NMBS, tijdskrediet, Aquafin, verkeersbeleid… Geen tien verkiezingen, of nieuwe coalities, kunnen de communautaire crisissen nog bezweren.

De echte communautaire crisissen in dit land laten zich veel moeilijker capteren. In de streek van Komen en Moeskroen bijvoorbeeld gaat het al langer niet meer om de taal, maar om ruimtelijke ordening. De burgemeester van Moeskroen, Jean-Pierre Detremmerie (PSC), wil een megawinkelcentrum op de taalgrens en krijgt daarvoor bij de Waalse bevoegde minister moeiteloos de nodige vergunningen. Het vloekt met wat Vlaanderen inzake ruimtelijke ordening enkele meters verder voorschrijft. Ook in Voeren gaat het niet langer over de talenkennis van de burgemeester, maar bijvoorbeeld over sociale huisvesting of de aankoop van bos door Vlaams minister van Milieu Vera Dua (Agalev).

Nog moeilijker in beeld te brengen, is de bom die ook vandaag nog sluimert onder het NMBS-samenwerkingsakkoord dat vorige zomer zeer moeizaam tot stand kwam tussen de federale regering en de gewesten. Dat heet een ‘juridisch-technisch’ probleem te zijn, geen politiek en vooral geen communautair probleem. Dat is onzinnig omdat het de zaken omkeert. Het is vóór alles communautair en juist daardoor juridisch-technisch uiterst complex.

Als Vlaanderen de spoorweginfrastructuur wil inpassen in wat het qua economie en mobiliteit wenselijk acht, moet er anders geïnvesteerd worden dan in Wallonië. Dat kon niet binnen de altijd al gehanteerde 60/40-sleutel voor investeringen (60 procent voor Vlaanderen, 40 procent voor Wallonië), dus werd er door Vlaams minister van Economie Dirk Van Mechelen (VLD) een creatieve omweg gezocht. Over de (grond)wettelijkheid daarvan rijzen nu twijfels en daarom aarzelt het Vlaams parlement met de goedkeuring van dat akkoord.

FIETSPLATEN EN JUKEBOXEN

Veertig jaar geleden, toen de taalgrens werd vastgelegd, was het nog overzichtelijk. Vlamingen, Walen en Brusselaars militeerden in dezelfde partijen, ze deelden dezelfde visies op samenleving en beleid. Toch over negentig procent daarvan: het rijden van de treinen en het vliegen van de vliegtuigen, post en telefonie, stedenbouw of ruimtelijke ordening, landbouw, de autosnelwegen die zonder onderscheid Vlaams en Waals hinterland moesten ontsluiten, en les affaires étrangères.

Dé breuklijn in het België van die jaren, en de decennia die eraan voorafgingen, was levensbeschouwelijk en viel soms meer (Koningskwestie), soms minder (onderwijs) met de taalgrens samen. Verder betrof de conflictstof vooral de taal, en wat dat aan bestuurlijke fricties meebracht. In de pamfletjes voor of tegen de overheveling van Komen en Voeren werd er bijvoorbeeld geschermd met het provinciale prijsverschil inzake taksen op fietsplaten en jukeboxen.

Enkel economisch begon het bestaan van regionale verschillen met dramatische schokken door te dringen. De aankondiging van de sluiting van de Waalse mijnen in 1959 zorgde voor een eerste brede en populaire bewustwording dat de arbeid in dit land twee gezichten had. Bij een politiek-intellectuele voorhoede werd de analyse al snel doorgetrokken naar de structuren en groeide het inzicht in de noodzaak van een zekere regionalisering.

De Eenheidswet van de regering-Gaston Eyskens (CVP/PSC) maakte van de Waalse socialistische vakbondsman André Renard de vaandeldrager van de Waalse regionalisten. Vandaag afscheidnemend FGTB-topman Urbain Destrée is een pupil van Renard. Huidig Waals minister-president Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) ook. Hun beider verzet vorige week tegen de premie die de Vlaamse regering werknemers bovenop het federale tijdskrediet wil geven, was geen opflakkering in een verder ontspannen communautair klimaat, zoals Guy Verhofstadt (VLD) het zo graag wil.

De verschillen van toen verzinken in het niets bij de kloof die vandaag tussen de economie van noord en zuid gaapt. Dat is ook logisch. In 1960 was de regie ervan ondanks alles nationaal. Sinds 1970 kunnen de gewestregeringen naar eigen inspiratie en vermogen de handel en bedrijvigheid, en dus ook de tewerkstelling, in hun regio richting geven. In 1970 nog mondjesmaat, vanaf 1988 voluit, althans wat de inspiratie betreft.

Een eigen beleid schept een eigen landschap: waren er in 1960 nog geen twee economische werkelijkheden, ze kwamen er wel door de staatshervormingen. En een nieuwe werkelijkheid creëert op zijn beurt weer nieuwe inzichten en nood aan een ander beleid. Verschillende arbeidsmarkten, andere soorten werkloosheid en dus, bijvoorbeeld, de vraag naar gediversifieerde banenplannen. En een uiteenlopende kijk op overheidsbedrijven.

ALLES IS VOORLOPIG

De Morgen citeerde vorige week uit een studie van een onafhankelijk adviesbureau dat tot de analyse kwam dat België, als geheel, geen keuze weet te maken tussen verschillende modellen van privatisering. In de ons omringende landen geeft de overheid het beheer van overheidsbedrijven maximaal of minimaal uit handen, maar er wordt op zijn minst gekozen. In het Belgische overlegmodel tussen noord en zuid, met zijn immer groeiende nuances inzake economische opties, zijn de keuzes noodzakelijkerwijs half-om-half. Daarom moet er ook zo vaak bijgesleuteld worden, zijn akkoorden in toenemende mate altijd maar ‘voorlopig’ en zijn botsingen onvermijdelijk als strategische keuzes echt acuut worden, zoals bij Sabena/New DAT en de NMBS.

