Maandag begint de Democratische Conventie in Denver, Colorado. Het moet het feest van de grote eensgezindheid worden, maar in de coulissen worden de messen gewet. De Clintons geven zich niet gewonnen, de Republikeinse media ruiken bloed. Misschien, fluisteren sommigen, is Barack Obama niet de messias.

Denver, hoofdstad van de staat Colorado, beleeft van 25 tot 28 augustus tijdens de Democratische Conventie zijn tweede goldrush. Vijfduizend Democratische gedelegeerden komen er samen om Barack Obama’s kandidatuur voor het Amerikaanse presidentschap te bezegelen. Zij worden gevolgd door duizenden gasten, vijftienduizend journalisten en tienduizenden aanhangers van Obama die de aanvaardingstoespraak in het immense Invesco Fieldstadion bijwonen. Hotelruimte is schaars, de horeca is opgetogen. Denver, in 1858 opgericht tijdens de massale zoektocht naar goud, verwacht een glimmende week.

Voor de buitenwereld is de conventie een massale publiciteitsshow die de eenduidige steun van de partij aan de kandidaat moet bewijzen. Amerikaanse kiezers die hun keuze nog niet hebben gemaakt, moeten geïmponeerd raken zodat ze op de verkiezingsdag van 4 november op Obama stemmen. Een conventie is dan ook een politieke kermis met grote toespraken, ballonnen en promotiefilmpjes.

Maar achter de schermen wordt hard gevochten. Het is niet meer zo erg als in de jaren 1950-1960, toen de strijd om de kandidatuur soms óp de conventievloer werd beslecht door politieke bonzen. In 1968 eindigde de Democratische Conventie in Chicago in een veldslag. Demonstranten tegen de oorlog in Vietnam raakten er slaags met de politie buiten het conventiegebouw, terwijl gedelegeerden slaande ruzie hadden over wie het moest opnemen tegen de Republikein Richard Nixon. Uiteindelijk werd Hubert Humphrey het veld ingestuurd, maar hij verloor. In 1972 eindigde de Democratische Conventie in Miami in chaos door ruziemakende conventiegangers, waardoor de presidentskandidaat George McGovern zijn aanvaardingstoespraak pas om drie uur ’s nachts kon houden. En in 1980 probeerde senator Edward Kennedy, tot op de conventievloer, de kandidatuur te ontfutselen aan de zittende president, Jimmy Carter. Die turbulente Democratische Conventies hadden allemaal hetzelfde resultaat: de Democraten verloren de presidentsverkiezingen.

PALAVERHUIS

In het televisietijdperk moet een conventie een gladde show zijn, met amusement, drama en een happy end. Republikeinen zijn daar traditioneel beter in dan Democraten. Van de laatste zeven presidentsverkiezingen hebben de Republikeinen er vijf gewonnen. Een Republikeinse Conventie staat bol van heldenmoed, pathos en patriottisme. Republikeinen scharen zich moeiteloos achter hun presidentskandidaat, ook al ging er tijdens voorverkiezingen een harde strijd aan vooraf. Maar de Democratische Partij is een big tent, zeg maar een palaverhuis, met basisdemocratie en belangengroepen – van vakbonden tot feministische verenigingen – die allemaal inspraak eisen. Een Democratische Conventie is per definitie een evenwichtsoefening.

