Op 5 maart is het precies vijftig jaar geleden dat Josif Vissarionovitsj Dzjoegasjvili of Josif Stalin (1878-1953) overleed. Meer dan vijftien jaar speurde Piet de Moor in archieven en in de literatuur naar het verband tussen de lichamelijke kenmerken van Stalin (1878-1953) en het landsbelang van de Sovjet-Unie. Het resultaat daarvan is het boek ‘De Gelaarsde God – Stalin en de aura van de macht’, waarin Piet de Moor in 75 hoofdstukken het gezicht van de stalinistische grimmigheid zelf beschrijft: de norsheid van de dictator die aan de samenleving zijn eigen trekken opdringt. Een voorpublicatie.

De Gelaarsde God û Stalin en de aura van de macht (co-editie van uitgeverij Van Halewyck/Van Gennep) ligt vanaf 25 februari in de boekhandel. Het boek telt 240 bladzijden en kost 18 euro.

BADEN

Uit Tak bjlo (Zo was het), de herinneringen van de Armeense volkscommissaris Anastas Mikojan die in 1999 in Moskou werden gepubliceerd, weten we dat Stalin in 1923 lang met zijn hand in een verband gewikkeld liep. Vooral in de lente had hij telkens weer last van reuma. Mikojan wilde Stalin, die vrij sceptisch stond tegenover artsen en de medische wetenschap, naar Matsesta sturen om er te kuren in de geneeskrachtige baden van de Zwarte Zee. Het kostte Mikojan grote moeite om Stalin te overtuigen: ‘Ze hebben hem naar Sotsji gebracht. Ze hebben hem ondergebracht in een huisje van een handelaar met drie slaapkamers en een salon/keuken. Matsesta heeft een zeer goede invloed op Stalin gehad. Op het einde van de kuur heeft hij een grote opluchting gevoeld. De pijn in zijn hand is bijna over. Hij was zeer tevreden. Maar de dokters hebben verklaard dat één behandeling niet volstond en daarom begon hij elk jaar opnieuw naar Matsesta te gaan. Ik ging daar altijd bij hem op bezoek. Sotsji is Stalin zozeer bevallen dat hij er zelfs naartoe ging toen hij de waterbaden van Matsesta niet meer nodig had.’

Opgewonden raakte Stalin wel over de lamentabele exploitatie van de waterbaden. In 1935 – toen hij al de volleerde dictator was waarvan hij in 1923 alleen nog maar kon dromen – beklaagde hij zich vanuit Sotsji bij zijn naaste medewerkers Molotov, Kaganovitsj en Vorosjilov over het gebrek aan hygiëne in de baden: ‘De zaken gaan slecht in de badplaats Matsesta. Het ontbreekt aan water voor de baden, hoewel er in de bronnen twee keer zoveel water is als er gebruikt wordt. Wat het water in de badkuipen betreft, het is vuil, na het bad moet je je wassen met zoet water. Betrokken partijen zijn: de administratieve onbeholpenheid van de organen van het volkscommissariaat van Volksgezondheid, de onverantwoordelijkheid en de afwezigheid van controle, de overdreven specialisatie. Een schoonmaakbeurt heeft aangetoond dat de kuipen al sinds 1933 niet meer gereinigd waren, ten gevolge waarvan zich een laag vuil van dertig centimeter dik in de kuipen heeft opgehoopt en als ze een bad nemen, dan nemen de patiënten tegelijk met het water van Matsesta ook dat vuil in zich op. Het is moeilijk om schuldigen te vinden aangezien de verwarring en de idiote specialisatie de organen van het volkscommissariaat van Volksgezondheid de kans bieden om de verantwoordelijkheid op elkaar af te schuiven, op God, op de duivel en ik weet niet op wie nog allemaal.’

