Programmamaker Jan Leyers peilde in acht wereldsteden de stemming aan weerszijden van de kloof tussen arm en rijk. Het resultaat is al enige tijd te zien op Canvas. Maar wat stak hij er zelf van op? Een gesprek over protesteren zonder plan, de cool van arme Amerikanen, en het belang van een beetje oudemannenpis.

De tas van filosoof-muzikant-programmamaker Jan Leyers (55) is er nog altijd. Het attribuut van stevig canvas kwam al geregeld in beeld in De weg naar Mekka (2006), zijn trektocht door islamitische landen, en in De weg naar het Avondland (2010), waarin hij zijn DNA-spoor volgde van Ethiopië naar Antwerpen. Ook in de nieuwe reeks Arm & Rijk, waarin hij acht wereldsteden bezoekt, heeft hij ‘m – zij het kort – om de schouder.

Dat komt hierdoor: Leyers is homo non consumens. Never change a winning tas. Onverslijtbaar en praktisch, veel aparte vakken met eigen rits. In Eilat mikte een mooie dienster er een kop koffie overheen. Hij heeft de tas in de douche uitgespoeld, te drogen gehangen en zie: de volgende ochtend weer als nieuw. Bij hem moet iets uit elkaar vallen voordat hij het vernieuwt. Het zit in de familie. Bij zijn oma stond een kinderstoel waar haar grootmoeder nog in had gezeten.

Niet dat hij in Arm & Rijk de soberheid wil propageren. Leyers had voor zijn huidige programma een ander doel voor ogen: de stemming peilen aan weerszijden van de kloof, en dat in Berlijn, Dubai, Johannesburg, Havana, Los Angeles, New Delhi, Peking en São Paulo.

Leyers: ‘We wilden de mensen daar een stem geven, in hun hoofd en hart kijken. Wat zijn hun dromen? Hun frustraties? Wat betekent het om nu een have of een have-not te zijn? Maar pas op: ik wil niet mobiliseren of barricaderig zijn. Het moet niet zijn: zien jullie dit wel, vanaf jullie comfortabele bank? Nee, het is: Jan Leyers praat met mensen en doet daar zo waarachtig mogelijk verslag van.’ Hij trok per metropool zo’n tien dagen uit. Wat stak hij ervan op?

‘De kloof tussen arm en rijk wordt veel meer als onrechtvaardig ervaren dan vroeger. Dat heeft onder meer te maken met transparantie. Je weet intussen wat de ander krijgt. Wist jij vroeger wat Johan Cruijff en The Rolling Stones verdienden? Google nu op beroemden en het wemelt van de hits over hun inkomsten. Sponsorcontracten, platendeals, opbrengsten van tournees. Geld is de maatstaf der dingen geworden. Wat brengt het op? Verdien ik wel genoeg? Het is het perfecte recept voor onvrede. Ik proefde de agressie erover vooral in Johannesburg. Een man daar zei: “Pas op, de armen zullen niet arm hun graf ingaan. Bereid je maar voor.” In São Paulo zijn er driehonderd gewapende overvallen per dag. Veel is drugsgerelateerd, maar het is ook: ik heb niets, dan pak ik het maar. Het thema stond ook centraal in de State of the Union van Barack Obama, in januari: we moeten de sociale mobiliteit weer herstellen. Het hangt in de lucht.

‘De onvrede richt zich niet alleen op de rijken. In Diepsloot, een township bij Johannesburg, neemt het ook de gedaante van racisme aan. De animositeit tussen zwarten onderling is te vergelijken met die tussen blank en zwart. De Zimbabwanen zijn het mikpunt. Volgens de zwarte Zuid-Afrikanen stinken die en zijn ze allemaal crimineel. In Berlijn hoor je ook ergernis over buitenlanders, maar daar speelt de kleur geen rol, het draait om de centen. Dit is het gevoel: ik werk me een slag in de rondte en kan nog nauwelijks de huur betalen, en dan komt er iemand van elders aanlopen en die wordt gelijk in de watten gelegd.

