De Koningin Elisabethwedstrijd draait rond talent en competitie, maar hij is er niet om supersterren te creëren.

Wie zijn Alexei Michlin, Leonid Kogan, Philippe Hirschhorn, Mikhaïl Bezverkhny, Hu Nai-yuan, Yayoy Toda en Baiba Skride? Zeven van de vijftien winnaars van de Koningin Elisabethwedstrijd (KEW) voor viool sinds 1937. Weinig bekend bij het grote publiek, ondanks hun onmiskenbare kwaliteiten. Maar een beetje melomaan heeft wel van Julia Fischer en Hilary Hahn gehoord. Fischer en Hahn zijn in respectievelijk 2007 en 2008 door het gezaghebbende magazine Gramophone uitgeroepen tot ‘musician of the year’. Geen van beide violisten heeft ooit aan de Wedstrijd deelgenomen. Meer nog, ze hebben amper een wedstrijdcarrière achter de rug.

Het zegt veel over de KEW, daarom niet altijd in de negatieve zin. Dat de wedstrijd geen gegarandeerde opstap naar de wereldpodia biedt, bijvoorbeeld. In sommige gevallen ligt dat gewoon aan de muzikant zelf. Philippe Hirschhorn, winnaar in 1967, koos voor een carrière buiten de schijnwerpers. Merkwaardig genoeg nam dat jaar ook iemand deel die een violist van wereldformaat zou worden: Gidon Kremer. Hij werd derde. Mikhaïl Bezverkhny maakte na zijn overwinning een goede start, maar liet daarna zijn eigen carrière verwateren en werd onder meer acteur. Ik hoorde hem drie jaar geleden in Gent met een gipsyband. Hij speelde vals.

Nuchtere carrièreplanning

Aan de Koningin Elisabethwedstrijd neem je niet deel in een impuls: het vergt een oersterke opleiding, veel voorbereiding en een onwaarschijnlijk uithoudingsvermogen tijdens de wedstrijd zelf. Vandaag worden kandidaten intensief klaargestoomd voor de Wedstrijd en in veel gevallen maakt hij deel uit van een zorgvuldige carrièreplanning. Wie er de biografie van de vorige winnaar, Sergeï Khachatryan, op naslaat, moet wel tot die conclusie komen. Hij had al een aantal prestigieuze prijzen gewonnen, maar na Brussel was het meteen gedaan met de competitie. Dat geldt trouwens voor veel van de winnaars, en het zegt veel over het prestige van de KEW, ondanks de explosie van het aantal wedstrijden voor viool in de voorbije decennia.

Hoe dan ook moet je dus minstens enige competitiedrang bezitten, en dat is niet bij alle grote solisten het geval. Het is ook geen noodzakelijke voorwaarde om een goed muzikant te worden: sommige artiesten groeien inderdaad door de onmiskenbare uitdaging die van de grote wedstrijden uitgaat, anderen hebben daar totaal geen behoefte aan. Wél nodig om een wereldcarrière te maken is een sterke podiumprésence, en wat dat betreft opteerde de jury in het verleden soms liever voor muzikaal-technische kwaliteiten. Ook dat hoeft niet zo te verbazen, want présence is moeilijk te objectiveren en het is bijna onmogelijk om die invloed op langere termijn in te schatten. Het wijst dus ook op een zekere integriteit van de Wedstrijd en de jury.

De KEW is een wedstrijd rond talent, maar hij is er niet om supersterren te creëren. Er zijn op dat vlak ooit ernstige clashes tussen jury en publiek geweest. In de vioolwedstrijd van 1993 klonk er bijvoorbeeld boegeroep op bij de keuze voor winnares Yayoi Toda, en de vijfde plaats voor de geliefde Amerikaanse Rus Mikhail Ovrutsky in 2005 viel ook niet in goede aarde. Al heeft die sindsdien ook nog geen opzienbarende dingen gedaan.

Présence is bovendien nog iets anders dan vlotheid. De wereldvreemdheid van pianist Pierre-Alain Volondat (1983) blijft legendarisch. De proclamatie van dat jaar wordt nog altijd geregeld in lachshows uitgezonden als de beelden van de Pak de Poenshow toevallig even uitgeleend zijn, maar de spanning die hij in de zaal veroorzaakte tijdens de finale was onmiskenbaar. Toch is de nieuwe generatie topmuzikanten duidelijk anders. Sergey Khachatryan kruipt op het podium totaal in zijn muziek, maar daarbuiten is hij een vrij gewone jongen met een drukke agenda die graag aan automotoren sleutelt. Een van de vele briljante jonge mensen met een grote professionele inzet en een internationale blik op de wereld, zoals er ook in andere sectoren wel te vinden zijn.

Dit soort nuchterheid brengt de jonge kandidaten vandaag wel een stuk dichter bij het grote publiek en zeker bij hun leeftijdgenoten. Hip is de Koningin Elisabethwedstrijd misschien nog net niet, maar het is een feit dat jongeren er vandaag vaker aan blijven hangen. Ook de jury lijkt ondanks alles meer aandacht te besteden aan de uitstraling van de kandidaten naar jongeren toe, ook buiten de wedstrijd. Dat komt misschien ook door de samenstelling van dat panel. Het wordt zelden gedaan, maar het loont de moeite dat gezelschap even in detail te bekijken.

