speelden er nog andere motieven mee. Behalve een icoon van de Vlaamse Beweging was Verschaeve ook een gevierd auteur. Tot twee keer toe werd hij bekroond met de Staatsprijs voor Toneelliteratuur. Lang voor de Tweede Wereldoorlog was hij al een gecanoniseerd schrijver.

‘De Verschaeve van 1937 was een heel ander man dan de Verschaeve die we vandaag kennen’, zegt Bruno De Wever. ‘Als schrijver en intellectueel gold hij als een zwaargewicht. De eminente Verschaeve-kenner Romain Vanlandschoot schrijft in zijn biografie dat van het literaire werk vandaag alleen nog de essays over kunst de moeite waard lonen, maar goed: eind jaren dertig was hij in niet onbelangrijke mate óók een gevierd schrijver.’

Moet je dan de Verschaevestraten en -lanen herdopen of niet? De Wever geeft, na wat wikken en wegen, toe dat hij over de kwestie een ‘vlees noch vis-standpunt’ moet verkondigen. Al wil hij voor Breendonk wel een uitzondering maken. ‘Als ik daar burgemeester zou zijn, zou ik toch voor een naamsverandering opteren. Op zich is het al merkwaardig dat het lokale bestuur dat al niet veel vroeger heeft gedaan, bijvoorbeeld kort na de oorlog. Dat zou, gezien de symboliek van die plek, een verdedigbare keuze geweest zijn. Het kamp van Breendonk werd door Vlaamse SS’ers bewaakt. Dat diezelfde gemeente tegelijk eer betoont aan iemand die zo nauw met die SS verbonden was, is nog altijd moeilijk te rijmen.’

De Wevers collega Marnix Beyen (UAntwerpen), een historicus die onder meer geschiedenis van de politieke cultuur doceert, denkt daar niet wezenlijk anders over. Een nieuwe naam voor de Verschaevestraat vindt hij zeker op die plek meer dan gewenst. De overweging dat het eerbetoon historisch gezien niet bedoeld was voor de collaborateur Verschaeve, verandert volgens hem weinig aan de zaak. ‘Verschaeve was niet zomaar een Vlaams-nationalistisch dichtertje dat zijn hoop tijdelijk op Duitsland had gesteld. Hij was toen al een radicale antidemocraat, helemaal in de ban van het zuiverheidsdenken. Je kunt toch niet zomaar weggommen dat hij in 1937 al op dat fatale dwaalspoor zat.’

Voor Beyen is het een heldere zaak. Niet alleen in Breendonk, maar ook in de vier andere gemeenten krijgen Verschaevestraten en -lanen maar beter een andere naam. ‘Ik sluit me aan bij socioloog Jan Hertogen, die voorstelt om ze naar verzetsstrijders te noemen. Ik weet niet of het u al is opgevallen, maar in Vlaanderen hebben we nauwelijks straten die naar weerstanders zijn genoemd. Je ziet ze alleen in gemeenten die na de oorlog door socialisten werden bestuurd. In katholieke gemeenten was men toch vooral bekommerd om de zogenaamde slachtoffers van de repressie. Dat verklaart meteen ook waarom katholiek en nationalistisch Vlaanderen de herinnering aan Verschaeve niet zomaar wilde uitwissen.’

De vraag is dan of dat uitwissen wel moet. Kunnen we straatnamen niet gewoon laten zijn wat ze óók zijn: leerzame getuigen van een andere tijd? Zeker De Wever gaat een eindje mee in die redenering. ‘De geschiedenis leert dat onze visie op historische figuren constant evolueert. Helden worden smeerlappen en vice versa. Als we vandaag beslissen om alle Verschaevestraten te herdopen, rijst meteen de vraag: aan welke morele normen moet iemand voldoen om met zo’n straatnaam te worden vereerd? Mogen de Leopold II-lanen dan wél blijven bestaan? Het wetenschappelijke dossier over die man is glashelder: hij was verantwoordelijk voor wat wij vandaag misdaden tegen de mensheid zouden noemen. (denkt na) Het is een complexe discussie, maar in de kwestie van de Verschaevestraten zie ik wel een helder, formeel criterium dat lokale besturen kunnen aanwenden: Cyriel Verschaeve heeft van de Belgische overheid de doodstraf gekregen. Het blijft natuurlijk een grote paradox dat vijf lokale overheden diezelfde man dan een eerbetoon geven. Je zou als lokaal bestuur kunnen zeggen: “Dit klopt niet, aan die anomalie maken we een eind.” Maar tegelijk vind ik die paradox boeiend. Het lijkt me ook heel eigen aan dit land, waar lokale autonomie en vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel worden geschreven.’