Het is typerend hoe Stalin een relatief klein en plaatselijk probleem tot een staatszaak opblaast, hoe hij de verantwoordelijkheid bij een volkscommissariaat legt en direct met zware straffen dreigt. De naakte Stalin druipend in een groezelig bad: als dat geen vuile loer is van de saboteurs die zich bij die fantasie in het departement van Volksgezondheid op de dijen kletsen! Maar het leggen van zulke verbanden, die vaak politiek en ideo-logisch worden geëxploiteerd, is nu eenmaal kenmerkend voor de mechanismen waarmee Stalin zichzelf als een automatische piloot bestuurt. Alles reduceert hij tot politiek en overal waar het misloopt, ontwaart hij sabotage. Zijn medische preoccupaties en zijn smetvrees in politieke aangelegenheden versmelten tot van bloed lillende metaforen: de partij als een lichaam dat door de chirurg (en bij uitbreiding de slager en de beul) voortdurend tot gezonde porties versneden moet worden.

PATIëNT

Stalin haat de ziekten die hem overvallen en die hem dwingen het bed te houden. In de jaren twintig rapporteert hij in zijn telegrammen aan Sergo Ordzjonikidze, de volkscommissaris van Zware Industrie, dat hij ziek is of herstelt van reuma, longontsteking, droge pleuris en angina. In de zomer van 1926 wordt de vakantieganger in Sotsji geveld door een voedselvergiftiging waarvan hij zich maar moeizaam herstelt. Hij klaagt over spierpijn in de armen en de benen, maar zijn lijfarts I. Valedinski, kan geen pathologische symptomen waarnemen en schrijft hem verder de waterbaden van Matsesta voor. Opnieuw klaagt Stalin over spierpijnen in de ledematen, terwijl Valedinski niets abnormaals kan vaststellen.

Van dokter Valedinski zijn enkele notities bewaard gebleven over zijn beruchte patiënt: ‘Zijn verklaringen muntten altijd uit door het feit dat ze rijp en weloverwogen waren, door hun helderheid, hun praktische vitaliteit.’ Hij voegt eraan toe: ‘Stalin had altijd belangstelling voor de mening van zijn gesprekspartner en was pas tevreden als hij een duidelijk antwoord had gekregen.’ De arts merkt ook een karaktertrek op waarvan we niet weten of de hele draagwijdte ervan tot hem is doorgedrongen: ‘Stalin interesseert zich voor de mening van zijn gesprekspartner niet om er rekening mee te houden, maar om hem te peilen.’

In Matsesta raadpleegt Stalin tussen 1930 en 1936 Miron Snejderovitsj, een jonge joodse arts met wie hij graag een kop thee drinkt. Niemand die bij Stalin wordt ontboden, weet wat hem te wachten staat. Voor de dictator heeft Snejderovitsj het gewicht van een muis waarmee de baas zijn geliefkoosde spelletje speelt: koeioneren. Toch is Snejderovitsj onder de indruk van de sobere levensstijl van Sta-lin die zijn laarzen laat oplappen als ze stuk zijn en die zijn kousen laat stoppen als er gaten in zitten. In zijn memoires vertelt Valedinski hoe Stalin zelf de politieke temperatuur van de jonge joodse dokter nam. Door Stalin aangesproken over de kranten die hij las, noemde Snejderovitsj de Pravda en de Izvestia. Stalin grinnikte en zei: ‘U bent een verstandig man, dokter, u zult het begrijpen, deze kranten bevatten geen spatje waarheid.’ Toen de medicus onthutst bleef zwijgen, barstte Stalin in een lachbui uit. Bij een andere gelegenheid vroeg Stalin hem of hij niet af en toe de lust voelde opkomen om hem te vergiftigen. Alweer verlamd van schrik stotterde de arts dat hij zoiets nog nooit overwogen had, waarop Stalin glimlachend vergaf: ‘Ik weet het dokter, u bent een verlegen mens, zwak. U zou zoiets nooit doen, maar ik heb vijanden die er wel toe in staat zijn om het te doen.’ Het gebrek aan lef om misdaden uit te voeren, zou wel eens een treffende stalinistische definitie van onschuld kunnen zijn.

