De hele zomer lang buigt Guillaume Van der Stighelen zich over termen uit ons dagelijkse taalgebruik en schrijft er voor Knack zijn bedenkingen bij neer.

Er heerst een crisis in de wereld. Ze duurt nu al langer dan de Grote Recessie. We voelen het tot bij ons en het begint pijn te doen. We staan nog niet met bonnetjes in de rij om soep, maar we krijgen in onze digitale thuistheaters toch al beelden te zien van arme kindjes. Uit eigen omgeving dan nog. Weliswaar uit een andere buurt, maar toch. Echt niet gemakkelijk om naar te kijken. En de staatskas is leeg, dus daar hoeven we ook niet te veel aalmoezen meer van te verwachten. Er is dringend behoefte aan nieuw geld. Dat is de algemene overtuiging. Er moet werk komen. Dus, zou je verwachten, tijd voor de werkgevers en de werknemers van het land om er iets aan te doen. Zij die iets doen, en zij die zorgen dat er iets te doen is. Als die twee de handen in elkaar slaan, is alles opgelost. Tijd voor dialoog.

Wat een prachtwoord. Dialoog. Een dat sinds de laatste grote wereldbrand goed in de markt ligt. Er is de Noord-Zuiddialoog. Dialoog tussen vakbonden en directie. Dialoog tussen de kerkleiders. Dialoog tussen de gemeenschappen en zelfs dialoog tussen merk en verbruiker. Het klinkt warm, dat woord. Alsof alles wel goed komt, zonder oorlog. Anders dan discussie of debat, waarvan de ene helft van het publiek vreest en de andere helft hoopt dat het er hard zal toegaan. Uw aandacht voor de gladiatoren van de scherpe zinsnede. De bloedspatten van het vakkundig afgehakte betoog. Vol opwinding staan we rond de boksring waarbinnen de overwinning van het eigen gelijk na de nodige spanning voor ontlading moet zorgen. Nee, dan maar dialoog. Dan hebben we het gevoel dat er echt gepraat wordt. Niet met de bedoeling elkaar af te maken, maar met de bedoeling elkaar te vinden. Heel onaangenaam voor wie de gewoonte heeft als enige winnaar uit elk gesprek te komen, dat wel. Maar geruststellend voor wie van vrede houdt en vooruit wil.

Makkelijk is het niet, zo’n dialoog. Wie zijn huwelijk al eens heeft willen redden en daarbij – al dan niet onder zachte dwang – hulp van buitenaf heeft ingeroepen, weet waarover ik het heb. Leren praten met elkaar, onder deskundige begeleiding. Want aanvankelijk praat je tegen elkaar. Tot de begeleider weet waar het vastloopt, en dan komen de oefeningen. Om het verbaal geweld om te zetten in een bruikbaar gesprek. Eén zo’n oefening heet contemplatieve dialoog.

Telkens als de ene partner iets heeft gezegd, moet de andere dit luidop samenvatten alvorens erop te reageren. Dat heeft twee voordelen. Niet alleen ben je verplicht te weten wat er in het hoofd van de andere leeft, bovendien krijgt de andere een bevestiging dat de boodschap is overgekomen. Bijkomend verschijnsel is dat er in het betoog, dat je al duizend keer meent te hebben gehoord, plots zaken zitten waar je zelf ook wat mee kunt doen. Eerst voelt dat aan als een beklemmende ervaring, de gedachte dat een andere persoon ook wel eens een punt zou kunnen hebben. We zijn het tenslotte zo gewoon dat wij het zijn naar wie nooit geluisterd wordt. Maar het went, als je maar goed blijft oefenen.

De begeleider weet precies wat er gebeurt bij een koppel. Zij zeurt en hij wordt doof. Zij zeurt harder en hij wordt dover. Tot hij potdoof is geworden en zij tegen zichzelf loopt te zeuren. Zo leven ze verder, elk in hun hoek. In plaats van samen te dromen, te plannen en te doen. De kunst is, op die sofa, dat patroon te doorbreken. Soms lukt dat, tot grote vreugde van beide partijen. Soms ook niet, dat is het leven.

Als werkgevers en werknemers werkelijk de crisis willen aanpakken, dan moeten ze dringend in behandeling. Samen op de sofa. Dikke vriendjes worden en in gesloten gelederen die hele crisis een paar dikke meppen uitdelen. In plaats van elkaar vanuit dichtgemetselde stellingen zakkenvuller en luiwammes te noemen. Als er al een akkoord komt, dan is dat niet het resultaat van een gezonde dialoog, maar wel van wat verbaal touwtrekken tussen oude en nieuwe principes. En dan maar hopen dat iemand erin gelooft.

We leven in een wereld vol tegenstrijdige belangen, en niet alleen op economisch vlak. Dat hoeft geen drama te zijn. Als iemand een idee heeft, en iemand anders heeft er een ander, dan zijn er twee ideeën. Niks om bang voor te zijn. Gewoon over praten en voor je het weet, komt er een derde idee uit voort. Een gezamenlijke oplossing vinden is geen schande.

Dialoog is een goed idee. Maar wat mensen vandaag vaak bedoelen met dialoog is het proberen samenvoegen van twee monologen om vervolgens snel aan de buitenwereld te vertellen dat het aan de onwil van de andere ligt als het niet lukt.

Noem het polemiek, altijd leuk voor de pers. Of noem het vergaderen. Altijd nuttig als reden voor het laat thuiskomen. Noem het zoals u wilt. Maar noem het geen dialoog. Voor een dialoog moet je erin slagen even uit de eigengelijksbubbel te treden om je in te leven in de gedachtewereld van een ander.

Thuis is al een goeie plek om alvast wat te oefenen.

Als werkgevers en werknemers werkelijk de crisis willen aanpakken, dan moeten ze dringend in behandeling. Samen op de sofa.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content