Het levensverhaal van de Oudenaardse junkdichter Jotie T’Hooft (1956 – 1977) blijft een van de meest intrigerende en tegelijk intrieste uit de Nederlandstalige literatuur. Op de Internationale Antiquarenbeurs in Mechelen doken unieke foto’s en documenten van de dichter op. T’ Hoofts erfgenamen zijn het evenwel grondig oneens over de verkoop.

Jotie T’Hooft was een literaire belofte zoals Vlaanderen er maar weinig heeft gekend. Minstens evenveel als zijn aanzienlijke talent heeft ook zijn fysieke aantrekkingskracht bijgedragen tot het succes, naast het feit dat hij zich in de nacht van 5 op 6 oktober 1977 met een overdosis cocaïne de eeuwigheid heeft ingespoten. Hij was toen amper 21. Tot vandaag blijft T’Hooft een cultfiguur, die verafgood wordt door een publiek van voornamelijk zoekende tieners en dwalende twens.

‘Een unieke collectie handschriften, tekeningen, boeken, foto’s en personalia uit de nalatenschap van de dichter.’ Zo worden de documenten die het antiquariaat Demian aanbiedt in de folder omschreven. Bij het doornemen van het materiaal, in de Antwerpse Wolstraat, blijkt dat geen grootspraak te zijn. In het lot zitten bijvoorbeeld de originelen van tien gedichten die T’Hooft, vlak voor hij in Brugge zelfmoord ging plegen, in een ‘laatste creatieve explosie’ heeft geschreven. Ze werden aangetroffen in zijn laatste huis in Sint-Agatha-Berchem. ‘Waaiervormig op de schoorsteenmantel uitgespreid’, zoals de legende het wil. Materiaal, zoveel is zeker, dat elke T’Hooft-adept kippenvel zal bezorgen. Nu te koop voor 3500 klinkende euro’s. In een ander lot, begroot op 6000 euro, zit een album met persoonlijke foto’s waarvan er veel niet eerder werden afgedrukt. Ze tonen de dichter in een ongebruikelijk huiselijke omgeving, op een paar ervan zelfs helemaal naakt. De vage contouren des dichters geslacht doen een extra reden vermoeden waarom hij bij de vrouwen zo populair was. Tot datzelfde lot behoort ook een intrigerende tekening die T’Hooft in de Rijkswachtkazerne maakte, toen hij bij een grootscheepse drugsrazzia in Oudenaarde opgepakt werd. Schrijnend is ook T’Hoofts identiteitskaart, waarop naast de bekende foto met zijn engelengezicht, zijn beroemd geworden krabbel en zijn wat raar aandoende beroep (‘handelsbediende’) een brute administratieve vermelding staat: ‘+ Brugge 6/10/77’.

Daarnaast zitten er in de collectie veel ongepubliceerde gedichten en aanzetten tot verhalen, zoals ‘Het speelgoedpistool’ (100 euro). Een uniek exemplaar van Junkieverdriet, Joties eerste bundel, met handgeschreven opdracht én vermelding van zijn inspiratiebronnen, kan voor 1200 euro van eigenaar veranderen. Belangrijk materiaal, zoveel is zeker. Niet alleen voor mythezoekers en liefhebbers van parafernalia maar ook voor wie ooit T’Hoofts leven en werk wil bestuderen. De handgeschreven versie van de laatste gedichten wijkt bijvoorbeeld geregeld af van wat na T’Hoofts dood in druk is verschenen.

Antiquaar René Franken rea-geert aanvankelijk wat achterdochtig op de vraag waar al dat unieke gerief dan wel vandaan mag komen. Na enig aandringen geeft hij toe dat ze van Julien Weverbergh afkomstig zijn, Joties schoonvader die destijds als directeur bij Manteau ook zijn uitgever was.

‘Ik ben nu eenmaal een verzamelaar’, zegt Julien Weverbergh als ik hem daarover aan de tand ga voelen. ‘Ik denk dat er ongeveer geen enkele Vlaamse schrijver is waar ik niet iets van heb. Jotie wist dat ook. Vandaar dat hij me af en toe iets in handen speelde waarvan hij dacht dat het mij misschien wel zou interesseren voor mijn collectie. Op het einde van zijn leven, toen hij van mijn dochter wilde scheiden, heeft hij mij nog een heleboel dingen gegeven. Hij wilde toen trouwens ook stoppen met schrijven. “Hier, pak maar,” zei hij. “Dat is hier toch het einde van een leven. ” Wist ik toen veel dat hij van plan was om zelfmoord te plegen. Dat heb ik daar niet onder verstaan.’

Nu hij 75 is, wil Julien Weverbergh stilaan zijn archief van de hand doen, ’tegen dat hij sterft’. Het idee voor de verkoop van de T’Hooft-spullen kwam volgens hem toevallig, tijdens een gesprek met het antiquariaat. ‘Toen René hier kwam, heb ik hem eens gevraagd of hij dat de moeite vond om te verkopen. Ik dacht dat er misschien wel een 200.000 à 300.000 frank zou inzitten. Tot mijn verbazing schatte René het op veel meer, wel 32.000 euro. Het liefst zouden we het en bloc verkopen, alles samen dus.’

