Van kunstgras en glasvezeldoek tot het antistresslaken: de West-Vlaamse textielfabrikanten maken het allemaal en met hun hightechproducten veroveren ze de wereld.

Langs de E17 in Waregem staat Sofinal-Cotesa vrolijk met vlaggen te wapperen. Het bord op het gazon meldt dat ze alweer medewerkers zoeken. In een soort ondergrondse bunker, een voetbalveld groot, draaien een groot aantal weefgetouwen. Schering en inslag volautomatisch – één man volstaat om zestig getouwen te controleren.

De textielindustrie in België, eigenlijk die van Vlaanderen plus Moeskroen, is supergeautomatiseerd en -gerobotiseerd. Ze verkeert dan ook niet meer in nood. ‘Er is een misverstand’, betoogt Fa Quix, de directeur-generaal van de werkgeversvereniging Febeltex. ‘Het aandeel van de industriële werkgelegenheid in de totale werkgelegenheid krimpt, maar de industrie blijft. In volume produceert de textielindustrie minstens evenveel als een kwarteeuw geleden, toen Vlaanderen nog vol fabrieken stond. Maar wij kunnen dat vandaag met een derde van het toenmalige werknemersbestand. Die zijn nu wel een stuk hoger gekwalificeerd.’

Sofinal en zijn Waregemse collega’s als Uco, Condordia en enkele anderen specialiseerden hun productie en richten zich op nichemarkten. Wollen stoffen hebben hun beste tijd gehad, mannen dragen zulke kostuums nog weinig. Nu leggen de fabrikanten zich toe op synthetische stoffen, gebruikt voor bescherm- en vrijetijdskledij, zoals brandweerlui en skiërs dragen, voeringen van allerlei aard, binnenbekleding voor reistassen, stoffen voor paraplu’s en zelfs voor de airbags in de auto’s.

Die bedrijven zijn nu sterk en groot. Survival of the fittest, alleen de sterke kledingstofwevers overleefden de textielcrisis van enkele decennia geleden. Ze presteren beter dan hun concurrenten in Frankrijk, Italië of Groot-Brittannië, die nog veelal in de traditionele productie zitten.

MOSKEEEN

Febeltex zeurt zelfs niet meer over ‘de Belgische loonkostenhandicap’, al blijft de werkgeversvereniging wel aandringen op een korting op de sociale werkgeversbijdragen. De textielhandelaars hebben het probleem van de hoge Belgische loonkosten overwonnen met de modernisering van hun fabrieken. Voor eenzelfde productie is veel minder volk dan vroeger aan de slag. Als gevolg van investeringen in machines zijn de loonkosten per eenheid product sterk gedaald. Delokalisatie naar lagelonenlanden kan daardoor niet meer – er zit te veel geld in de fabriek – maar loont ook de moeite niet, wegens het ontbreken van noemenswaardige kostenvoordelen.

Zolang de klanten, de kledingindustrie en andere stoffenbewerkers, in de lagelonenperiferie van Europa blijven – Tunesië en Marokko, Turkije en Centraal- en Oost-Europa -, is alles kits. De Vlamingen kunnen hen snel en flexibel leveren. Die troef verliezen de kledingstofproducenten als hun verwerkende klanten er ooit aan denken nog goedkopere arbeiders en arbeidsters te zoeken, ergens in het Verre Oosten.

Sedert de West-Vlamingen de moskeeën in Saudi-Arabië vol tapijten legden, kan hun reputatie niet meer stuk. Ze zijn de kampioenen van het Vlaamse interieurtextiel en goed voor een kwart van de toegevoegde waarde van ’s lands textielbedrijf. De fabrieken langs de E17 – de Carpet Road – vertegenwoordigen de helft van de Europese tapijtproductie. Die kleine Vlaamse benedenhoek is, na de Verenigde Staten, de tweede tapijtproducent van de wereld. Per jaar rollen 500 miljoen vierkante meter tapijt uit de machines. Daarmee zouden ze hun regio, van Waregem over Deerlijk tot Kortrijk, kunnen bedekken.