‘Wat me opviel is dat in al die steden waar je de onvrede voelt, een ideologie ontbreekt. Vroeger waren er maoïsten, trotskisten, je had de bevrijdingstheologie. Maar nu? De indignado’s, de Occupybeweging, het zijn vooral uitingen van ongenoegen. Er is geen plan. Geen doel. Er is een wet in het theater: if it’s not on the page, it’s not on the stage. Reken er maar niet op dat er zonder scenario iets tot stand komt. Over de oude linkse recepten hangt een stigma, die zijn niet geloofwaardig meer. Aan de andere kant van het spectrum is de economie van het laisser faire. En dat is zeker geen oplossing, het is juist de oorzaak van al dat protest. Maar ertussen zit ook niets meer, lijkt het wel.’

‘Rijkdom unificeert. Weinig leidt tot zo veel vereniging als veel geld. Rijken kopen overal dezelfde auto’s, smartphones en handtassen, ze shoppen in dezelfde winkels. Ik had nog een romantische hoop op Indiase figuren uit de bovenklasse op olifanten, met waaiers en struisvogelveren. Vergeet het. Overal is het de wereld van Rolex en Louis Vuitton.’

‘Armoe en rijkdom zijn betrekkelijke begrippen. Met de aantekening dat er wel een ondergrens is, en een bovengrens. Als je onder een brug woont, dan ben je echt arm. Als je een eiland kunt kopen, dan ben je zeker rijk. Maar daartussen is het vooral een gevoel. Dat wordt bepaald door wat je om je heen ziet. Ga ik in de vakantie twee weken naar zee, en de buren drie weken naar de Maldiven? Pijnlijk. Mijn grootmoeder waarschuwde altijd: als je gaat vergelijken, eindig je altijd ongelukkig.

‘In Dubai vind je een heel leger aan Bengalezen, Sri Lankanen, Indiërs, Pakistanen, van wie de meesten in de bouw werken. Ze wonen in golfplaten hutten, het is er soms 50 graden. Slavenarbeid, zou je zeggen. Maar arm voelen ze zich niet. Ze zijn heel blij dat ze daar het drievoudige verdienen van de lonen in hun thuisland. Ik sprak ze op het strand, op hun vrije dag, een aantal werkt er al zestien jaar. Natuurlijk verdienen ze niets in vergelijking met de Emirati. Maar is dat hier zo anders? Hoeveel ontvangt de vakkenvuller? En de keukenhulp die bij McDonald’s het zout op de frieten schudt? Vergelijk dat eens met hun ceo’s.’

‘Je treft ook berusting aan. In New Delhi heb je daklozen die midden op een rotonde verblijven. Hun kinderen worden voortdurend aangereden tijdens het bedelen tussen de auto’s. Ze zijn gelovig, ze hebben een tempeltje uit hun dorp bij zich. Ik vroeg hoe ze erover dachten dat hun godheid ze op deze vluchtheuvel had geplant. Het antwoord luidde: “Dat is zijn beslissing. Misschien wordt het beter in een volgend leven.” Het was geen vrolijke boel, maar wrok ontbrak.

‘Het geloof maakt je niet altijd lankmoedig. Ook in New Delhi niet. We zijn terechtgekomen in een kamp van goudzevers. Die mannen duiken ’s nachts het riool in bij Karol Bagh, een wijk vol juweliers en ateliers waar sieraden worden gemaakt. In die derrie gaan ze op zoek naar goudvijlsel. Met behulp van kwik en verhitting wordt dat eruit gehaald, ze halen net een halve gram per dag. Beestenwerk. Daar vind je wel bitterheid over het leven. Het is uitzichtloos.

‘De notie van arm en rijk zit ook in de blik waarmee je zelf kijkt. In Los Angeles ontmoette ik een gezin dat alles kwijt was. Ze woonden in hun auto. Het was schrijnend. Maar het gekke is dat ik in Amerika overal de film en de muziek voel. Je kunt de goorste negorij zien en toch denken: hier gaat straks vast iets heel cools gebeuren. Of er klinkt een mooi lickje van Ry Cooder. Bij de goudzevers in New Delhi weet je zeker dat iets cools er niet in zit.