Op oudejaarsavond van 1936 krijgt Stalin af te rekenen met een krachtige angina die hem hoge koorts bezorgt. Ditmaal krijgt Valedinski het gezelschap van twee nieuwe artsen. Een ervan is A.I. Vinogradov, die Stalin zal behandelen tot november 1952, de maand waarin de arts wordt gearresteerd wegens zijn vermeende aandeel in het dokterscomplot, ook wel het ‘complot van de witte jassen’ genoemd. Als de medici het begin van arteriosclerose diagnosticeren, lijkt er bij de dictator zoiets als het besef van zijn eigen eindigheid te ontwaken. In het bijzijn van de geneesheren zegt hij ietwat plechtig: ‘We houden ons veel bezig met de theorie, maar weinig met de praktijk, en we houden ons niet bezig met de kwestie van de verlenging van het leven.’

De artsen komen terug op 2 en 5 januari van het jaar 1937 en Stalin vertelt hun anekdotes uit zijn jeugd: hoe hij in 1899 na zijn uitsluiting uit het seminarie in Tblisi aan de slag ging in een meteorologisch observatorium, hoe hij als balling in de bevroren wateren van de Jenisej ging vissen. Op 5 januari 1937 lijkt hij geheel hersteld te zijn en dezelfde avond, na een bezoek aan het Bolsjoj-theater, nodigt hij de artsen uit om met hem het avondmaal te gebruiken. Tijdens het diner dreigt hij met een verdenking die reeds het naoorlogse dokterscomplot lijkt aan te kondigen: ‘Onder de dokters bevinden zich vijanden en u zult er binnenkort nog over horen.’

In de zomer van 1937 doet Stalin weer een beroep op de diensten van Valedinski, wiens zoon kort daarvoor is gearresteerd door de NKVD, Stalins geheime politie. Nadat hij Stalin heeft onderzocht, verklaart de arts: ‘Het is de laatste keer dat ik u zie. De vader is verantwoordelijk voor de zoon.’ Waarschijnlijk is Stalin werkelijk verrast door wat er is gebeurd, want twee weken later is de zoon van de dokter weer op vrije voeten. Maar Stalin, die het niet vertrouwt, wacht drie jaar voor hij Valedinski weer eens aan zijn ziekbed roept.

De Montenegrijnse diplomaat Milovan Djilas, die Stalin na de Duitse capitulatie herhaaldelijk in opdracht van de Joegoslavische maarschalk Tito bezoekt, is ontsteld over de snelle veroudering van de dictator: ‘Het was onbegrijpelijk dat hij in twee, drie jaar zo had kunnen veranderen. Toen ik hem het laatst had gezien, in 1945, had hij nog een levendige geest, zeer ad rem en met een puntige humor. Maar dat was tijdens de oorlog geweest en daarna was zijn toestand naar het scheen voortdurend achteruitgegaan.’ Stalin lijdt aan een hoge bloeddruk. Zijn angina, die al altijd heeft opgespeeld, blijft hem verzwakken. Hij wordt gesloopt door arteriosclerose. Hij mindert zijn alcoholconsumptie en geeft een jaar voor zijn dood het roken op, een ingreep waar hij zo trots op is dat hij er slechts met moeite kan over zwijgen.

BANKETTEN, TOASTS…

Djilas onderging een schok toen hij de culinaire gebruiken in Stalins hofhouding registreerde. De schranspartijen waren overgoten met royale hoeveelheden alcohol. De tafelgesprekken werden gekruid met de obscene en ruwe praat die schering en inslag was in Stalins buurt. ‘Er wordt waarschijnlijk harder gevloekt in de hoge regionen van de sovjetregering dan in de hele rest van de wereld. De sappige achterbuurttaal is de meest opvallende en soms de enige herinnering aan de proletarische oorsprong van ons regime. Een meester op dit terrein was Kaganovitsj. Hij vloekte als een dronken matroos en presteerde ongelooflijke dingen op dit gebied. Maar Molotov, Vorosjilov, Andrejev en anderen deden niet veel voor hem onder en zelfs Stalin liet zich niet onbetuigd,’ schreef Viktor Kravtsjenko in Ik verkoos de vrijheid, een controversieel boek waarin de Russische ingenieur afrekende met het Stalinregime.

