Ook dit jaar relativeert het Vlerick Research Center voor Marketing en Informatietechnologie de opmars van de nieuwe electronische media.

Iedereen weet het of voelt het onbewust aan, maar ziet het graag nog eens statistisch bevestigd : de nieuwe telefoon-, televisie- en computermedia zijn nog niet gebruiksvriendelijk genoeg om een groter aantal consumenten aan te spreken. Zolang er veel letter-, cijfer- en codetoetsen moeten ingedrukt worden, blijft de argwaan groot. En toch veroveren nieuwe elektronische media geleidelijk hun plaats in de Belgische gezinnen. Dit bewijst de enquête van het Research Center voor Marketing en Informatietechnologie, die nu al voor de tweede keer (december 1995 ; december 1996) de houding van de zogenaamde residentiële consument tegenover die media onderzocht.

Dit Research Center is een van de onderzoekscentra binnen de Vlerick School voor Management (Universiteit Gent) en wordt gefinancierd door de Franse telecommunicatiereus Alcatel Bell, ’s lands telefoonmaatschappij Belgacom, de NCMV-studiedienst CIP-Unilec, de Electrabel-holding, de Kredietbank, het productiehuis MCS, Filmnet-Multichoice, het reclamebureau Ogilvy & Mather Direct, de uitgeverij Roularta Media, de Duitse elektronicagigant Siemens Nixdorf Group, softwareproducent Unisys en de Vlaamse Televisie Maatschappij (VTM). Tijdens het onderzoek werden 1.032 proefpersonen in heel België, na een voorafgaandelijk telefonisch contact, schriftelijk bevraagd. De gedetailleerde resultaten blijven uitsluitend voor hogervermelde partners en voor eigen gebruik bestemd. De krachtlijnen van het onderzoek leren evenwel dat de weg naar de huiskamer langer is dan verwacht. Precies wegens de argwaan ten overstaan van nieuwe communicatiesnufjes, werd bij de elektronisch interactieve consument gradueel gepeild naar de wijze waarop hij achtereenvolgens met de telefoon, de televisie, de computer en uiteindelijk met Internet omspringt.

HET ENTHOUSIASME WORDT OVERSCHAT

?De consument kiest nog altijd de laagste drempel, al is die wellicht de springplank om mettertijd naar een gesofistikeerder toestel te grijpen,? zegt Walter Verrijcken, directeur bij Roularta en titularis van het Research Center voor Marketing en Informatietechnologie. ?Zo verwachten wij dat het succes van de draadloze huistelefoon de vraag naar de alombereikbaarheid van de GSM verder zal stimuleren. Dat de call and win-oproepen tijdens sommige televisieprogramma’s op termijn tot andere audiotextoepassingen zullen leiden. En dat ook het zogeheten off line raadplegen van een cd-rom op een multimediacomputer de gebruiker ertoe zal aanzetten gelijkaardige gegevens ook eens on line, zeg maar via Internet en dergelijke, op te zoeken. De resultaten van ons jongste onderzoek bewijzen echter andermaal dat de weg lang zal zijn.?

Verrijcken wijst er ook op hoe sommigen het enthousiasme van de consument voor bepaalde nieuwigheden overschatten : ?Toen wij in oktober 1995 het Research Center en onze eerste enquête opstartten, dachten velen dat de Belg zat te wachten om thuis, via de televisie, te kunnen teleshoppen of dat diezelfde Belg op onverschillig welk ogenblik, via de kabel, zijn video-op-aanvraag rechtstreeks thuis wou krijgen. Nu zien wij dat de interesse voor dergelijke diensten niet zo groot is : als wij de Belgen vragen of teleshoppen belangrijk is, vindt slechts drie procent van wel. Betaaltelevisie gaat er zelfs lichtjes op achteruit.?

Opmerkelijk zijn voorts enkele verschillen tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Zo gebruiken vooral Franstaligen en dan nog de Brusselaars een antwoordapparaat. En slaat Canal+ in het Franstalig landsgedeelte voorlopig meer aan dan Filmnet in Vlaanderen.

En Internet in dit alles ? Het aantal Belgen dat er weet van heeft, is fors toegenomen, maar niet de aansluitingen. Beweerd wordt dat ongeveer 300.000 Belgen op Internet aangesloten zijn. Slechts 40 procent echter heeft een aansluiting thuis. Volgens een recent Datamonitor-onderzoek vinden de on line-aansluitingen van privé-netwerken in België maar moeilijk ingang. Met een zogeheten penetratiegraad van 1,1 procent bengelt ons land achter Zweden, Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland en Frankrijk. Wij doen het alleen beter dan Spanje en Italië. En willicht zal het Spaans als wereldtaal daar weldra voor een doorbraak zorgen.

F.D.M.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content