‘In India trof ik ook de meest exorbitante rijkdom op mijn reizen aan. Ik was te gast op een huwelijksfeest, waar ooms met elkaar bespraken hoeveel miljoenen de bruiloft had gekost. Drie miljoen dollar? Nee, meer. Er was een paleis nagebouwd van een halve hectare, een buffet dat die halve hectare rondliep, duizend gasten, twaalf orkesten. Nee, dat vond ik niet afstotend. Ik ben niet zo vingerwijzend moralistisch. Ik zeg niet: weten jullie wel dat er goudzevers in jullie stad wonen? Wij kopen ook T-shirts van anderhalve euro, waarvan we weten dat ze onder erbarmelijke omstandigheden in Bangladesh zijn gemaakt, we betalen er ook liever niet 19 euro voor als ze maar made in Belgium zijn. Ik hoed mij voor te gemakkelijke verontwaardiging.’

‘Dit wil ik zeker gezegd hebben: de mens is van nature niet geneigd tot herverdeling. In Havana wilden we een beroemde zangeres en actrice spreken. Ze vroeg 250 euro. In principe betalen we nooit, maar we wilden haar absoluut hebben. Enkele dagen later waren we een halve dag bezig met iemand die onder een brug woont. Iemand van ons zei: moeten we die ook niet wat geven, dan? Niemand zei: ook 250 euro. Nee, 25 euro, dat is genoeg. Het zal wel te maken hebben met de aanname dat die persoon er niet verstandig mee om zal springen, dat het bedrag toch maar wordt opgezopen. De natuurlijke reactie is kennelijk: status bestendigen. Tot herverdeling zul je je moeten dwingen.’

‘Arme mensen zijn vriendelijker en gastvrijer dan rijke mensen. Het is een cliché natuurlijk, maar je ontdekt tijdens reizen wel vaker dat zeker de helft van alle vooroordelen klopt. Rijke personen eisen de regie op. Oké, wat wil je? Wat is je plan? Hoeveel tijd heb je nodig? In het begin dacht ik wat mismoedig: zo word je dus als je rijk bent. Nu denk ik: nee, je wordt rijk omdat je zo bent. Er is geen tijd te verliezen. Je wordt rijk door een tikkeltje onaangenaam te zijn. Gezelligheid is geen prioriteit. Ze zijn ook meer op hun hoede, uit angst iets te verliezen. Een arme sloeber heeft dat niet. Je loopt zo met hem zijn huis binnen, de thee staat klaar. Er is niets om te beschermen. En er is tijd zat. De arme hoeft nooit naar een vergadering.’

‘Het moet mogelijk zijn de verschillen tussen arm en rijk niet te groot te laten worden. In Cuba wilde ik graag peilen hoe mensen zich voelen in een land waar dat verschil officieel is afgeschaft. Het wordt losser, nu Raúl Castro het van zijn broer Fidel heeft overgenomen. Je mag nu een zaak beginnen en personeel hebben. De verschillen gaan nu ontstaan. In Havana zag ik een man in een stoel zitten voor zo’n oud vervallen koloniaal huis. Daarnaast, voor eenzelfde huis, zat een vrouw. Maar zij had een thermoskan naast zich staan met een bordje: Café Cubano, vier centavo’s. Over een jaar heeft ze misschien een tafeltje, over twee jaar mogelijk een koffiehuisje. Aan verschil is niet te ontkomen. De ene is nu eenmaal slimmer, handiger, gewiekster dan de andere. Je wordt geboren met een bepaalde drive, een fysiek, een karakter. Ik heb aan Cubaanse economen gevraagd of dit het einde van de revolutie is. Een van hen zei: “We hebben ingezien dat volledige gelijkheid niet functioneert. Alleen moeten we erop toezien dat het onderscheid beperkt blijft.” Cuba is een nog interessanter experiment aan het worden dan het al was.

