Patrick Martens

Bij de totstandkoming van het federale akkoord voor de non-profitsector in maart 2000 vielen ruim 10.000 oudere personeelsleden uit de boot voor een arbeidsduurverkorting. Dat is nu de inzet van een bitse confrontatie met de regering.

‘De Witte Woede leidde tot een historisch en vernieuwend akkoord. Dat blijf ik zeggen. Maar er is een bijkomende inspanning nodig’, zegt Walter Cornelis van de christelijke bediendenvakbond LBC. Vorige week dinsdag voerde hij in Brussel bijna 10.000 manifestanten uit de zieken- en rusthuizen aan. Die lieten zich vooral horen en zien bij minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP). Terwijl de gevel van zijn kabinet met eieren werd bekogeld, sprak Cornelis over een dreigende ‘burgeroorlog’ tussen het verplegend en verzorgend personeel en de andere werknemers die voor het onderhoud instaan of in de keuken werken.

Vandenbroucke kon daar niet mee lachen. Hij reageerde furieus. ‘De bomen groeien niet tot in de hemel. Werkgevers en vakbonden hebben vorig jaar hun handtekening gezet onder een akkoord over gelijk loon voor gelijk werk en over een arbeidsduurvermindering voor de oudere werknemers met een zwaar beroep. De regering legt daarvoor 14 miljard frank (350 miljoen euro) per jaar op tafel, of 122.000 frank (3024 euro) per personeelslid. Ik eis dat zij het akkoord uitvoeren in het belang van het personeel’, uitte Vandenbroucke zijn woede over de Witte Woede. Die zat er nochtans al veel langer aan te komen.

Volgens het akkoord geldt de arbeidsduurvermindering voor ‘het voltijds werkend verplegend, verzorgend en gelijkgesteld personeel’. Die laatste categorie zijn paramedici die ook aan het bed van de patiënt komen en die ’s nachts, in het weekend en in onderbroken diensten werken. Van het zieken- en rusthuispersoneel dat 45 jaar en ouder is, kan op die manier 68 procent kiezen voor geleidelijk minder werkuren per week zonder loonverlies. Maar de inkt van die afspraak was nog niet droog, of een ‘staten-generaal van de non-profit’ gaf Cornelis en andere vakbondsvertegenwoordigers de opdracht om dezelfde regeling af te dwingen voor de resterende 32 procent van het personeel. Het gaat om 10.400 werknemers. Die eis werd nog kracht bijgezet toen de Vlaamse regering in dezelfde periode op haar beurt een non-profitakkoord afsloot, met daarin een arbeidsduurverkorting voor alle oudere personeelsleden in onder meer de bijzondere jeugdzorg, de gezinshulp en de sociaal-culturele sector.

DOOD SPOOR

Er rezen op dat ogenblik al vragen of er goed gerekend was voor het federale akkoord en of bijvoorbeeld ook de deeltijdse personeelsleden zoals voorzien voor een kortere werkweek in aanmerking komen. Maar de tevredenheid over de geslaagde onderhandelingen sterkte Cornelis en co in de overtuiging dat ze op federaal vlak ook de bijkomende slag zouden binnenhalen. Door een botsing over haalbaarheid en strategie is er sindsdien overigens op persoonlijk vlak een pijnlijke breuk met Agalev-kamerlid Joos Wauters, die in de eerste helft van de jaren negentig bij de LBC de Witte Woede-campagnes leidde en de voorganger van Cornelis was.

Een eerste poging om het geld voor het procent loonsverhoging uit het akkoord anders te benutten, mislukte. De federale regering wou geen heronderhandeling en de socialistische vakbond BBTK voelde er niets voor om die bescheiden vertaling van zijn eis voor een koopkrachtverhoging te laten schieten. Een spoor om de sociale Maribel of de lastenverlaging voor de sociale sector op een aangepaste manier te gebruiken, liep vervolgens dood in de federale begrotingsopmaak. De regering kaartte daarom het plan-Onkelinx als alternatief aan.

In dat plan van de PS-minister van Arbeid zitten onder meer het recht op een viervijfdebaan en de mogelijkheid van een uitloopbaan voor oudere werknemers. Maar Cornelis komt voorlopig niet over de brug. Volgens hem is ‘de berekeningsbasis voor een toepassing van het plan-Onkelinx in de non-profit veel te smal en kan zodoende onmogelijk iets worden gedaan voor de restgroep van het personeel’. Aan de hele discussie hangt volgens de LBC een prijskaartje van 335 miljoen frank (8,3 miljoen euro), plus de aanpassingspremies voor nieuwe personeelsleden die de werktijdverkorting moeten helpen opvangen. Cornelis: ‘Aan een romantisch plan hebben we niets. Het is daarom ook ongehoord dat Vandenbroucke, toch een socialistisch minister, de verpleegkundigen tegen de vakbonden opzet. Hoewel zij hard moeten werken, zijn ze voor het andere personeel zelfs bereid om hun werktijdvermindering, die op 1 juli ingaat, uit te stellen tot de maatregelen van Onkelinx op 1 oktober in werking treden.’

Naast die tweespalt tussen regering en vakbonden, zegden twee werkgeversorganisaties ondertussen de federale cao voor de non-profit op. Ook andere werkgeversfederaties aarzelen met de uitvoering. Maar ondanks alle woede-uitvallen, wordt nu een dubbele uitweg gezocht in een technisch overleg: tussen werkgevers en vakbonden over de toereikendheid van het budget voor de al afgesproken arbeidsduurverkorting, en met de regering en haar administratie over het plan-Onkelinx om alle zieken- en rusthuispersoneel ‘mee te nemen’.

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content