Ruim 90 procent van de tapijten gaat naar het buitenland. De landen van Oost-Europa leveren interessante nieuwe markten. De sterke dollar – of andersom: de zwakke euro – heeft de concurrentiekracht aanzienlijk verbeterd. Zegt Quix: ‘Een hoog genoteerde dollar blijft voor ons een zegen. Wij hopen dat hij nog een tijdje boven de veertig frank blijft zweven.’

PRONKEN IN AMERIKA

Deze week staan Belgische bedrijven te pronken op Techtextil North America in Atlanta in de Verenigde Staten. Ze hebben hun stek in het technisch textiel veroverd. Niet alleen de productiemethoden zijn state of the art, de producten zelf worden steeds meer hightech. Wat velen vandaag produceren, lijkt in weinig op wat in het gewone taalgebruik onder textiel wordt verstaan.

Technisch textiel, dat is kunstgras van Lano (Harelbeke), weefsel voor wortelkluitverpakking van La Zeloise (Zele), gebreid doek voor water-, wegen- en bodemwerken van Bonar Technical Fabrics (Zele), zonneweringen van Helioscreen (Lokeren), stof voor veiligheidsgordels van Ieperband (Ieper), chirurgische stoffen van Vetex (Kortrijk), isolatielagen voor autohemels van Libeltex (Meulebeke), brandwerende zetelbekleding voor vliegtuigen en schepen van Depraetere Industries (Ingooigem), kogel- en scherfwerende stoffen van Wittock Industry (Temse), het glasvezeldoek voor chips van CS Interglas (Batisse), piepkleine stukjes, maar er worden ontelbaar veel chips geproduceerd. En natuurlijk nog veel andere toepassingen. De catalogus voor de beurs in Atlanta vermeldt een tweehonderdtal producten, verdeeld over tien productgroepen.

‘Technisch textiel biedt een textieloplossing voor nieuwe maatschappelijke bekommernissen’, leert Jean-Michel Mollo, de specialist ter zake van de werkgeversvereniging Febeltex. Ter bescherming van het milieu dus, met drainagedoek voor de sanering van afvalstorten en ander geotextiel in de waterzuiveringsinstallaties. Dertig jaar geleden was de airbag in de auto onbestaande, nu produceren textielbedrijven enorme volumes stoffen voor die luchtzakken die standaard ingebouwd worden. Veiligheid is een nieuwe maatschappelijke prioriteit. Textielfabrieken produceren brandwerende, lekkendichtende, olieafstotende of zuurverhinderende weefsels. Comfort ook: het antistresslaken op de operatietafel verhoogt het comfort van de zieke. Ze gaan wel heel ver, die textielfabrikanten. Koeien die rusten op speciale staldoeken produceren melk van betere kwaliteit.

TEXTIEL ONTDEKT CHEMIE

De productiehallen van technisch textiel hebben een heel andere look dan doorsnee-textielfabrieken. Geen getouwen staan er, wel enorme computergestuurde productie-installaties. Het gaat om een zeer kapitaalintensieve business. Veelal bevindt ze zich in de schemerzone tussen textiel en chemie. Bij extrusie veranderen chemische korrels, polyester of zo, via smelting en pressing door een blok, in continugaren, gespind en getwijnd. Coating is niets anders dan het bekleden van een textieldoek met een laag chemische middelen, om het speciale eigenschappen te geven.

Geavanceerde machines laten de vezels in mekaar vallen, wat een soort watten doek geeft, dat soms wordt gelijmd of door vernaalding in mekaar geduwd. Het kan heel dik zijn, of zo dun als een gaas. Luiers en incontinentieproducten zijn allemaal niet-geweven. Onderzoek en ontwikkeling is vanzelfsprekend de basis van dit hightechtextiel.