‘Ik denk dat een goed evenwicht dateert uit wat de Fransen Les Trente Glorieuses noemen, de periode na de oorlog tot het begin van de jaren zeventig. Ik noem het voorbeeld van mijn oom zaliger, die in die periode de verantwoordelijkheid had voor een gezin met vijf kinderen. Hij was regent. Het was een bescheiden inkomen, maar al zijn kinderen hebben gestudeerd, hij heeft zelf een huis gebouwd, elk jaar gingen ze op vakantie naar zee, ze hadden een auto, zij het een tweedehands. Dat zijn toch behoorlijk goede omstandigheden, lijkt me. Mark Eyskens waarschuwde in volle eurocrisis in de krant dat we zonder ingrijpen in één klap op het welvaartspeil van vijftien jaar geleden zouden belanden. Ik dacht: 1997, wat was er toen zo beroerd?’

‘Te weinig geld maakt ongelukkig, te veel geld ook. Als je geluk afhangt van je geld, is het geen echt geluk voor mij. Maar ik geef toe: dat begint wel vanaf een zeker welvaartsniveau. Ik stond ooit in een Afar-dorp in Ethiopië en ik vroeg of ze een woord hadden voor geluk. Dat hadden ze: rufa. Het betekent: meer geiten.

‘Ik liep door zo’n compound voor rijken in São Paulo. Die wereld leek een decor, ik waande me in The Truman Show. Ik zeg in alle oprechtheid: je zou me erger straffen door me daar te laten wonen dan in een huis – van steen, dat zeg ik er wel bij – in de favela. In zo’n reservaat is de toekomst doodgemaakt, in de favela is nog iets van perspectief. Daar kan het wat beter worden. In zo’n gated community is verbetering hooguit een bewaker extra bij de poort, of nieuwe camera’s. De enige echte verbetering zou zijn: zorg dat die muren niet meer nodig zijn. Maar daar houdt niemand zich mee bezig.’

‘Interviewen op locatie doe ik liever dan interviewen in de studio. De gereedschapskist is rijker gevuld. Het is prettig het ene moment in de favela te staan en de week daarop tussen demonstrerende extreemrechtse NPD’ers in Berlijn. Als ik terugkeer uit Johannesburg, heb ik 50 uur tape. Je komt met alle soorten mensen in gesprek. Ik vind het reizen ook prettig. Op tournee met de band, zo voelt het. Let’s take the city. In een talkshow zit je aan tafel of op een bank, of hoe de decorbouwer het ook heeft gedacht, en je spreekt alleen met mensen die interessant heten te zijn.’

‘Zou ik Zomergasten opnieuw doen? Dat lijkt me totaal hypothetisch – het gebeurt de laatste jaren nooit. Als de gelegenheid zich zou voordoen, zou ik het allemaal wat informeler willen maken, zoals vroeger. Oostblokkerig. Nu is het glossy, je zit een beetje in een showdecor. Daardoor wordt het door makers en kijkers misschien te serieus genomen. Gasten zouden zich meer op hun gemak voelen als het wat slonziger oogt. Denk aan wat producer Quincy Jones ooit zei over muziek: “Ja, alles moet zo perfect mogelijk klinken. En daarna: throw some old folks’ pee on it.” Ik zou wat meer de sfeer van de favela in de studio willen.’

DOOR ROB GOLLIN, FOTO’S DANIEL COHEN/DE VOLKSKRANT

‘We weten nu wat de ander krijgt. Wist jij vroeger wat The Rolling Stones verdienden? Het is het perfecte recept voor onvrede.’

‘Je wordt rijk door een tikkeltje onaangenaam te zijn. Gezelligheid is geen prioriteit’

‘Als je onder een brug woont, dan ben je echt arm. Als je een eiland kunt kopen, dan ben je zeker rijk. Maar daartussen is het vooral een gevoel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content