Zaaigoed

Nog veel prominenter dan in de vijf straten waart Verschaeves geest rond bij de restanten van de eerste IJzertoren in Diksmuide. Boven de crypte waar frontsoldaten van de Eerste Wereldoorlog begraven liggen, prijkt nog altijd dat – zonder meer krachtig – epitaaf: ‘Hier liggen hun lijken / Als zaden in ’t zand / Hoop op den oogst / O Vlaanderland’. Verschaeve schreef dat kwatrijn in 1916, met een specifiek doel. Gesneuvelden werden tijdens de Eerste Wereldoorlog begraven onder een kruis waarop te lezen was dat ze gestorven waren ‘pour la Patrie’. Uit protest tegen de Belgische zerken ontwierp de frontsoldaat Joe English een ‘Vlaamse zerk’. Verschaeve, die al snel zou uitgroeien tot de ‘geestelijke leidsman’ van de Frontbeweging, zorgde voor het opschrift, dat in de loop der tijden uitgroeide tot een soort motto van de hele IJzerbedevaartbeweging.

Dat het motto nog altijd zo prominent aanwezig is, kun je merkwaardig vinden. Want behalve de reputatie van Verschaeve is er ook de boodschap van het gedicht. Botst die niet met de boodschap van vrede en verdraagzaamheid die het huidige IJzerbedevaartcomité propageert? ‘Pacifistisch is dat fameuze gedicht natuurlijk niet’, zegt De Wever. ‘Het thematiseert het idee van het bloedoffer. Het bloed van de frontsoldaten is het zaaigoed waaruit ooit een katholiek en conservatief Vlaanderen moet groeien. Vandaag is dat erfgoed in handen van pacifisten, mensen die de figuur Verschaeve wellicht liever kwijt dan rijk zijn. Toch lijkt het me een slecht idee om dat gedicht boven de crypte weg te halen. In plaats van de sporen van een complex en lastig verleden uit te wissen, kun je ze ook gebruiken om dat verleden uit te leggen. Dat argument kan natuurlijk ook gelden voor straatnamen, maar dat is toch moeilijker. Op zo’n bordje krijg je niet veel gezegd.’

Over de pacifistische koers die de IJzerbedevaartbeweging al een tijdje vaart, schreef Marnix Beyen in 2012 een fel bediscussieerd opiniestuk in De Morgen. Met name de stelling dat hij een terugkeer zou betekenen naar de vredelievende oorsprong van die beweging, duidde hij als een vorm van geschiedvervalsing. Beyen stipte aan dat de eerste IJzerbedevaartcomités helemaal niet werden voorgezeten door verdraagzame en vredelievende Vlamingen: de comités werden bestuurd door radicaal nationalistische, traditionalistische katholieken zoals Cyriel Verschaeve. ‘Je kunt dat gedicht dus ook niet zomaar weghalen’, vindt Beyen. ‘Het is een essentieel onderdeel van die subcultuur binnen de Vlaamse Beweging.’

Onverwerkt verleden

Over de collaboratie en de repressie wordt weleens gezegd dat ze, zeventig jaar na WO II, verwerkt zijn. Een kwestie zoals de Verschaevestraat in Breendonk laat zien dat die stelling betwistbaar is. Is het trouwens toeval dat de naamswijziging de afgelopen jaren vooral verdedigd werd door groene en liberale gemeenteraadsleden, als ‘onnodig’ werd afgewimpeld door de leden van de N-VA en Vlaams Belang, en tot voorwerp van een minireferendum wordt gemaakt door CD&V-burgemeester Koen Van den Heuvel?

‘Nee, natuurlijk niet’, zegt Marnix Beyen. ‘Er komt een dag dat die gevoeligheden verdwenen zijn. Maar die dag is niet morgen.’ De scherpste randen zijn weg, besluit Bruno De Wever, ‘maar helemaal verwerkt is dit verleden zeker niet. Voor een langlopend project interview ik samen met collega-historicus Koen Aerts tegenwoordig vaak kinderen van collaborateurs en weerstanders. Uit die gesprekken blijkt nog altijd bijzonder veel emotie en betrokkenheid. In de politiek is het tegenwoordig geen echt thema meer. Anders dan de Volksunie doet de N-VA geen pogingen meer om de collaboratie te vergoelijken. Vanuit de partijleiding is duidelijk het consigne gegeven dat het hoofdstuk afgesloten moet zijn. Alleen occasioneel krijg je, zoals in Puurs, nog lokale oprispingen. Ze leren dat deze geschiedenis nog niet helemaal verwerkt is.’

Door JEROEN DE PRETER, foto’s FRANKY VERDICKT

‘Je kunt Verschaeve gelijkstellen met wat wij vandaag haatpredikers noemen.’ Bruno De Wever, historicus

‘Ooit komt er een dag dat gevoeligheden als die rond de Verschaevestraat verdwenen zijn. Maar die dag is niet morgen.’ Marnix Beyen (UAntwerpen)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content