Vlaanderen staat sterk in hygiënisch en medisch textiel. Een bedrijf als Ontex uit Buggenhout is Europees eersterangsspeler op de markt van luiers. Anderen produceren stoffen voor chirurgenpakken, kiemvrij. Vanuit het bescheiden Aardooie is Sioen wereldleider in de nichemarkt van beschermkledij, gecoate stoffen voor de kleding van brandweerlui, politieagenten, labmensen of arbeiders aan de hete staalovens.

De transportsector is een stevige markt. Auto’s en vliegtuigen zijn met textiel bekleed. Bexco in Hamme produceert textielkabels voor de scheepvaart en de off-shore. Op de olieboorplatformen in zee hebben ze ontdekt dat die kabels voor de verankering sterker en veiliger zijn dan de staalkabels die roesten en al eens onder hun eigen gewicht breken. Dat textielkabels ook liften ophalen en neerlaten is in vergelijking daarmee een kleinigheid.

In Moeskroen is technisch textielproducent Wollux alleen nog met vlaggen bezig. Het bedrijf was vroeger bekend voor zijn wollen sjaals en daarna voor bedrukte weefsels. Het ontdekte een jaar of drie geleden het gat in de markt. Grote aantallen leveren de machines af, publicitaire vlaggen, vlaggen voor de wereldbeker, vlaggen ter gelegenheid van de 700ste verjaardag van de familie Grimaldi in Monaco en de vlaggen met de officiële foto van Filip en Mathilde. In Europa kan alleen Wollux de vierkleurenbewerkingen aan.

SNELLER DAN DE MARKT

Febeltex-man Jean-Marie Mollo telde na dat 130 ondernemingen actief zijn in het technisch textiel. Vaak zijn het gemengde ondernemingen, die ook activiteiten hebben in interieur- of kledingtextiel. Maar tweederde van hen zit uitsluitend in de technische producten. Het is een jonge activiteitentak, in de jongste twintig jaar gebouwd op Vlaanderens textielervaring.

In korte tijd groeide de omzet van de subsector tot 50 miljard frank, een vijfde van de hele textielomzet. Ook de werkgelegenheid groeit sneller dan die van de globale sector, met 50 procent in zes jaar tot vandaag 9000 medewerkers – 45.000 voor de hele textielsector. Het technisch textiel is weinig afhankelijk van de concurrentie, zeker de lagelonenlanden zijn geen mededingers op die hoogtechnologische markten. Duitsland daarentegen is een geduchte Europese tegenspeler. De commerciële relaties verschillen van die in de traditionele productie. Het gaat meestal om nicheproducten, gemaakt op maat van de klant, wat tot langdurig partnerschap aanleiding geeft.

Febeltex rekent met een zeer groot groeipotentieel. Oost-Europa en de ontwikkelingslanden plannen enorme infrastructuurwerken, nieuwe autowegen, vliegvelden, havens. Dat alleen al belooft een florissante toekomst voor het geotextiel. Doeken onder de wegen en startbanen, die de stabiliteit waarborgen en breuken voorkomen, technisch textiel voor de dijkbescherming.

‘Ten opzichte van de markt zijn de Belgische producenten van technisch textiel superperformant’ weet manager Jean-Michel Mollo van Febeltex. ‘Zij groeien met een grotere snelheid dan de markten, zeven tot acht procent per jaar tegenover een marktgroei van vier tot vijf procent. Dat betekent dat zij marktaandelen winnen op de buitenlandse concurrenten.’

Het geklaag en gejammer in de textiel, ooit naast kolen en staal dé noodlijdende nationale sector, is voltooid verleden tijd. Febeltex-topman Fa Quix: ‘Onterecht bekijken sommigen ons nog als oude economie. Zij associëren textiel met de confectie, met ateliers met stiksters en naaisters en bedrijven die delokaliseren naar lagelonenlanden. Daar hebben wij niets mee te maken. De textiel is een moderne industrie, die veel investeert in onderzoek en ontwikkeling en steeds hoger gekwalificeerde medewerkers aantrekt. Het technisch textiel bewijst dat wij volledig zijn ingeschakeld in de kenniseconomie.’

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content