Ook in Denver. De Democratische Partij werd bijna tot in de kern gespleten door de felle strijd tussen Barack Obama en Hillary Clinton tijdens zes maanden van voorverkiezingen en caucuses in vijftig staten. Obama beschuldigde Clinton van ‘oude politiek’, Clinton noemde haar rivaal ‘naïef en roekeloos’. Ook de voormalige president Bill Clinton wierp zich in de strijd en vergeleek Obama met de zwarte leider Jesse Jackson, die in 1984 en 1988 deelnam aan presidentsverkiezingen. Clinton wou Obama in de hoek drukken van de zwarte minderheid, die 12,5 procent van de bevolking uitmaakt. Daarmee veronderstelde hij dat Obama ‘onverkiesbaar’ zou zijn in ‘blank Amerika’. Clintons uitspraak, aan de vooravond van de voorverkiezingen in South Carolina eind januari, sloeg diepe wonden. Aanhangers van Obama verweten Clinton ‘racisme’. De vroegere president was zichtbaar gegriefd. Hij haalde uit naar de media en nam de pose aan van een oude mopperaar. Hillary Clinton gaf haar strijd begin juni op, maar een deel van haar – grotendeels vrouwelijke – achterban kan zich niet verzoenen met de kandidatuur van Obama. Hillary Clinton en Barack Obama hielden een symbolische verzoeningsbijeenkomst in Unity, New Hampshire. Maar veel wrevel bleef, en de vraag was: welke rol krijgen de Clintons op de conventie?

Dat wordt een prominente rol. Hillary Clinton is hoofdspreker op dinsdag, terwijl Bill Clinton de gedelegeerden toespreekt op woensdag. Donderdag is er een stemming: de gedelegeerden kiezen formeel tussen de kandidaten Obama en Clinton. Daarbij krijgt Clinton circa 40 procent van de stemmen, maar zij ‘schenkt’ die aanhang aan Obama. Hij krijgt vervolgens de kandidatuur en houdt een aanvaardingstoespraak in het Invesco Fieldstadion, goed voor 70.000 aanhangers.

CLINTONCONVENTIE

‘Dit wordt de Clintonconventie’, zegt Dick Morris, commentator bij Fox News en voormalig politiek strateeg van Bill Clinton. Morris werd echter als adviseur bij de Clintons ontslagen na een knetterende ruzie met Hillary. ‘Hillary en Bill hebben de conventie in Denver gekaapt en ze doen net alsof het hun conventie is.’ Volgens Morris heeft Obama zijn moment de gloire uit handen gegeven. Hillary en Bill domineren het beeld op dinsdag, woensdag en de stemming op donderdag. ‘Het lijkt erop dat Obama het genadebrood van de Clintons mag eten’, aldus Morris. ‘Het zegt veel over het zwakke karakter van Obama dat hij zich zo aan de kant laat drukken.’ Volgens hem hopen de Clintons dat Obama verliest van de Republikeinse kandidaat John McCain, zodat Hillary Clinton in 2012 vrijwel automatisch de Democratische presidentskandidate wordt. Het Obama-kamp ziet de prominente plaats van de Clintons als prijs voor een gesloten front achter Obama.

Denver is niet zomaar uitgekozen als conventiestad. De Democraten willen vanuit Colorado de macht van de Republikeinen in het midden en zuidwesten van het land breken. In 2000 won president George W. Bush Colorado (dat negen kiesmannen in het presidentiële kiescollege oplevert) met een verschil van 9 procent op de Democraat Al Gore. Colorado leek een veilig Republikeins bastion. Maar de tijden zijn veranderd. De hoofdstad Denver is uitgegroeid tot een grote stad en wordt geleid door de Democratische burgemeester John Hickenlooper. Vooral immigratie van jonge hoogopgeleiden vanuit Californië bracht de demografische verhoudingen in beweging ten gunste van de Democraten. De voorsteden groeiden explosief, zodat het platteland, door Republikeinen gedomineerd, electoraal minder belangrijk werd.

Colorado kleurde blauw, de kleur van de Democraten. Intussen is de gouverneur een Democraat en hebben Democraten de meerderheid in het parlement van de staat. Colorado heeft Democratische vertegenwoordigers in het Huis van Afgevaardigden in Washington en een senator. In 2008 moet die trend worden verzilverd: Colorado stemt voor de Democratische presidentskandidaat. Ook in New Mexico en Nevada (twee keer goed voor vijf kiesmannen) tekent die trend zich af. De politieke inbraak in Colorado moet leiden tot een politieke doorbraak in het zuidwesten van de VS. In 2004 won Bush in New Mexico van zijn rivaal John Kerry met een verschil van amper 1 procent. Als Kerry in New Mexico had gewonnen, zou hij president zijn geworden.