Op datzelfde vlak sluimeren de jongste jaren nog ettelijke andere ‘communautaire’ conflicten. Vlaanderen koos voor een geprivatiseerde waterzuivering (Aquafin), Wallonië klaart de klus verder via intercommunales. Eind vorig jaar kreeg de Vlaamse regering te horen dat dan ook de btw op privéleest moet worden geschoeid: 21 in plaats van 6 procent. Ook hier moet minister Van Mechelen op zoek naar een ‘creatieve omweg’. Er zijn genoeg vernuftige achterpoortjes om btw te recupereren, tot grote zorg van federaal minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A).

Tot zover staatshervorming en economie. Vervoer en openbare werken zijn pas sinds 1988 geregionaliseerd. In die zin zijn de al onder Jean-Luc Dehaene (CD&V) aanwezige meningsverschillen over het te voeren verkeersbeleid (onbemande camera’s, snelheidscontroles, enzovoort) nog maar een begin. De ‘dwarsheid’ van Vlaams minister Steve Stevaert (SP.A) ten aanzien van de federale regering heeft dan ook slechts heel secundair iets met rood-groene steekspelletjes te maken. Meer, Stevaert en Vande Lanotte beginnen meer en meer op Luc Van den Brande en Jean-Luc Dehaene te lijken. De vaak stevige discussies tussen beiden – onder meer over DAT en NMBS – zeggen weinig over de partij of de personen, maar alles over de stand van het land.

Het klopt dus maar half als Guy Verhofstadt zegt dat de communautaire crisissen niet meer van deze tijd zijn. Ze zijn veranderd van omvang en gezicht. Van de ‘klassieke’ conflicten resten er nog enkele lange schaduwen, in Brussel en de rand. Maar na drie jaar Verhofstadt is de lijst van communautaire dossiers, in strikte zin, langer dan onder welke vorige regering dan ook.

WEG VAN DE LOODGIETERIJ

Deze noch volgende regeringen kunnen onder die in 1993 zelfs door Dehaene maar half verwachte ‘dynamiek’ uit. Hoe meer staatshervorming, hoe meer autonomie, hoe sneller de grenzen van eerder gemaakte afspraken worden bereikt, hoe sneller de staat zich verder moet hervormen. En indien dat niet haalbaar blijkt (want zelfs met politieke wil is het onbegonnen werk om de grondwet in een permanente staat van herziening te stellen), is er creativiteit nodig om de nieuwe noden van noord en zuid toch maximaal in de bestaande communautaire afspraken in te passen. Zie de hocus-pocus die Verhofstadt moest bedenken om de financiering van gewesten en gemeenschappen te herzien zonder aan de sleutel van de financieringswet van 1988 te raken. Zie vandaag ook de NMBS. En zie, in een ‘klassieker’ communautair verhaal, ook de truc met de rondzendbrief-Peeters om de oude afspraken over faciliteiten te ‘moderniseren’.

Maar ook aan de loodgieterij, want dat is het, zijn grenzen. Na elk ‘akkoord’ moeten de partijen opnieuw rond de tafel om weer andere buizen te zoeken. Een van de ‘vondsten’ sinds Sint-Michiels is de zogenaamde objectivering of ‘juridisering’ van communautaire meningsverschillen. Bij de Raad van State stapelen de vragen om ‘advies’ zich verder op. Ook dat is eindig. ‘Juridisering’ vermijdt geen politieke problemen, het is zelf een probleem.

De loodgieterij en de juridisering zeggen weinig over het vermogen van de politiek om de communautaire vrede te bewaren. Wel reveleert het de onaangepastheid en dus de onhoudbaarheid van immer sneller verouderende afspraken. In wat Dirk Van Mechelen over de NMBS zegt, ligt de essentie vervat: ‘Ofwel stellen we de sleutel 60/40 ter discussie en zoeken we andere criteria, maar dan ben je voor héél lang zoet. Ofwel creëer je binnen die sleutel de mogelijkheid voor de gewesten om het federale beleid te sturen.’

Dé test voor de federale loyaliteit is, vroeger of later, de zoektocht naar de herziening van de talrijke communautaire sleutels en afspraken. Van de verdeelsleutels voor de middelen, van het onderwijs tot het spoor, tot – à la limite – zelfs de taalwetgeving.

In die zin was Lambermont een zeer minimale en ‘oude’ staatshervorming. En de (non-)reactie van de federale regering op het conflict over het Vlaamse tijdskrediet, onder andere, is je reinste escapisme. Dit land is oud. En het kraakt. De loodgieterij maakt het elke dag brozer. Wat dat betreft zijn de meteoren van de gewezen VU machtiger dan José Happart destijds. Het is een rare paradox: de partij is nu gevaarlijker dan toen ze nog bestond. Als Spirit njet zegt tegen het NMBS-samenwerkingsakkoord, is dat ‘staatsgevaarlijker’ dan de burgerlijke ongehoorzaamheid van adeltuit Van Hoobrouck. En dan mogen de satellietwagens zich wel reppen naar het Martelarenplein en de Wetstraat 16.

Filip Rogiers

Steve Stevaert en Johan Vande Lanotte beginnen meer en meer op Luc Van den Brande en Jean-Luc Dehaene te lijken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content