‘Het is goed in eigen stad te kijken.’ Met deze schalkse blik richting Alice Nahon gaf Ramsey Nasr tijdens het Antwerpse stadsfestival Wintervuur een overzicht van het oeuvre dat hij als stadsdichter bij elkaar pende. Een mengsel van anekdotiek, pure literatuur, leuke rijmelarij en welgemikte maatschappijkritiek. Langdradig in performance, niet zelden briljant in taal. Vooral de muzikale entente met Roland en Pieter-Jan De Smet mankte als een dieseltreintje en zo werd het begin januari al uitkijken naar een nieuwe episode in het culturele vaandelzwaaien van onze dichters. In dienst van de stad. In dienst van zichzelf. Het is de eer die hen vooruit drijft, de roem die op hen wacht en het stadsdichterslabel dat hun diensten in verkoop verzilvert.

De eerste die na het laatste vers rechtsprong was de culturele zonnekoning van Antwerpen zelf: cultuurschepen Philip Heylen. Leuk gekapt en als immer uitgedost volgens de laatste modetrend. In duffelcoat. Wintervuur was zijn eerste stap in een beloftevolle kiescampagne.

Bedoeld voor alle Antwerpenaren. Van Koekensgracht tot Vlaaikensgang zou Nasr dichten. Maar veel te weinig stoeltjes en dus een probleem. Verder best feeëriek want het mocht wat kosten. Maar een programma dat snelsnel graait in de koekentrommel van organisator Antwerpen Open en verder stedelijkheid promoot met stadswandelingen richting virtueel Museum aan de Stroom en ondergrondse riolering, kun je moeilijk een artistieke topper noemen. Moet dat? Je zou denken van wel. Maar in het domein van de culturele stadsmarketing en verkiezingsshows gelden andere wetten.

Passons. In de slipstream van Wintervuur kreeg Heylen zijn snuit in heel wat kranten, en dat is zijn goed recht. Trouwens, hoe doorzichtig de culturele strategie van Antwerpen bij wijlen ook kan zijn, je moet compassie hebben met de stad waarin je woont. En alleen wie deze compassie kan ombuigen tot engagement, gaat aan het stadsdichten. Niet alleen een ambt dat je met wat geluk tot in De Laatste Show brengt. Vooral een ambt waardoor de dichter de lucht van grote campagnes kan inademen. Vermoedelijk zat Lanoye erop te wachten. Na zo’n trilogie, na zo’n gebeuk in columns, na zo’n dj-set-taal in de bewerking van Shakespeare. Lanoye stond klaar voor dat half miljoen Antwerpse pochers en die Lieve Vrouwe Toren. Nasr op zijn beurt kon er niet snel genoeg bij zijn. Blind en naïef geloofde hij in de maakbaarheid van de stad met niet meer dan wat woorden. Hij heeft er heel wat nodig gehad. En dan het vuur waarmee hij ze op het podium liet branden. Is de wereld nu ook beter?

Er waren slippers en geruzie met een schepen links of rechts. Maar we waren trots op de grote bek uit het Waasland. En dus zijn we ook trots op die Palestijn uit Nederland met zijn njet voor de Joodse ambassade op de Boekenbeurs. Ze hadden klauwen, deze dichters van de stad. En de schepenen waren boos. Maar er was het publiek. En die hielden van hun literaire goden. Ach ja, ze waren op De Laatste Show geweest.

En straks is daar Bart Moeyaert. Import uit Brugge. Met een articulatie die soms hapert omdat ze zo mooi wil zijn. En met een pen die vrouwen, meisjes, groot en klein in vervoering brengt. Slaan zal hij niet doen. Hij zal aaien. Maar onder dat gewrijf en gefleem zal het jeuken. En als het twee jaar lang jeukt, ja, dan doet het pijn. Benieuwd of dat gejeuk ook door de duffelcoat zal gaan, die iedereen in navolging van Heylen dra zal dragen.

Roel Verniers is medewerker van het kunstencentrum Villanella.

Roel Verniers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content