HET COLORADOMODEL

Sommigen gewagen van ‘het Coloradomodel’, dat is gebaseerd op financiering door enkele progressieve ondernemers, meestal afkomstig uit Californië. Ze werden multimiljonair in de software- en internetsector. Die groep heeft een politieke infrastructuur opgebouwd met denktanks, nieuwe media (progressieve websites) en een professionele opleiding om kandidaten klaar te stomen voor een verkiezingsstrijd. ‘Denktanks leveren intellectuele munitie die door nieuwe media worden verspreid en worden uitgedragen door getrainde Democratische kandidaten’, zegt Fred Barnes van het neoconservatieve magazine TheWeekly Standard, dat het Coloradomodel onderzocht. Volgens Barnes is het Coloradomodel ‘een agressieve methode om de politieke agenda te bepalen’. Maar het verschilt weinig van de manier waarop de conservatieve beweging groot is geworden. De gezapige country club-Republikeinen in Colorado zijn de kluts kwijt.

Obama kan vliegen op de vleugels van het Coloradomodel. De 70.000 zitplaatsen van het Invesco Fieldstadion waren in een dag uitverkocht. Zelden is er zo’n enthousiasme geweest voor een presidentskandidaat als voor Obama. Hij lijkt het symbool van een seculier messianisme. De Republikeinen lijken uitgeteld na acht jaar Bush en een kwakkelende economie. Maar het merkwaardige is dat de Republikeinse presidentskandidaat John McCain het goed doet. Volgens een belangrijke opiniepeiling staan Obama en McCain beiden op 44 procent. In twijfelstaten zoals Ohio, Michigan en Virginia is het een nek-aan-nekrace, terwijl McCain in Florida voorop ligt. Kortom, de geringe populariteit van de Republikeinen heeft Obama geen beslissende voorsprong opgeleverd. De verkiezingsstrijd is eigenlijk uitgemond in een referendum over de vraag: is Obama klaar voor het presidentschap? Zo niet is de stuntelende Opa McCain een veilig plan B’.

LEUGENS VS. ONWAARHEDEN

De twijfel over Obama is de laatste weken gevoed door twee boeken die bestsellers werden op de Amerikaanse markt. In Obama Nation haalt Jerome Corsi vernietigend uit naar Obama en de vermeende hiaten in diens autobiografische werk Dreams from My Father. Volgens Corsi, een conservatieve Republikein die in 2004 John Kerry de grond inboorde met het boek Unfit for Command, bouwt Obama aan een ‘personencultus’. Corsi is vooringenomen en het boek bevat slordigheden, maar niet alles is onwaar. Zo verwees Obama in 2007, tijdens een toespraak in Selma (Alabama), naar John F. Kennedy met de stelling dat zijn vader door president Kennedy naar Amerika werd gehaald in een eerste groep Keniase studenten aan Amerikaanse universiteiten. Vader Obama kwam inderdaad met die eerste groep naar de VS, maar dat was in 1959. Toen was de Republikein Dwight Eisenhower president en was Richard Nixon vicepresident. Obama beweerde vervolgens dat zijn Keniase vader en Amerikaanse moeder besloten een kind op de wereld te zetten na de gewelddadige rassenconflicten bij de brug van Selma. Het kind, Barack Obama, zou zijn ‘voortgekomen’ uit de emancipatiestrijd van Amerikaanse zwarten. Maar Obama werd geboren in augustus 1961, terwijl het conflict bij de brug van Selma in 1965 plaatsvond. In beide gevallen heeft de associatie meer te maken met politiek profiel dan met de waarheid. Volgens Corsi doet Obama dit omdat zijn politiek strateeg, David Axelrod, de verkiezingscampagne heeft gebaseerd op een personencultus met begrippen als change en believe. De Obama-campagne heeft het boek aanvankelijk genegeerd, maar intussen gingen er 475.000 exemplaren van de bestseller over de toonbank. Obama publiceerde daarop een ontkenning van 40 pagina’s, waarin hij Corsi’s boek ‘leugenachtig’ noemt.