Moeilijke evenwichtsoefening

De gemiddelde leeftijd (sommige juryleden houden de hunne zorgvuldig geheim) moet ergens rond de 55 jaar liggen. Dat lijkt oud, maar het is een stuk jonger dan twintig jaar geleden. De oudsten, de Amerikaan Lewis Kaplan en de Rus Igor Oistrakh, staan bekend als uitstekende pedagogen, net als de Rus Boris Kushnir. De aanwezigheid van dat grote aantal pedagogen in de jury zal ongetwijfeld nuttig zijn, behalve op één vlak: veel van de kandidaten zijn leerlingen van een van de juryleden. Jolente de Maeyer studeert bij Augustin Dumay, ook een van de juryleden, en Lorenzo Gatto, de andere Belgische kandidaat, werd door Dumay én Kushnir opgeleid. Zelfs wanneer die zich bij de stemming terugtrekken, kan dat de beoordeling blijven beïnvloeden. Mogelijk is dat in sommige gevallen zelfs de reden geweest van de zo legendarisch onvoorspelbare uitslagen.

Naast de pedagogen zit gelukkig ook een aantal violisten met veel podiumervaring in de jury. Jaime Laredo won in 1959 de Wedstrijd. Hij was toen overigens net zeventien jaar. De Russische violist Vadim Repin claimt dat hij in 1989 de jongste winnaar van de KEW was. Dat is correct, maar hij klopt Laredo met amper iets meer dan een maand. Daarmee wordt meteen de vaak gehoorde bewering weerlegd dat de winnaars steeds jonger worden. De Japanse Yuzuko Horigome en Repin zijn ex-winnaars, maar er zitten gelukkig ook een paar violisten in de jury die ofwel niet wonnen of nooit zelf aan de wedstrijd deelnamen maar wel carrière maakten.

Er is duidelijk naar evenwichten gestreefd, ook over de continenten. Vandaar de aanwezigheid van de wat schimmige Koreaan Kim Min en de Chinese Vera Tsu. Op één vlak is dat evenwicht blijkbaar nog altijd erg moeilijk: onder de vijftien juryleden (met inbegrip van voorzitter Arie Van Lysebeth) bevinden zich welgeteld drie vrouwen. Zij moesten oordelen over in totaal 68 aanvaarde kandidaten, van wie 35 mannelijke en 33 vrouwelijke deelnemers. Overigens, tussen de vijftien winnaars zaten er tot nu toe vier vrouwen. De eerste, de Israëlische Miriam Fried, won in 1971.

De kandidaten, dan. Uit zo’n 144 ingezonden formulieren en cd’s werden er in eerste instantie dus 68 geselecteerd, waarvan er na de eerste reeks 24 overbleven. Het grote aantal kandidaten uit Azië is intussen al vele jaren een vast gegeven. Onder de 68 zaten dit jaar onder meer 5 Chinese, 9 Japanse en liefst 15 Koreaanse kandidaten. Dat in de uiteindelijke selectie van 24 halvefinalisten beide Belgen overbleven, mag een wonder heten. Van de Koreanen werden er zeven geselecteerd, ook een hoog aantal – zeker vergeleken bij Japan, dat maar één kandidate overhield. En nog opvallend: er bleven dertien vrouwelijke en elf mannelijke kandidaten over.

Niet meer live op de klassieke zenders

De wedstrijd en de media, ten slotte. Op geen enkele ‘klassieke’ televisiezender kunt u de finale, die loopt van 25 tot 30 mei, live volgen, wel op Canvas+. Het kan ook via de computer, zowel via de site van de Wedstrijd (www.cmireb.be) als via kew.klara.be. Zeer interessant is dat hier ook de halve finales uitgesteld (on demand) kunnen worden bekeken. Als u de livestream van de website volgt met het superieure geluid van radio Klara op (dat de finales wel integraal uitzendt), dan hebt u toch een goede livecombinatie van beeld en klank. Samenvattingen vindt u op meerdere zenders, ook Canvas, dat natuurlijk wel de laatste avond met de proclamatie volledig uitzendt.

De randactiviteiten, ten slotte. Op dit ogenblik is een reeks boeiende masterclasses bezig, waarbij de grote pedagogen uit de jury elk zestien jonge violisten begeleiden. De sessies hebben plaats in het Muziekinstrumentenmuseum (Hofberg 2 in Brussel). Ze lopen nog tot 22 mei, telkens een per halve dag, en zijn toegankelijk voor het publiek. Meer informatie vindt u eveneens op de site van de Wedstrijd.

PETER VANDEWEERDT BLOGT TIJDENS DE FINALEWEEK ELKE AVOND OVER DE WEDSTRIJD VIA KNACK.BE

DOOR PETER VANDEWEERDT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content