Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Met twee aanslagen in drie dagen tijd leek het geweld in Noord-Ierland weer op te flakkeren. Maar de wil om vetes bij te leggen, blijft bestaan.

Het was van de bloedige aanslag op 15 augustus 1998 in Omagh geleden dat het geweld in Noord-Ierland nog voor internationaal voorpaginanieuws zorgde. Toen maakte een bom 29 doden. Bij de aanslagen van 7 en 9 maart kwamen twee Britse soldaten en een Noord-Ierse politieman om het leven. De Britse minister voor Noord-Ierland, Shaun Woodward, weigerde elke vergelijking te maken met de burgeroorlog, die 3700 doden maakte. De Noord-Ieren zelf verzamelden met duizenden voor het stadhuis van Belfast, het Gildenhuis van Derry, het gemeentehuis van Newry – waar meer Ierse vlaggen te zien zijn dan in de hele republiek samen. Protestanten, katholieken, niet-gelovigen. De monden stonden grimmig. Ze verbeten hun woede. ‘Nooit meer’, was het enige wat Peter Bunting van het Ierse Vakverbond kon uitbrengen.

Toch blijft het geweld dagelijkse kost. ‘Een bom van 140 kilogram is net onschadelijk gemaakt, de verwevenheid van drugssmokkel en de oude milities neemt steeds misdadiger vormen aan’, zegt Ierlandkenner Paul Van Cappellen. Splintergroepen van het vroegere Iers Republikeins Leger (IRA) eisten de verantwoordelijkheid op voor de dood van twee jonge soldaten in het graafschap Antrim en de politieman in Craigavon. Ze vechten een inhoudsloze oorlog uit met de ‘Britse bezetter’ voor de aanhechting van de zes Noord-Ierse graafschappen bij de Republiek. Alsof alle Noord-Ieren daarvoor gewonnen zijn. Alsof ze Dublin niet wantrouwen, met zijn weinig verheffende anti-abortuspolitiek, het stroeve gebruik van voorbehoedsmiddelen en de bemoeienis van de katholieke kerk in staatszaken.

De moederorganisatie IRA, die in 2005 de wapens inleverde, was niet mals. Martin McGuinness, ooit IRA-leider van Derry maar nu de constructieve vicepremier van een regering van nationale eenheid, noemde de radicalen onverholen ‘verraders van de Ierse zaak’. De historische leider van de republikeinen, Gerry Adams, klonk even onverbiddelijk. ‘De gewapende strijd was destijds het enige alternatief om verandering af te dwingen. De tijden zijn veranderd. Ik wil nog altijd het einde van de Britse overheersing. Maar een oplossing kan alleen komen door overleg en onderhandeling.’ Adams en McGuinness worden sinds 2006 vanuit hun eigen radicale achterban geregeld met de dood bedreigd.

Het stille straatprotest liet zien dat de overgrote meerderheid van alle Noord-Ieren het krakeel meer dan beu is. De rangen werden gesloten. Voor de betoging gingen Sinn Féin en vertegenwoordigers van de protestantse milities samen zitten om de gemoederen te bedaren. De vier grote kerkgemeenschappen, de Ierse bisschoppen én de zes partijen veroordeelden onvoorwaardelijk het nutteloze geweld. Toch zijn niet alle wonden geheeld. De achterstelling van de katholieken in Noord-Ierland is niet weggeveegd. Maar de wil om de vetes bij te leggen, blijft bestaan. De protestantse first minister Peter Robinson en zijn katholieke adjunct Martin McGuinness stelden hun voorgenomen bezoek aan de Verenigde Staten wel tot tweemaal toe uit, maar ze gingen op 17 maart toch Saint Patrick’s Day vieren in de VS en gingen bij Barack Obama op de koffie.

Lukas De Vos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content