TOCH NIET DE MESSIAS

Het tweede boek, A Case against Barack Obama van de Republikein David Fredosso, is meer feitelijk en minder vooringenomen. Het gaat over het verleden van Obama in de politieke subcultuur van Chicago. De ‘c’ van Chicago staat voor corruptie, niet voor change, meent Fredosso. De politiek in de stad wordt gedomineerd door een netwerk, de Political Machine, met partijbonzen zoals burgemeester Richard M. Daley wiens vader er ook burgemeester was. Obama’s politieke carrière leek aanvankelijk een mislukking omdat hij als buitenstaander werd gewantrouwd. Hij werd in 1996 senator van de staat Illinois, maar verloor in 2000 de verkiezingen voor een congreszetel in Washington DC. ‘Veel zwarten dachten dat hij door de Joden werd gestuurd om de zwarte stem te stelen’, zei toenmalig Obama-campagnevoerder Al Kindle in het toonaangevende blad TheNew Yorker. Obama maakte pas een kans als hij gehoorzaamde aan de grondregel van de Political Machine: voor wat hoort wat.

Emil Jones, leider van de Democraten in het parlement van de staat Illinois, werd Obama’s peetvader. Voor Obama werd een passend kiesdistrict getekend: naast zijn zwarte wijk kreeg hij ook de helft van TheLoop, het economische hart van Chicago. Het blanke kapitaalkrachtige electoraat gaf hem toegang tot geld en macht. Dat district werd Obama’s springplank naar de Senaat in Washington. Als tegenprestatie moest hij meewerken aan de machinaties van Chicago’s zetbazen. Obama voorzag hobbyprojecten van politieke bazen van financiering, via de begroting. De benoeming van ‘vrienden en familie’ van kopstukken keurde hij goed. In het parlement van Illinois liet Jones populaire wetten klaarstomen die Obama mocht ondertekenen. Bij omstreden wetsvoorstellen stemde Obama 135 keer ‘aanwezig’. Zo vermeed hij conflicten.

Ook voor de projectontwikkelaar Tony Rezko was Obama inschikkelijk. Hij sneed de wetgeving op maat van de socialewoningbouw. Uitgerekend Rezko’s bezigheid. De projectontwikkelaar financierde vijf verkiezingscampagnes van Obama. De Obama’s en Rezko’s waren zeventien jaar met elkaar bevriend. In 2005 hielp Rezko Obama zelfs bij de aankoop van diens huis van 1,6 miljoen dollar. Maar toen Rezko, geboren in het Syrische Aleppo, in opspraak kwam als ‘huisjesmelker’ – hij liet veel sociale woningen verkrotten – deed Obama alsof hij hem niet kende. En nog: Obama werd als ‘zwart politicus’ in Chicago aanvaard dankzij de kerkgemeente van dominee Jeremiah Wright. Maar toen ook Wright in opspraak kwam, minimaliseerde Obama de vriendschap met zijn ‘spiritueel leider’.

‘Ik wil aantonen dat Obama een gewone politicus is met gewoon opportunisme’, aldus Fredosso. ‘Hij heeft nooit iets hervormd, zeker niet in Chicago. Hij is niet de messias die zijn volgelingen in hem zien.’

De Democraten zijn overtuigd van hun kandidaat. Maar ze moeten de meerderheid van de Amerikanen ervan overtuigen dat Obama meer is dan politieke gebedsgenezerij.

DOOR DERK JAN EPPINK IN DE VERENIGDE STATEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content