Toen Djilas zich eens in het gezelschap van een aangeschoten Molotov in Stalins datsja naar het ondergrondse toilet spoedde (‘Er waren verschillende gesloten wc’s en ook urinoirs’), stelde hij verbijsterd vast dat Molotov al onder het lopen zijn gulp had losgeknoopt. Djilas bleef zuur kijken toen Lavrenti Beria, die de Montenegrijn moest dwingen om een glaasje perztsovka te drinken, zijn gast ‘in de vulgairste termen’ toevertrouwde hoe deze sterke en gepeperde wodka de geslachtsklieren prikkelde en stimuleerde. Ten huize Blizjnjaja bediende iedereen zichzelf. De gasten namen plaats aan een lange tafel. Stalin zat op zijn vaste stoel, op de eerste plaats links van het hoofd van de tafel. Het banket bestond uit een grote verscheidenheid van spijs en drank die vlak na de oorlog een overweldigende indruk maakte op de gasten. Op tafel stonden kaviaar, gerookte zalm en forel, verse komkommers en aubergines in het zuur, gekookte en gerookte ham, koud gebraden varkensvlees, warme vleespasteien en pikante kazen, borsjtsj, gloeiend hete biefstukken, cakes en grote hoeveelheden tropisch fruit. Zo’n banket duurde een uur of zes, van tien uur ’s avonds tot vier of vijf uur in de ochtend. De gesprekken zwalpten, de moppen werden tussen de staatszaken door verteld en er werden voortdurend heildronken uitgebracht. Djilas: ‘Onofficieel werd in de loop van deze maaltijden de politiek van de Sovjet-Unie voor een belangrijk deel bepaald. Bovendien vormden ze de voornaamste en de enige luxe in Stalins zo eentonige en sombere leven.’

Telkens wanneer Stalin het woord nam, werd er aandachtig geluisterd en nooit sprak iemand hem fel tegen. ‘De gehele situatie deed denken aan die in een patriarchale familie met een eigenzinnige stamvader voor wiens grillen iedereen een beetje bang is’, schreef Djilas. Inmiddels werkte Stalin massa’s voedsel naar binnen die zelfs ‘voor iemand met een veel forsere lichaamsbouw nog enorm geweest zouden zijn’. Stalin hield van vlees en streekgerechten. Hoewel de Georgiër graag een slok nam, heeft Djilas hem – in tegenstelling tot Molotov en Beria – nooit echt onder invloed gezien, hoewel hij toch soms erg dronken werd. Meer dan eens liep het drankverbruik tijdens deze banketten uit de hand. Waarschijnlijk was het Stalin zelf die tijdens zo’n diner eens voorstelde dat iedereen moest raden hoeveel graden onder nul het was en dan zoveel glazen wodka moest drinken als hij zich in het aantal graden had vergist. ‘Gelukkig had ik in het hotel even op de thermometer gekeken’, aldus de altijd berekenende Djilas. Hij prees zich gelukkig dat hij er maar één graad naast zat.