Kapitalistische wereld

‘Dat zijn wel mijn spullen die mijn vader onder mijn gat wil verkopen’, zegt Joties weduwe Ingrid slagvaardig aan de telefoon. ‘Dingen die ik lang geleden bij hem in bewaring heb gegeven, omdat ik daar toen ziek van werd. Ingrid en Jotie in Adams- en Evakostuum… het kan wel zijn dat mijn vader dat in een doos heeft gevonden. Maar daarom moet hij dat toch nog niet verkopen? Hij kon mij dat toch eerst eens gevraagd hebben? Ik heb het verdorie via via moeten vernemen. Elkaars deur platgelopen hebben we nooit gedaan, maar er is toch altijd een band tussen ons geweest. Nu ben ik kwaad. Mijn vader zegt dat hij die dingen al zo lang in zijn bezit heeft dat ze inmiddels zijn eigendom zijn geworden. Ik ben daar nog zo zeker niet van. Volgens mij zijn dat nog altijd mijn spullen. Dat vindt de familie-T’Hooft, met wie ik gisteren nog contact heb gehad, trouwens ook.’

‘Wij steunen Ingrid daarin’, zegt inderdaad Herwig T’Hooft, een van de drie broers van Joties vader Marcel die nog in leven zijn. ‘Zonder een persoonlijke rancune tegen Julien Weverbergh te hebben, vind ik het onkies dat brieven, foto’s enzovoorts zomaar op de markt worden gegooid. Lijkenpikkerij noem ik dat. Munt slaan uit de fans en het succes van Jotie. Geen haar op ons hoofd dat eraan zou denken om ook maar een snipper van hem te verkopen. Ik heb zelfs onmiddellijk mijn advocaat geraadpleegd om te zien of we die verkoop nog konden tegenhouden. Wij vinden dat die dingen naar het AMVC (Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, nvdr) moeten gaan, of naar een soort fonds waar iedereen ze kan raadplegen, bij voorkeur zelfs via internet.’

‘Mocht het AMVC dat kopen, dan zou dat heel iets anders zijn’, vindt ook Ingrid Weverbergh. ‘Daar zou ik weinig moeite mee hebben. Maar als het op de privé-markt terechtkomt, zal het hopeloos versnipperd geraken.’

‘Er zijn contacten met het AMVC geweest’, verdedigt Julien Weverbergh zich. ‘Maar hun interesse bleek aan de magere kant. Ze hebben geen geld, zeggen ze, en dat iets van Claus aan de muur toch meer cachet heeft. Men vindt blijkbaar dat men dat gratis moet krijgen. Daar ga ik dus niet mee akkoord. Je weet hoe onze kapitalistische wereld in elkaar zit: iets heeft maar waarde als er een prijskaartje aan vast hangt. Waarom zouden literaire documenten niet op hun waarde mogen worden geschat? Waarom zou daar geen handel in gedreven mogen worden? Dat draagt bij tot de waarde van het schrijversdom. Dát is de theorie die er bij mij achter zit. Maar dat krijg ik niet verkocht. Ik heb er onlangs nog een discussie over gehad, met mijn schoonzoon Leo (de Haes, met wie Weverberghs andere dochter Veerle getrouwd is – nvdr.). Die vroeg zich ook af waarom dat niet gewoon geschonken kon worden.’

‘We hadden nog maar pas dat proces over de auteursrechten achter de rug’, zucht Herwig T’Hooft mistroostig aan de telefoon. ‘Dat heeft jaren aangesleept, maar nu is er eindelijk een uitspraak: 1/3 voor Ingrid, 1/3 voor de familie van Joties vader en 1/3 voor die van zijn moeder. Net nu we dachten dat er rust zou komen, is de molen weer vertrokken met die vervloekte verkoop. Eigenlijk is alles wat er met Jotie gebeurd is één poel van verdriet geweest voor ons. Wij kunnen dat oeuvre nooit meer los zien van al die miserie daarrond. Zoals Jotie destijds begraven is, zouden we willen dat ook heel die heibel eindelijk toegedekt kan worden.’

Scheermesje

‘Op een dag zal ik weg zijn, en wat dan?’ schreef T’Hooft in een van zijn bekendste gedichten. ‘Verdwenen zonder een teken te geven of te nemen, en het puin dat ik achterlaat is niet langer lachwekkend.’ De woorden krijgen in het licht van de recente gebeurtenissen een ironische klank. Bij het ter perse gaan was nog niet duidelijk hoe het dit unieke stuk nalatenschap van Jotie T’Hooft nu verder zal vergaan. Voorlopig heeft René Franken het bewuste materiaal weer aan Julien Weverbergh terugbezorgd. Die blijft echter vastbesloten om de documenten te verkopen, al staat hij Ingrid wel toe er eerst haar persoonlijke spullen te komen uithalen. Op de Internationale Antiquarenbeurs in Mechelen konden alvast opties op de documenten worden genomen. De volgende weken zal moeten blijken of er belangstelling van overheidswege of van verzamelaars komt.

Gunstig voor de literaire nalatenschap is dat gezeul met uniek materiaal in elk geval niet. Het scheermesje waarmee Jotie zijn eerste zelfmoordpoging beging, en dat hij later nogal macaber in zijn fotoalbum plakte, is volgens René Franken bijvoorbeeld al uit de map gegleden en spoorloos verdwenen.

Jean-Pierre Mulders

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content