Hoe ouder Stalin werd, hoe gulziger hij werd. Djilas stelde vast dat Stalin, die bij het eten al altijd flink had toegetast, een gulzigheid vertoonde alsof hij vreesde dat er niet genoeg zou overblijven van een bepaald gerecht dat zijn begeerte had opgewekt. Nikita Chroesjtsjov, die in 1956 Stalins misdaden zou onthullen, vond al die maaltijden een verschrikking, te meer omdat je nooit mocht wegzakken in een hazenslaapje. Want als dat gebeurde, ‘kon het zijn dat hij een tomaat naar je hoofd gooide’, aldus Stalins opvolger die er gegeneerd bij zat toen zijn baas op het eind van de oorlog ook met vorken en lepels begon te werpen: ‘Dat verbitterde me. Werkelijk! Hoe kon hij dat doen? Een man van zijn postuur, een leider, een werkelijk intelligente man, die zo dronken werd dat hij zich dergelijke vrijheden veroorloofde. Dit alles vond natuurlijk plaats nadat Sta-lin zich in 1943 een uniform had aangemeten en ons begon te verzekeren dat hij de oorlog zou winnen. Voor die tijd liep hij rond als een natte kip. Ik kan me niet voor de geest halen dat er voor 1943 diners waren met drinkpartijen. Hij zat zo diep in de put dat het zielig was om aan te zien.’

Vooral op 7 november, de dag waarop de revolutie werd herdacht, had Stalin vaak een kwade dronk, allicht omdat hij die feestdag associeerde met de zelfmoord van Nadezjda Alliloejeva, zijn tweede vrouw, wat een domper op de vreugde plaatste. Van de gelagen na de parade maakte Stalin steevast gebruik om zijn medewerkers de stuipen op het lijf te jagen, zodat ze soms van angst in tranen uitbarstten.

Neem 7 november 1940. De parade op het Rode Plein is afgelopen. Heel de kliek is present voor het middagmaal dat Stalin aanbiedt, een gebeurtenis waarover Georgi Dimitrov, ‘de stuurman van de Comintern’, in zijn dagboeken verslag uitbrengt. Het diner loopt uit tot negen uur. Iedereen is het moe en de gasten (Molotov, Kalinin, Vorosjilov, Kaganovitsj, Beria, Malenkov en anderen) maken aanstalten om op te staan en weg te gaan. Net op dat moment vraagt Stalin het woord. Nadat de dictator in algemene termen zijn ongenoegen heeft geuit over de toedracht dat het land gebukt gaat onder de zelfgenoegzaamheid van de leiders en dat de mensen niet willen leren (‘hoewel bij ons de voorwaarden om te leren erg goed zijn’), neemt de toast een dreigende wending. Stalin klaagt dat de sovjetvliegtuigen slechts vijfendertig minuten in de lucht kunnen blijven, terwijl de Duitse en de Engelse toestellen geen moeite hebben om uren door te vliegen. Stalin: ‘Niemand van jullie heeft daarover nagedacht.’

Vervolgens beklemtoont Stalin dat hijzelf de experts heeft opgetrommeld om het probleem te verhelpen, ‘maar ik ben de énige, die zich met al die vragen bezighoudt. Niemand van jullie denkt daar ook maar een beetje over na. Ik sta er alléén voor… Ik kan toch leren, lezen, elke dag opletten; waarom kunnen jullie dat dan niet? Jullie leren niet graag, jullie leven zelfgenoegzaam en vegeteren. Jullie geven het erfdeel van Lenin met beide handen weg.’ Door voortdurend in dezelfde gedachtekring te blijven draaien, praat Stalin zichzelf een groeiende woede aan: ‘Jullie luisteren naar me, en alles blijft bij hetzelfde.’ En dan komt de climax: ‘Maar ik zal jullie eens tonen wat er gebeurt als ik uit mijn vel spring. Jullie weten al hoe ik dat kan! Ik zal op jullie vette pensen inbeuken dat horen en zien vergaat.’

Wat we hier meemaken, is de stalinistische paradox. Ook wie uit angst het initiatief heeft genomen om niets te doen, is niet zeker van zijn leven en wordt op crisismomenten met de dood bedreigd.

Piet de Moor

Stalin reduceerde alles tot politiek en overal waar het misliep, ontwaarde hij sabotage.

Op het eind van de oorlog begon Stalin tijdens de banketten ook met vorken en lepels te werpen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content